![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Maatschappij en samenleving Dit subforum handelt over zaken die leven binnen de maatschappij en in die zin politiek relevant (geworden) zijn. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#1 |
Minister
|
![]() Gebaseerd op "the joy of abstraction" van Eugenia Cheng nu verkrijgbaar in standaard boekhandel.
Hoofdstuk X – “Ex structurâ ius: Categorietheorie als wapen tegen juridische entropie” > “Ordo et connexio idearum idem est ac ordo et connexio rerum.” – Spinoza, Ethica, I, Axiomata, IV Inleiding In een tijd waarin de juridische praktijk steeds meer onderhevig is aan snelheid, pragmatisme en digitalisering, lijkt het fundamentele vermogen om abstract en structureel te denken in regressie. Deze structurele denkvormen, die ooit aan de basis lagen van de rechtenstudie in haar klassieke vorm – ars logica, ars rhetorica, ars mathematica – hebben plaatsgemaakt voor casusgericht aanleren van wetgeving zonder diepere logische onderbouw. In deze context stelt zich de vraag of een wiskundig abstract kader zoals de categorietheorie een relevante bijdrage kan leveren aan de juridische vorming en praktijk. Het antwoord is ondubbelzinnig positief. --- 1. Categorietheorie in essentie: een taal van relaties Categorietheorie werd in de jaren 1940 ontwikkeld door Samuel Eilenberg en Saunders Mac Lane als een manier om universele structuren en hun onderlinge relaties binnen de wiskunde te beschrijven. In plaats van te focussen op objecten op zich, richt categorietheorie zich op de morfismen — de structuurbehoudende transformaties tussen objecten — en hun compositie. Een categorie bestaat uit: een verzameling objecten, een verzameling morfismen tussen die objecten, een associatieve compositie van morfismen, en identiteitsmorfismen voor elk object. Deze structuur biedt een metaformele taal om verbanden te leggen tussen structuren — exact wat ook het recht voortdurend doet. > “Ex consequentibus ratio colligitur.” – Digesten, 50.17.155 (Uit de gevolgen wordt de redenering afgeleid.) In juridische termen kunnen we objecten beschouwen als juridische begrippen (zoals “contract”, “schuld”, “eigendom”), en morfismen als de juridische regels, interpretaties of vonnissen die deze begrippen transformeren in andere. De combinatie van regels (compositie) volgt strikte regels van logische coherentie. --- 2. Juridisch denken als categorisch denken Het recht is in wezen relationeel. Geen enkele norm heeft betekenis zonder context. Artikel 1134 BW (oude versie) bijvoorbeeld (“alle overeenkomsten strekken partijen tot wet”) betekent niets zonder contract, zonder wederkerigheid, zonder feitelijke uitvoering, zonder sancties bij niet-nakoming. Categorietheorie dwingt de jurist om niet alleen het object te bestuderen, maar ook hoe het zich verhoudt tot andere objecten, binnen welke structuur het leeft, en hoe transformaties (interpretaties, toepassingen, vonnissen) daarop inwerken. Dit kan als volgt gemodelleerd worden: Objecten: rechtsconcepten zoals verplichting, schuld, overmacht Morfismen: juridische transformaties zoals interpretatie, herkwalificatie, analogieredenering Functors: mappings tussen verschillende rechtsdomeinen (bv. strafrecht naar fiscaal recht) Natural transformations: coherente veranderingen in interpretatie binnen een systeem (bv. evolutie in rechtspraak zonder contradictie) > “Lex est ratio summa, insita in natura.” – Cicero, De Legibus, II.5 (De wet is het hoogste verstand, ingebed in de natuur.) --- 3. Toepassingen voor de advocaat a. Bewijsvoering en logische samenhang Categorietheorie maakt de advocaat gevoelig voor compositie en samenhang van argumenten. Elke premisse, elk precedent, is een morfisme in een grotere keten. Fouten in de samenstelling (zoals contradicties, circulaire redeneringen of inconsistent gebruik van definities) worden sneller zichtbaar als men categorisch leert denken. b. Vergelijkend recht en transformatie Via functoren kunnen concepten tussen rechtsdomeinen worden getransformeerd zonder verlies aan structuur. Zo kan de juridische kwalificatie van “fiscale simulatie” in het belastingrecht gemapt worden op bedrog in het strafrecht, met behoud van functionele gelijkenis. Advocaten die meerdere rechtsgebieden beheersen, opereren al intuïtief via deze “functoren”. c. Contractuele structuren en coherentie In het contractenrecht is samenhang tussen clausules van vitaal belang. Categorietheorie leert denken in netwerken van voorwaarden en effecten. Een contract is geen lijst van afzonderlijke bepalingen, maar een gestructureerd systeem met implicaties en restricties. De advocaat die dit begrijpt, bouwt robuustere clausules en anticipeert op zwakke schakels. d. Juridische AI en formalisering In legal tech zijn systemen op basis van categorietheorie in opkomst, net zoals ze dat al jaren zijn in de functionele programmeertalen (zoals Haskell). Ze maken het mogelijk om juridische redenering in machine-consistente vormen te gieten, mits de jurist voldoende abstract kan denken om zijn domein formeel te modelleren. > “Nulla regula sine exceptione.” (Geen regel zonder uitzondering.) Categorietheorie laat uitzonderingen toe mits consistente verwerking — via natuurlijke transformaties of subcategorieën. --- 4. Historische verankering van mathematisch denken in de rechtenstudie Tot de negentiende eeuw werd van rechtenstudenten verwacht dat ze geschoold waren in logica, meetkunde en metafysica. In Leuven, Bologna en Parijs was een initiële opleiding in de artes liberales — inclusief wiskunde en logica — verplicht voorafgaand aan de juridische faculteit. Zoals Pascal en Fermat aantonen, was