![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Maatschappij en samenleving Dit subforum handelt over zaken die leven binnen de maatschappij en in die zin politiek relevant (geworden) zijn. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#1 |
Minister
|
![]() . De gevolgen: redeneren zonder ratio
Vandaag is de advocaat vaak niet meer dan een retorisch begaafd procedeerder, die zijn gebrek aan logisch vermogen compenseert met theatrale flair. Er is een wijdverspreid onvermogen tot deductief redeneren, tot abstractie, tot structuur. Veel jonge advocaten verwarren correlatie met causaliteit, slagen er niet in om een geldig syllogisme te construeren, of vatten niet dat de contrapositive van een voorwaarde logisch equivalent is. Dit blijkt des te schrijnender in technische dossiers – fiscaal, bouwkundig, medisch – waar mathematisch inzicht cruciaal is. De advocaat begrijpt het dossier niet, of misleidt zichzelf én de rechter via drogredenen, semantische verschuivingen of implicatiefouten. Zoals Cicero reeds waarschuwde in De Oratore (I.10): “Nihil est tam incredibile quod non dicendo fiat probabile.” — “Er is niets zo ongeloofwaardig dat het niet geloofwaardig kan worden door welsprekendheid.” Maar welsprekendheid zonder logica is gevaarlijk: het leidt tot rechtspraak op basis van indrukken in plaats van waarheid. IV. Een pleidooi voor herwaardering: de mathematische advocaat Het is tijd om terug te keren naar een model waarin logisch en wiskundig denken de basis vormt van juridische opleiding. Een advocaat moet geen ingenieur zijn, maar wél kunnen denken als een wiskundige: helder, stapsgewijs, transparant, en controleerbaar. Wij pleiten voor: Een verplichte propedeuse in logica, formele taal en wiskundige structuur (settheorie, propositielogica, kansrekening) voor elke rechtenstudent; Een selectief toegangsexamen met nadruk op analytisch redeneren en abstractievermogen; Hervorming van de balieopleiding met klemtoon op argumentatiestructuur, deductieve geldigheid, en falsificeerbaarheid; Herwaardering van het werk van juristen zoals Leibniz (die droomde van een calculus ratiocinator), Grotius, Pascal en Vico als modelfiguren van de denkende jurist. Zoals Leibniz stelde: “Calculemus!” — “Laten we berekenen!” Dit moet ook het motto zijn van een moderne advocaat: bewijsvoering als een wiskundig afleidingsproces, niet als een retorisch steekspel. V. Slotbeschouwing De advocaat moet opnieuw de hoeder worden van het coherente denken. Wie de wetten wil uitleggen, moet eerst de taal van de rede beheersen. Wie zich niet staande houdt in de exacte disciplines, heeft niets te zoeken in de wereld van het recht. Deze verhandeling is geen nostalgisch pleidooi voor elitarisme, maar een dringende oproep tot intellectuele ernst. Want zonder wiskundige helderheid is het recht stuurloos, en wordt het stuur bediend door wie het hardst roept. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#2 |
Minister
|
![]() VI. Case study: Blaise Pascal en Pierre de Fermat – Advocaten van de rede
1. Blaise Pascal (1623–1662) Pascal studeerde rechten in Clermont op aandringen van zijn vader Étienne, zelf rechter. Hoewel hij nauwelijks de leeftijd van veertig haalde, behoort Pascal tot de grootste denkers van de 17de eeuw. Zijn bijdragen aan de wiskunde (o.a. Pascaldriehoek, kansrekening), natuurkunde (druk, vacuüm), theologie (Pensées) en filosofie (De l’esprit géométrique) tonen een uniek vermogen om rede en geloof, abstractie en ervaring, logica en retoriek te verbinden. In De l’esprit géométrique betoogt hij dat ware overtuigingskracht slechts kan ontstaan wanneer men argumenteert met helder gedefinieerde begrippen en op onwrikbare axioma’s vertrekt: “Définir tout, et ne rien omettre, telle est la règle du géomètre.” Zijn invloed op de bewijsleer in het recht is nauwelijks overschatbaar. De idee dat bewijsvoering niet enkel overtuigend, maar structureel sluitend moet zijn, vindt bij Pascal een voorloper. 