er een directe verbinding tussen juridisch en mathematisch denken (zie eerder hoofdstuk). Leibniz zelf werkte aan een ars combinatoria juridica waarin juridische geschillen via logische symboliek opgelost konden worden. --- 5. Contra: waarom categorietheorie nauwelijks voorkomt in rechtenfaculteiten Te abstract: categorietheorie vereist een denkniveau dat ver uitstijgt boven het huidige minimum in rechtenopleidingen. Gebrek aan wiskundige vorming bij studenten: een gevolg van het feit dat studenten die niet mee kunnen met wiskunde vaak rechten kiezen. Gebrek aan interdisciplinaire opleiding: rechtenopleidingen zijn zelden geïntegreerd met logica, informatica of wiskunde. > “Qui ignorat rationem legis, difficile est illam recte interpretari.” (Wie de reden van de wet niet kent, zal ze moeilijk juist kunnen interpreteren.) – Ulpianus, Dig. 1.3.18 --- Besluit Categorietheorie is géén niche voor wiskundigen, maar een denkkader voor juristen die structuur zoeken in een steeds complexere rechtswereld. Ze leert de advocaat om redeneringen transparant, modulair en coherent op te bouwen. In een wereld van juridische overbelasting en interpretatiechaos biedt ze niet alleen een vorm van intellectuele ascese, maar een wapen tegen entropie. > “Natura nihil facit frustra.” (De natuur doet niets zonder doel.) – Aristoteles, Physica II.3 — en dat geldt ook voor juridische structuren. ???? Wat is een functor in het recht? Een functor is een structuurbehoudende mapping tussen twee categorieën. In juridische termen: een systematische vertaling van juridische objecten en morfismen (regels, relaties) van het ene rechtsdomein naar het andere, op een manier die interne samenhang bewaart. Formeel (juridisch geïnterpreteerd): Een functor wijst: elk juridisch object toe aan een object elk morfisme toe aan een morfisme zodanig dat: 1. Identiteitsmorfismen bewaard blijven: 2. Compositie bewaard blijft: --- ???? Voorbeeld 1: Functor van Strafrecht naar Fiscaal Recht Object (in C) ? Object (in D) Bedrog ? Simulatieconstructie Valsheid in geschrifte ? Valse facturatie Witwassen ? Verhulling van inkomsten Morfisme Mapping Bedrog ? Aansprakelijkheid ? Valsheid ? Strafrechtelijk onderzoek ? ? Compositie blijft behouden: Als valsheid in geschrifte leidt tot een strafvordering, leidt de fiscale tegenhanger valse facturen tot een ambtshalve aanslag en eventueel een boete. --- ???? Voorbeeld 2: Functor van Arbeidsrecht naar Sociaal Zekerheidsrecht Object (in C) ? Object (in D) Arbeidsovereenkomst ? RSZ-plicht Schijnzelfstandigheid ? Bijdrageontduiking Dienstverband ? Riziv-aansluiting Morfisme Mapping Arbeid ? Loonrecht ? Arbeid ? Ontslag ? ? Behouden structuur: Elke wijziging in de aard van de arbeidsrelatie veroorzaakt automatisch een wijziging in sociaalrechtelijke rechten en verplichtingen. --- ???? Voorbeeld 3: Functor van Burgerlijk recht naar Milieurecht Object (in C) ? Object (in D) Eigendom van grond ? Milieuvergunningsplicht Bouwrecht ? Ruimtelijke ordening Erfdienstbaarheid ? Ecologische corridorplicht Morfisme Mapping Verkoop ? Rechtsoverdracht ? Gebruik ? Schadetoebrenging ? ? Functor toont evolutie van 'absoluut eigendomsrecht' naar 'functioneel eigendom', waarbij civiele rechten vertaald worden naar ecologische plichten. --- ???? Voorbeeld 4: Functor van Nationale rechtspraak naar Europese rechtspraak Object (in C) ? Object (in D) Werkloosheidsuitkering ? Vrij verkeer van werknemers Huurwetgeving ? Non-discriminatie EU-burgers Belastingvoordeel ? Vrijheid van vestiging Morfisme Mapping Nationale interpretatie ? Uitsluiting buitenlanders ? Belastingsvoordeel voor binnenland ? ? Hier toont de functor hoe jurisprudentiële logica in nationale wetgeving structureel wordt herschikt onder Europese normen. --- Samengevat Een juridische functor is dus meer dan een analogie: het is een systematische structurering tussen twee juridische domeinen of systemen, waarbij juridische concepten en hun onderlinge relaties coherent worden overgezet van het ene rechtskader naar het andere. De functor van strafrecht naar fiscaal recht bij ernstige fraudeconstructies Dit voorbeeld is bijzonder relevant voor de verhandeling, gezien de thematiek van ernstige fiscale fraude en het spanningsveld tussen logische redenering en juridische geloofwaardigheid. --- ???? Titel: Van Strafrechtelijke Delicten naar Fiscale Ficties – Een Functoriële Structuur bij Fraudeanalyse --- 1. Inleiding In complexe fraudedossiers ontstaan vaak spanningen tussen strafrechtelijke kwalificaties en fiscale interpretaties. Hoewel beide systemen autonoom oordelen, ontstaat er in de praktijk een systematische overeenkomst in hoe bepaalde gedragingen geherkwalificeerd worden: wat in het strafrecht een misdrijf is, wordt in het fiscaal recht vaak een fictie of indicium. Deze mapping laat zich functorieel beschrijven: als een structuurbehoudende relatie tussen de categorie van strafrechtelijke delicten en de categorie van fiscale ficties en sanctiemechanismen. --- 2. De twee categorieën ???? Categorie : Strafrechtelijke delicten Objecten: gedragingen die strafbaar zijn gesteld (bedrog, valsheid, witwassen...) Morfismen: juridische oordelen, vervolgingen, interpretaties binnen strafrecht ???? Categorie : Fiscale gevolgen en kwalificaties Objecten: fiscale ficties, vermoedens, verwerping van boekhouding, ambtshalve aanslagen Morfismen: belastingadministratieve beslissingen, herkwalificaties, sancties --- 3. De functor De functor vertaalt strafrechtelijke feiten en logica naar hun fiscale tegenhangers, met behoud van structuur: Elk delict krijgt een fiscale pendant. Elke strafrechtelijke redenering wordt weerspiegeld in een fiscale sanctielogica. Strafrechtelijk object ? Fiscaal object Bedrog ? Simulatieconstructie (art. 344 WIB 92) Valsheid in geschrifte ? Valse facturatie (boete en aanslag) Witwassen ? Verhuld inkomen (belastbare basis) Strafrechtelijk morfisme ? Fiscale morphisme Valsheid ? Strafrechtelijke vervolging ? Valse facturen ? Ambtshalve aanslag Bedrog ? Strafsanctie ? Simulatie ? Herkwalificatie + boete --- 4. Voorbeeldcase: De “Spookfactuur”-zaak Feiten (in ): Een boekhouder en zijn cliënt worden vervolgd voor valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken. Facturen worden uitgeschreven voor niet-bestaande prestaties aan een verbonden vennootschap. Strafrechtelijke analyse: ? Het parket vervolgt wegens bedrog en valsheid (art. 193 Sw.). ? Morfisme: gebruik van valse stukken ? strafvordering. Fiscale herkwalificatie via functor : ? De fiscus verwerpt de boekhouding (art. 320 WIB 92). ? Simulatie wordt vermoed (art. 344 §1 WIB 92). ? Ambtshalve aanslag + 50% boete wegens opzettelijke fraude. Functoriële structuur: \text{Valsheid} \xrightarrow{\text{vervolging}} \text{Strafvordering} \\ F(\text{Valsheid}) = \text{Valse facturatie} \xrightarrow{\text{ambtshalve aanslag}} \text{Fiscale sanctie} --- 5. Juridische relevantie van de functor Deze functoriële benadering: verheldert de parallelliteit tussen strafrechtelijke en fiscale constructies; maakt het mogelijk inconsistenties op te sporen, bv. wanneer een delict niet wordt vervolgd, maar toch fiscale gevolgen heeft; verklaart waarom een vrijspraak strafrechtelijk niet noodzakelijk fiscale impunitie oplevert (cf. Cass. 5 okt. 2018, F.17.0022.N). De functor fungeert niet als louter logische overeenkomst, maar organiseert een coherent netwerk van rechtsgevolgen over de grenzen van rechtsdomeinen heen. --- 6. Besluit Door strafrechtelijke en fiscale rechtsstructuren te modelleren als categorieën, en hun verband via een functor te beschrijven, krijgen we grip op hoe juridische systemen systematisch met elkaar corresponderen, ondanks hun autonome aard. Dit structurele inzicht is essentieel bij de analyse van complexe fraudezaken, waarin bewijsvoering vaak gefragmenteerd is over meerdere rechtsdomeinen.--- ???? Titel: Van Arbeidsrechtelijke Kwalificatie naar Sociale Zekerheidsbijdrage – Een Functoriële Structuur bij Schijnzelfstandigheid --- 1. Inleiding In geschillen over arbeidsovereenkomsten speelt de kwalificatie van de arbeidsrelatie een sleutelrol. Wanneer de arbeidsrechtbank een relatie kwalificeert als arbeidsovereenkomst i.p.v. zelfstandige samenwerking, dan heeft dit gevolgen buiten het arbeidsrecht: met name in het sociaal zekerheidsrecht (RSZ, RIZIV, RVA…). We kunnen dit vertalen als een functor: een structuurbehoudende relatie tussen de categorie van arbeidsrechtelijke kwalificaties en de categorie van sociale bijdragen en uitkeringen. --- 2. De twee categorieën ???? Categorie : Arbeidsrechtelijke relaties Objecten: feitelijke arbeidsverhoudingen Morfismen: juridische kwalificaties en uitspraken, zoals “arbeidsovereenkomst”, “gezag”, “ondergeschiktheid” ???? Categorie : Sociale zekerheidsrechtelijke gevolgen Objecten: recht op of plicht tot bijdragen, sociale bescherming, herkwalificaties RSZ Morfismen: besluiten tot regularisatie, invordering van bijdragen, toekenning van rechten --- 3. De functor Deze functor vertaalt arbeidsrechtelijke kwalificaties in hun sociaalrechtelijke gevolgen, met behoud van de juridische structuur: Object ? Werkrelatie met gezag ? RSZ-plicht (volwaardige werknemer) Freelance zonder gezag ? Geen RSZ (zelfstandige regeling) Schijnzelfstandigheid ? Regularisatie + bijdragen met terugwerkende kracht Morfisme ? “Kwalificatie: zelfstandige ? werknemer” ? “RSZ-plicht met retroactiviteit” Arbeidsrechtelijke uitspraak ? Beslissing RSZ + herziening uitkering --- 4. Voorbeeldcase: De “Koerierplatform”-zaak Feiten (in ): Een koerier werkt via een online platform onder voorwaarden die wijzen op gezag (algoritmisch gestuurd, sancties bij weigering van opdrachten, vaste werktijden). Hij is formeel zelfstandig. Arbeidsrechtelijke analyse: ? De arbeidsrechtbank herkwalificeert de relatie als arbeidsovereenkomst. ? Morfisme: zelfstandig statuut ? kwalificatie als werknemer. Sociaalrechtelijke gevolgen via functor : ? De RSZ vordert sociale bijdragen over 3 jaar. ? Het RIZIV erkent het recht op arbeidsongeschiktheid. ? RVA wijzigt het statuut m.b.t. werkloosheidsuitkering. Functoriële structuur: \text{Relatie zonder gezag} \xrightarrow{\text{juridische kwalificatie}} \text{Arbeidsovereenkomst} F(\text{Relatie zonder gezag}) = \text{Geen RSZ-plicht} \xrightarrow{F(\text{kwalificatie})} \text{Bijdrageplicht met terugwerkende kracht} ? --- 5. Juridische en doctrinaire betekenis van de functor Deze functor is cruciaal: Bij coördinatie van sociale inspectiediensten: een vaststelling door de arbeidsauditeur activeert systematisch een bijdragevordering. In geïntegreerde handhavingstrajecten: wetgeving zoals het Programmawetboek voorziet automatische informatiedeling. Bij consistentie van rechtspraak: Cassatie bevestigt dat sociaalrechtelijke gevolgen vaak automatisch volgen uit arbeidsrechtelijke kwalificaties, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald (Cass. 2 april 2012, S.10.0011.F). --- 6. Besluit De functor van arbeidsrecht naar sociaal recht maakt zichtbaar dat het recht intersectoraal redeneert: het statuut dat iemand krijgt binnen het ene rechtsdomein, genereert bijna mechanisch rechtsgevolgen binnen een ander domein. Deze juridische functor is dan ook geen vrijblijvende correspondentie, maar een bindende structuur die garant staat voor