2. Pierre de Fermat (1607–1665) Fermat, raadsheer bij het Parlement van Toulouse, verwierf roem door zijn marginale nota in een Latijnse uitgave van Diophantus: “Cuius rei demonstrationem mirabilem sane detexi hanc marginis exiguitas non caperet.” Hoewel zijn ‘laatste stelling’ pas in 1994 werd bewezen door Andrew Wiles, stond Fermat voor een denkmodel waarin juridische redenering een vorm van logische bewijsvoering is. Zijn correspondentie met Pascal over dobbelstenen en kansberekening leidde tot de fundamenten van de probabilistische bewijsleer. In zijn juridische werk als raadsheer verbond Fermat burgerlijke geschillen met abstracte bewijsstructuren. De deductieve strengheid van zijn wiskunde was geen losstaand genie, maar een intellectueel ethos dat ook zijn juridische denken vormde. VII. Vergelijkend recht: toegang tot de balie in Duitsland en Frankrijk 1. Duitsland: de dubbele staats- en balietoets In Duitsland bestaat een tweeledig systeem: het eerste Staatsexamen (na universitaire studie) en het tweede Staatsexamen (na tweejarige Referendariat). Enkel wie beide slaagt, mag advocaat worden (Volljurist). Deze examens testen niet enkel kennis, maar ook logische vaardigheden en schriftelijke coherentie. Abstract juridisch denken, casusanalyse en precisie zijn doorslaggevend. Wie geen mathematisch of logisch denkvermogen heeft, faalt vaak op het eerste examen. 2. Frankrijk: l’École de droit en concours d’élite In Frankrijk bestaat het systeem van de École de droit en École nationale de la magistrature. Voor de topjuridische opleidingen gelden zware ingangsexamens (concours), waarin kennis van filosofie, logica, geschiedenis én abstractie vereist is. In de 19de eeuw werd het baccalauréat ès lettres vaak gecombineerd met een licence ès sciences, waardoor juristen automatisch gevormd werden in exacte disciplines. Het juridische was niet los verkrijgbaar van het mathematische. VIII. Historiek van het ingangsexamen in België Tot het begin van de 20ste eeuw was toegang tot de rechtspraktijk in België afhankelijk van een doctoraat in de rechten, dat zelf voortbouwde op een kandidatuur in wijsbegeerte en letteren. De opleiding omvatte logica, retorica, moraalfilosofie en soms wiskunde. Vanaf 1971 werd het onderwijs democratischer, met invoering van open toegang tot universiteiten. Sindsdien is er geen inhoudelijk ingangsexamen meer voor rechten. Dit leidde tot een instroom van studenten zonder abstract denkvermogen, en een sterke toename van uitval of minimale inzet. Pas sinds kort is er aan KU Leuven en UGent opnieuw sprake van een instaptoets, maar deze is niet bindend. In Romeins recht gold het adagium: Iurisprudentia est divinarum atque humanarum rerum notitia, iusti atque iniusti scientia. – “Rechtsgeleerdheid is de kennis van goddelijke en menselijke zaken, de wetenschap van het rechtvaardige en het onrechtvaardige.” Deze definitie impliceerde een breed intellectueel veld – een integratie van wiskunde, theologie en ethiek. Voetnoten 1. Isidore van Sevilla, Etymologiae, lib. II. 2. Pascal, De l’esprit géométrique, Éd. Brunschvicg (1904), p. 209. 3. Fermat, Oeuvres de Fermat, ed. Tannery (1891), vol. I, p. 337. 4. Leibniz, Nouveaux Essais sur l'entendement humain, IV.17. 5. Cicero, De Oratore, I.10. 6. Codex Justinianus, Dig. I.1.1 (Ulpianus): “Iurisprudentia est divinarum atque humanarum rerum notitia.” 7. Frédéric Audren, Les transformations de l’enseignement du droit en France (1804–2004), Paris: LGDJ, 2004. 8. R. Zimmermann, The German Civil Code and the Legal Tradition, Oxford University Press, 1990. 9. Jan D. Velaers, Het recht en de universiteit, Leuven: Acco, 2005. __________________ Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven Laatst gewijzigd door bedrijven docter : 22 juni 2025 om 10:28. |
![]() |
![]() |