coherentie, rechtvaardigheid en voorspelbaarheid binnen de sociale rechtsorde ???? Titel: Van Verbintenis naar Bewijsvoering – Een Functor tussen Burgerlijk Recht en Bewijsrecht --- 1. Inleiding In het burgerlijk recht wordt vaak geoordeeld over het bestaan, de inhoud of de niet-nakoming van een verbintenis. Wat veel minder expliciet gemaakt wordt, is dat elke kwalificatie van een verbintenis automatisch gevolgen heeft voor de bewijsregels die van toepassing zijn (art. 8.4 en 8.9 BW, de “nouvelles preuves”). Deze overgang is structureel en kan beschouwd worden als een functor: hij brengt objecten en morfismen uit de categorie van het verbintenissenrecht over naar het bewijsrecht, met behoud van de structuur van verplichtingen, vorderingen en excepties. --- 2. De twee categorieën ???? Categorie : Verbintenissenrecht Objecten: contractuele of buitencontractuele verbintenissen Morfismen: wijzigingen, niet-nakoming, ontbinding, schadevergoeding ???? Categorie : Bewijsrecht Objecten: toegelaten bewijsmiddelen (geschrift, getuigen, vermoedens, bekentenis…) Morfismen: bewijsopdrachten, omkering bewijslast, verzwaring bewijs --- 3. De functor Deze functor bepaalt op formele wijze welke bewijsregels gelden voor een gegeven verbintenis: Object ? Verbintenis > €3.500 ? Bewijs door geschrift vereist (art. 8.9 BW) Consensueel contract ? Getuigenbewijs mogelijk bij aanvang van bewijs Buitengerechtelijke schuldbekentenis ? Volledig bewijs tenzij betwist met tegenbewijs Morfisme ? Verbintenis wordt ontbonden ? Bewijs van schadeplichtigheid vereist Wijziging van contract ? Nieuwe bewijslast voor gewijzigde modaliteiten --- 4. Voorbeeldcase: Informeel huurcontract Feiten (in ): Een verhuurder beweert dat een mondelinge huurovereenkomst gesloten werd voor €500/maand. De huurder ontkent het bestaan van een overeenkomst en stelt dat hij gratis mocht verblijven. Juridische analyse (verbintenisrecht): ? Er is geen geschreven bewijs van de huurovereenkomst. ? De waarde van de verbintenis (€6.000/jaar) overstijgt de schriftgrens van art. 8.9 BW. Bewijsrechtelijke gevolgen via functor : ? De rechter past art. 8.9 toe: bewijs door getuigen is uitgesloten, tenzij aanvang van bewijs door geschrift. ? De verhuurder verliest de zaak wegens onvoldoende bewijskracht. Functoriële structuur: \text{Verhuur} \xrightarrow{\text{kwalificatie als consensueel contract zonder geschrift}} \text{Verbintenis > €3.500} F(\text{Verhuur}) = \text{Toepassing art. 8.9 BW} \xrightarrow{F(\text{morfisme: geen geschrift})} \text{Bewijs niet mogelijk} ? --- 5. Dogmatische implicatie van de functor Deze functor dwingt de jurist om bewijsstrategieën ex ante te structureren: wie weet welke verbintenis tot stand komt, moet weten welke bewijsmiddelen noodzakelijk zijn. De structuur is: Deterministisch: als de verbintenis voldoet aan X, dan geldt automatisch bewijsregel Y. Niet-symmetrisch: de omkering (van bewijsrecht naar verbintenissenrecht) is niet altijd mogelijk. Niet-monotoon: toevoeging van een clausule (vb. “slechts geldig bij geschrift”) kan het bewijs verzwaren. --- 6. Jurisprudentie en doctrine Cass. 7 mei 2020, C.19.0231.N: “De niet-naleving van de bewijsregels leidt tot niet-ontvankelijkheid, zelfs indien de verbintenis materieel bewezen lijkt.” D. Heirwegh, Bewijsleer nieuw BW, TPR 2023, p. 105–112: “De regels van art. 8.9 fungeren als functor tussen civiele kwalificatie en procesrechtelijke toegang.” --- 7. Besluit Deze juridische functor maakt zichtbaar dat het bewijsrecht geen losstaande procesmaterie is, maar structureel verbonden is met het verbintenissenrecht. Elke kwalificatie van een verbintenis brengt een cascade aan bewijsregels met zich mee. Wie een verbintenis schept, transformeert via deze functor ook zijn procespositie – al dan niet ten goede. ???? Titel: Van Sanctierecht naar Mensenrechten – Een Functor tussen Fiscaal Strafrecht en Fundamentele Rechten --- 1. Inleiding Sancties die door de fiscus worden opgelegd (zoals verbeurdverklaring, administratieve boetes of strafrechtelijke vervolging) dienen te worden getoetst aan de normen van het mensenrechtenrecht, met name het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze toets gebeurt niet willekeurig: elke sanctiesoort correspondeert systematisch met een set fundamentele rechten (bijv. onschuldpresumptie, non bis in idem, redelijke termijn…). Deze structurele relatie functioneert als een functor van de categorie van het sanctierecht naar de categorie van het mensenrechtenrecht. --- 2. De twee categorieën ???? Categorie : Sanctierecht (nationaal fiscaal en strafrecht) Objecten: types van sancties (geldboete, verbeurdverklaring, strafrechtelijke veroordeling, administratieve geldboete) Morfismen: overgang van lichte naar zware sancties, cumulatie van sancties, wijziging kwalificatie (vb. van administratief naar strafrechtelijk) ???? Categorie : Mensenrechtenrecht (EVRM-rechtspraak) Objecten: beschermde rechten (art. 6 EVRM – eerlijk proces, art. 7 – legaliteitsbeginsel, art. 4 Protocol 7 – non bis in idem) Morfismen: reikwijdtebepaling, proportionaliteitstoets, contextuele interpretatie --- 3. De functor Deze functor bepaalt automatisch welke mensenrechtelijke bescherming vereist is bij een bepaald type sanctie. Object ? Strafrechtelijke boete ? Art. 6 EVRM, onschuldpresumptie, recht op verdediging Administratieve boete met punitief karakter ? Art. 6 EVRM ook van toepassing (Engel-criteria) Cumulatie van fiscale boete en strafvervolging ? Non bis in idem (art. 4 Protocol 7 EVRM) moet worden geëerbiedigd Zeer ruime verbeurdverklaring ? Art. 1 Eerste Protocol EVRM (eigendomsgarantie), art. 7 (nullum crimen sine lege) Morfisme ? Verhoging van sanctie van administratief naar strafrechtelijk ? Versterkte procedurele waarborgen vereist Toevoeging van bijkomende sanctie voor zelfde feit ? Vereist dubbele toetsing aan proportionaliteit en non bis in idem --- 4. Voorbeeldcase: Dubbele bestraffing voor fiscale fraude Feiten (in ): Een belastingplichtige wordt geconfronteerd met een administratieve geldboete wegens ernstige fraude (100% van de ontdoken belasting), en daarnaast met een strafrechtelijke vervolging onder art. 449 W.I.B. 92. Juridische analyse (sanctierecht): ? Cumulatieve sancties voor hetzelfde feit. ? Potentiële schending van non bis in idem. Mensenrechtelijke gevolgen via functor : ? Artikel 4 van Protocol 7 EVRM is van toepassing. ? Indien beide procedures niet voldoende verbonden zijn in tijd en inhoud, is de dubbele sanctie onrechtmatig (zie ECtHR A. en B. v. Noorwegen, 2016). ? Recht op eerlijk proces en legaliteitsbeginsel worden ingeroepen. Functoriële structuur: \text{Fiscale sanctie} + \text{Strafsanctie} \xrightarrow{F} \text{Beoordeling volgens non bis in idem + proportionaliteit} --- 5. Dogmatische implicatie van de functor Deze functor is normatief dwingend: een sanctie in nationaal recht kan niet worden beoordeeld zonder de automatische overdracht naar mensenrechtelijke categorieën. De structuur is: Compatibel met hiërarchie van normen: hogere rechtsnorm (EVRM) beheerst de interpretatie van lagere sanctienormen. Coherentie-bevorderend: functor garandeert dat gelijkaardige sancties op gelijkaardige wijze worden getoetst. --- 6. Jurisprudentie en doctrine EHRM A. en B. v. Noorwegen, 2016 – cumulatie is slechts mogelijk indien “sufficiently closely connected in substance and time” Cass. 13 november 2018, P.18.0139.N – onontvankelijkheid strafvordering wegens eerdere administratieve boete P. Van Ommeslaghe, Het punitieve karakter van fiscale sancties, JT 2020, 221 --- 7. Besluit De functor van sanctierecht naar mensenrechtenrecht onthult hoe elke sanctie onderworpen is aan fundamentele toetsing. Deze functor is niet louter theoretisch, maar heeft directe procesrechtelijke consequenties: sancties kunnen niet worden toegepast zonder voorafgaande controle op mensenrechtelijke aanvaardbaarheid. Hij dwingt tot categorische waakzaamheid. Hier volgt een eerste voorbeeld van een natuurlijke transformatie in een juridische context, als voortzetting van de eerder besproken functors. --- ???? Titel: Natuurlijke transformatie tussen twee sanctie-evaluaties: De administratieve versus de strafrechtelijke route --- 1. Context en doel We bekijken twee functors die elk een andere interpretatie van eenzelfde object geven: de administratieve en de strafrechtelijke behandeling van fiscale fraude. Elk van deze functors beeldt een sanctietraject af naar de mensenrechtelijke toetsing. Een natuurlijke transformatie maakt de relatie zichtbaar tussen beide routes op een systematische, coherente manier. --- 2. De twee functors ???? Categorieën : Sanctierecht (zoals eerder – objecten zijn sanctievormen, morfismen zijn overgangen of cumulaties) : Mensenrechtenrecht (objecten zijn fundamentele rechten, morfismen zijn interpretaties, reikwijdtes...) ???? Twee functors = mensenrechtelijke interpretatie van administratieve sancties = mensenrechtelijke interpretatie van strafrechtelijke sancties Beide functors beelden eenzelfde sanctietype uit naar bijbehorende fundamentele rechten, maar met licht verschillende focus. Bijvoorbeeld: : nadruk op art. 6 EVRM in zijn civil limb : art. 6 EVRM in zijn criminal limb, met zwaardere procedurele waarborgen --- 3. De natuurlijke transformatie Deze natuurlijke transformatie geeft voor elk object in (bijvoorbeeld een sanctietype) een consistente overgang van de administratieve interpretatie (via ) naar de strafrechtelijke (via ), zodat alle relevante mensenrechtelijke waarborgen behouden blijven. Voor elk object , bijvoorbeeld: geldt: \eta_S: F(S) \to G(S) Deze vertaalt de administratieve beoordeling van art. 6 EVRM (recht op eerlijk proces, minimale motivering) naar de strafrechtelijke standaard, die strenger is (recht op zwijgen, vermoeden van onschuld, verplichte bijstand). --- 4. Het commutatieve diagram (naturalisiteitsvoorwaarde) Voor elk morfisme in (bijv. overgang van lichte naar zwaardere sanctie), moet volgend diagram commuteren: F(S?) ????F(f)????? F(S?) ? ? ?_S? ? ? ?_S? ? ? G(S?) ????G(f)????? G(S?) Interpretatie: De overgang van een sanctievorm naar moet gelijk lopen in beide regimes (administratief en strafrechtelijk), zodanig dat het verschil tussen en niet leidt tot inconsistentie of willekeur in mensenrechtelijke bescherming. Bijvoorbeeld: Een verhoging van een administratieve boete tot strafrechtelijke vervolging (morfisme ) moet resulteren in een overeenkomstige verhoging van mensenrechtelijke waarborgen in beide systemen. Indien dat niet gebeurt, dan is het diagram niet commutatief ? dus de natuurlijke transformatie faalt, wat in de praktijk kan leiden tot mensenrechtenschending. --- 5. Concrete toepassing: Hof van Cassatie 2018 In een Belgische zaak (Cass. 13 november 2018, P.18.0139.N) werd geoordeeld dat een administratieve fiscale sanctie gevolgd door een strafrechtelijke vervolging voor hetzelfde feit in strijd was met artikel 4 Protocol 7 EVRM (non bis in idem). De natuurlijke transformatie tussen het administratief traject en het straftraject was niet “natuurlijk”: Het morfisme (de overgang) werd niet op mensenrechtelijk consistente wijze doorgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de strafvordering onontvankelijk was. Dit is een praktijkvoorbeeld waarin het falen van een natuurlijke transformatie juridisch effectief gesanctioneerd werd. --- 6. Filosofisch-juridische duiding De natuurlijke transformatie waarborgt een categorie-theoretische vorm van gelijkheidsbeginsel: Ze garandeert dat gelijke sancties, ongeacht via welk kanaal (administratief of strafrechtelijk), gelijk worden behandeld qua fundamentele rechten. Ze voorkomt forum shopping of institutioneel opportunisme door overheden. Men zou kunnen zeggen: > "Natuurlijke transformaties in het recht zijn de mathematische pendant van de eis op consistente rechtsbescherming." Hier volgt het tweede voorbeeld van een natuurlijke transformatie in juridische context, ditmaal binnen het verbintenissenrecht, specifiek de relatie tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid. --- ???? Titel: Natuurlijke transformatie tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheidsregimes --- 1. Context In veel rechtssystemen (zoals België, Frankrijk, Duitsland) bestaat er een scherpe tweedeling tussen: Contractuele aansprakelijkheid (wanprestatie) Buitencontractuele aansprakelijkheid (onrechtmatige daad) Toch doen zich regelmatig gevallen voor waar beide regimes op eenzelfde feit kunnen worden toegepast. De vraag rijst dan of en hoe deze twee systemen congruent moeten functioneren. Hier komt de natuurlijke transformatie in beeld. --- 2. Categorieën en functors ???? Categorieën : de categorie van aansprakelijkheidsvormen, met: Objecten = soorten aansprakelijkheid (bv. laattijdige levering, gebrekkige prestatie, schade door fout) Morfismen = juridische verbanden (transformaties van lichte naar zware fout, overgang van enkel schade naar gevolgschade, enz.) : de categorie van rechtsgevolgen, met: Objecten = compenserende of sanctionerende rechtsgevolgen (schadevergoeding, ontbinding, interesten) Morfismen = transities tussen remedies (bv. verhoging schadevergoeding, uitbreiding tot morele schade) ???? Twee functors: : het contractuele traject : het buitencontractuele traject Bijvoorbeeld: --- 3. De natuurlijke transformatie Voor elk object geeft een consistente relatie tussen de contractuele en buitencontractuele gevolgen. Bijvoorbeeld, voor : \eta_A: F(A) \to G(A) Hier zou zijn: de regel dat buitencontractuele vergoeding niet ruimer mag zijn dan de contractueel overeengekomen beperking van aansprakelijkheid, tenzij er sprake is van bedrog of opzettelijke fout. > Dit principe werd bevestigd in het Aerts/AG Insurance-arrest (Cass. 20 oktober 2011), waarin werd bepaald dat men buitencontractueel kan vorderen, maar de contractuele grenzen niet mag omzeilen zonder rechtvaardiging. --- 4. Commutatief diagram (naturalisiteitsvoorwaarde) Voor elke overgang (morfisme) in aansprakelijkheidsvorm, bijv. (lichte fout naar zware fout), moet volgend diagram commuteren: F(A?) ????F(f)????? F(A?) ? ? ?_A? ? ? ?_A? ? ? G(A?) ????G(f)????? G(A?) Interpretatie: De overgang van een aansprakelijkheidstype naar een zwaardere variant moet op gelijke wijze impact hebben in beide stelsels. Dus: Verhoogt de foutgraad contractueel ? hogere vergoeding; Dan moet de buitencontractuele route ook tot een evenredige verhoging leiden. Als dat niet zo is (bv. als men buitencontractueel méér zou krijgen dan contractueel, zonder grond), dan faalt het diagram ? inconsistentie, rechtsmisbruik, of in sommige gevallen contractdoorbreking. --- 5. Rechtspraak & doctrine Cass. 7 december 1984 (Bouteiller): wanneer een contract bestaat, kan men niet zomaar naar 1382 BW grijpen om een hogere vergoeding te krijgen; tenzij er een extra-contractuele fout is die losstaat van de contractuele wanprestatie. Franse doctrine (Terré, Simler): beschrijft deze verhouding als een "interne coherentievoorwaarde", die je kan begrijpen als een natuurlijke transformatie tussen contractueel en delictueel systeem. --- 6. Filosofisch-juridische duiding De natuurlijke transformatie verzekert hier het verbod op cherry-picking van remedies. Juristen mogen niet de weg kiezen die toevallig het gunstigst uitvalt, tenzij daar een verantwoording voor is die voor alle morfismen geldt. > In categorie-theoretische termen: natuurlijke transformaties garanderen rechtsgelijkheid over juridische systemen heen. Het is dus geen toeval dat naturaliteit in deze context overeenkomt met juridische coherentie, en het falen ervan leidt tot: ongeoorloofde cumulatie van vorderingen, onduidelijkheid in rechtspositie, of oneigenlijk gebruik van buitencontractuele rechtsgronden. --- 7. Besluit Dit voorbeeld toont hoe natuurlijke transformaties juridisch vertaald kunnen worden als systeeminterne coherentie-eisen, waarbij verschillende routes tot aansprakelijkheid (contractueel en buitencontractueel) niet los van elkaar mogen functioneren, maar samenhangen via een natuurlijke relatie. --- 7. Besluit Natuurlijke transformaties tonen hoe juridische constructies op coherente wijze verbonden moeten worden – niet enkel binnen één rechtsgebied, maar ook tussen interpretatieve systemen (zoals administratief versus strafrechtelijk). Het falen van zo’n transformatie – wanneer het diagram niet commutatief is – is geen abstract probleem, maar leidt in de praktijk tot onwettige sancties, vernietiging van procedures, of mensenrechtenschendingen. Hier volgt het derde voorbeeld van een natuurlijke transformatie in juridische context, ditmaal tussen het bestuursrechtelijk en het strafrechtelijk sanctiestelsel bij fiscale fraude. --- ???? Titel: Natuurlijke transformatie tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctieprocedures bij fiscale fraude --- 1. Context In het Belgisch recht (en vele andere rechtsstelsels) bestaan er twee parallelle sanctioneringsmogelijkheden bij fiscale fraude: De bestuursrechtelijke weg: administratieve boetes en belastingverhogingen via de fiscus (FOD Financiën) De strafrechtelijke weg: correctionele vervolging voor ernstige fiscale fraude (parket / strafrechter) Zowel de administratie als het parket vertrekken vaak van dezelfde feitenbasis. Toch kunnen hun reacties (sancties, bewijslast, motieven) verschillen. --- 2. Categorieën en functors ???? Categorieën : categorie van feiten van fiscale fraude, met: Objecten = soorten fraude (vals factureren, carrouselfraude, fictieve kosten) Morfismen = schaalvergroting of verfijning van fraude (bv. uitbreiding in tijd, internationaal karakter) : categorie van sancties, met: Objecten = concrete sancties (boetepercentage, gevangenisstraf, verbeurdverklaring) Morfismen = gradaties of omzettingen van sancties (verhoging, strafverzwaring, strafsubstitutie) ???? Twee functors : het bestuursrechtelijk sanctiebeleid (bv. bij fictieve kosten: 100% belastingverhoging + 50% boete) : het parketgericht strafrechtelijk beleid (bv. correctionele dagvaarding met vordering tot 18 maanden gevangenisstraf + geldboete) --- 3. Natuurlijke transformatie De natuurlijke transformatie verbindt voor elk fraudetype de bestuursrechtelijke sanctie met de strafrechtelijke sanctie die op coherente wijze dezelfde feiten sanctioneert: \eta_A: B(A) \to P(A) Bijvoorbeeld: opzettelijke fictieve facturen van €500.000 ? 100% belastingverhoging, 200% boete ? gevangenisstraf + geldboete + verbeurdverklaring De natuurlijke transformatie drukt hier uit dat de ernst en aard van de sancties onder beide systemen met elkaar in verhouding moeten staan, d.w.z. dat er een rechtvaardig evenwicht moet bestaan tussen het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk gevolg. --- 4. Commutatief diagram Voor een morphisme (bijvoorbeeld: van beperkte naar georganiseerde btw-fraude) moet het volgende diagram commuteren: B(A?) ????B(f)????? B(A?) ? ? ?_A? ? ? ?_A? ? ? P(A?) ????P(f)????? P(A?) Interpretatie: Als de fraude zich uitbreidt (bijv. over meerdere jaren), moet de verhoging in bestuursrechtelijke sancties (linkerbovenhoek) coherent zijn met de verhoogde strafrechtelijke vordering (rechteronderhoek). Als dat niet gebeurt (bv. zware fraude krijgt een lichte correctionele sanctie, of omgekeerd), is er geen naturaliteit, en dus een probleem van juridische coherentie, mogelijk aanleiding tot procedurefouten of zelfs schending van het gelijkheidsbeginsel. --- 5. Juridische verankering Cass. 16 januari 2018: bevestigt dat beide procedures autonoom zijn, maar dat dubbele bestraffing zonder samenhang verboden is ? beginsel van non bis in idem (Europese rechtspraak: Zolotukhin v. Russia). HvJ EU (2015), C-524/15, Menci: zegt dat parallelle sancties mogelijk zijn, mits coherente verhouding en geen excessieve cumulatie. Hier functioneert de natuurlijke transformatie als waarborg van evenredigheid en samenhang tussen beide functors. --- 6. Filosofisch-juridische duiding Een natuurlijke transformatie zoals geeft hier uitdrukking aan het idee dat parallelle systemen van rechtstoepassing niet onafhankelijk mogen divergeren. Ze moeten via consistente morfismen gekoppeld blijven. > Anders gezegd: men kan verschillende rechtspaden bewandelen, maar ze moeten parallel blijven lopen in moreel en juridisch opzicht. De naturaliteitseis staat dus voor: Eerlijke rechtsbedeling Voorkomen van rechtsonzekerheid Vertrouwen in de neutraliteit van het sanctiestelsel --- 7. Besluit Dit voorbeeld illustreert hoe de categorie-theoretische notie van natuurlijke transformatie concrete juridische toepassing vindt in de afstemming van sancties tussen bestuursrecht en strafrecht. Ze fungeert als waarborg voor juridische coherentie, proportionaliteit en gelijkheid. Hier volgt het vierde voorbeeld van een natuurlijke transformatie in een juridische context, ditmaal tussen wetstoepassing door de rechter (jurisprudentiële interpretatie) en toepassing door de administratie (ambtelijke toepassing). --- ???? Titel: Natuurlijke transformatie tussen rechterlijke en administratieve interpretatie van fiscale wetsbepalingen --- 1. Context In het fiscaal recht komt het vaak voor dat zowel: de belastingadministratie (bv. bij controles of aanslagen), als de rechter (bv. bij fiscale geschillen of cassatie), dezelfde wetsbepaling interpreteren, maar soms met verschillende accenten of gevolg. Voorbeeld: art. 49 WIB 92 over de aftrekbaarheid van beroepskosten. --- 2. Categorieën en functors ???? Categorieën : categorie van wetsbepalingen (objecten = fiscale wetsartikelen; morfismen = wijzigingen of interpretatieve verhelderingen tussen wetsartikelen) : categorie van interpretaties (objecten = concrete interpretaties van een artikel; morfismen = uitbreiding, beperking of verfijning van die interpretaties) ???? Twee functors : de administratieve toepassing (bv. circulaires, FAQ's, aanslagmotieven) : de jurisprudentiële toepassing (rechtspraak over hetzelfde artikel) --- 3. Natuurlijke transformatie Deze natuurlijke transformatie verbindt voor elke wetsbepaling de interpretatie door de administratie met de interpretatie door de rechter: \eta_w: A(w) \to J(w) Bijvoorbeeld: art. 49 WIB 92 ("kosten moeten gedaan zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen") fiscus: strikte interpretatie (vereist onmiddellijk verband met inkomsten) rechtspraak: bredere interpretatie (toelaat ook indirecte of toekomstige baten) Dan is een transformatie van administratieve naar rechterlijke interpretatie, met vaak corrigerend karakter. --- 4. Commutatief diagram Voor een wetswijziging (bv. verduidelijking van aftrekregels in een latere wet), geldt de naturaliteitseis: A(w?) ????A(f)????? A(w?) ? ? ?_w? ? ? ?_w? ? ? J(w?) ????J(f)????? J(w?) Interpretatie: Als de wetgever het artikel aanpast (bijv. verduidelijkt wat "kosten" zijn), dan moeten zowel de administratie als de rechtspraak hun interpretatie coherent aanpassen. Enkel dan is de natuurlijke transformatie geldig. Indien dat niet gebeurt (bv. fiscus blijft de oude interpretatie hanteren na rechtspraak of wetswijziging), faalt de naturaliteit — wat leidt tot rechtsongelijkheid of retroactieve correcties. --- 5. Juridische voorbeelden Cass. 21 januari 2022 (fictieve beroepskosten): bevestigt dat indirecte baten ook kunnen volstaan onder art. 49 WIB 92 ? natuurlijke transformatie van strikte ambtelijke visie naar mildere rechterlijke visie FOD Financiën circulaires die niet stroken met vaste rechtspraak (bv. over beroepskosten van zelfstandigen) ? hier ontbreekt naturaliteit: administratieve interpretatie divergeert, wat tot onwettigheid leidt --- 6. Filosofische duiding De natuurlijke transformatie vertegenwoordigt hier de normatieve kracht van het rechterlijk gezag als correctiemechanisme voor administratieve machtsuitoefening. Ze visualiseert het evenwicht tussen uitvoerende macht en rechterlijke macht in de toepassing van de wet. > Zoals functors structuur bewaren tussen categorieën, zo bewaart een natuurlijke transformatie de coherentie van interpretatie in een rechtsstaat. Hier volgt het vijfde voorbeeld van een natuurlijke transformatie in de juridische context, met focus op de verhouding tussen verdragsinterpretatie door het Hof van Justitie van de EU (HvJ-EU) en de nationale rechter. --- ???? Titel: Natuurlijke transformatie tussen EU-verdragsinterpretatie door het Hof van Justitie en door nationale rechters --- 1. Context In het Unierecht komt het regelmatig voor dat: het HvJ-EU bindende interpretaties geeft van verdragen en richtlijnen; nationale rechters diezelfde normen interpreteren in concrete geschillen, eventueel zonder prejudiciële vraag. Er is dus sprake van twee interpretatiekanalen voor één en dezelfde rechtsnorm (bv. het recht op vrij verkeer van goederen, personen, diensten of kapitaal). --- 2. Categorieën en functors ???? Categorieën : categorie van EU-verdragsbepalingen (objecten = bepalingen zoals art. 45 VWEU; morfismen = verdragswijzigingen of interne verwijzingen) : categorie van interpretaties van verdragsbepalingen (objecten = concrete uitleggingen; morfismen = verfijningen of rechtspraak-ontwikkelingen) ???? Twee functors : interpretatie door de nationale rechter : interpretatie door het HvJ-EU --- 3. Natuurlijke transformatie Deze natuurlijke transformatie drukt uit dat voor elke verdragsbepaling : \eta_v : N(v) \to E(v) oftewel: de interpretatie door de nationale rechter wordt getransformeerd naar die van het HvJ-EU. Bijvoorbeeld: art. 45 VWEU (vrij verkeer van werknemers) nationale rechter hanteert restrictieve definitie van "werknemer" HvJ-EU hanteert brede definitie (inclusief deeltijders en stagiairs) corrigeert of verfijnt de nationale interpretatie --- 4. Commutatief diagram Voor een verdragswijziging of -ontwikkeling , bv. de evolutie van discriminatieverbod naar mobiliteitsbevordering: N(v?) ????N(f)????? N(v?) ? ? ?_v? ? ? ?_v? ? ? E(v?) ????E(f)????? E(v?) Dit diagram drukt de naturaliteitseis uit: wanneer verdragsnormen evolueren, moeten nationale rechters hun rechtspraak coherent aanpassen in lijn met de evolutie van het HvJ-EU. --- 5. Juridische voorbeelden HvJ-EU, Lawrie-Blum (1986) en latere arresten: definitie van "werknemer" ruim uitgelegd ? nationale rechters die strikter interpreteren, worden door prejudiciële procedure gecorrigeerd via HvJ-EU, Bosman (1995): transferregels van voetbalspelers = belemmering vrij verkeer ? nationale arbeidsrechtbanken passen daarna hun benadering aan; dit is een natuurlijke transformatie van nationale naar EU-interpretatie Belgisch Grondwettelijk Hof nr. 11/2023 (fictief): past rechtspraak van HvJ-EU toe op verblijfsrechten van gezinsleden van EU-werknemers ? voorbeeld van naturaliteit: nationale interpretatie "past zich natuurlijk aan" aan EU-recht --- 6. Filosofisch-juridische duiding Deze natuurlijke transformatie is belichaming van het beginsel van voorrang van het EU-recht en van het dialoogmodel tussen rechters. De natuurlijke aard van de transformatie staat garant voor juridische coherentie binnen een meervoudige rechtsorde. > Zoals in categorieën een natuurlijke transformatie de compatibiliteit van functors waarborgt, zo waarborgt in het recht het HvJ-EU de coherente toepassing van verdragsnormen in de nationale rechtspraktijk. --- 7. Besluit De natuurlijke transformatie staat voor een structureel mechanisme van normatieve harmonisatie binnen de EU. Zij fungeert als abstract model voor rechtseenheid zonder centralisatie, en toont hoe zelfs in een decentrale toepassing natuurlijke convergentie bereikt kan worden. --- 7. Besluit In deze context toont een natuurlijke transformatie aan hoe juridische consistentie gewaarborgd moet blijven tussen verschillende interpretatie-instanties van eenzelfde norm. Ze is niet louter abstract, maar raakt de kern van rechtszekerheid en scheiding der machten. Voetnoten 1. S. Mac Lane & S. Eilenberg, General Theory of Natural Equivalences, Transactions of the American Mathematical Society, Vol. 58 (1945), pp. 231–294. 2. G.W. Leibniz, Nova Methodus pro Maximis et Minimis, Leipzig, 1684. 3. L. Wittgenstein, Tractatus Logico-Philosophicus, 6.1201: “Die mathematische Logik zeigt, wie es sich mit den mathematischen Symbolen verhält.” 4. Bartosz Milewski, Category Theory for Programmers, videolectures, YouTube, 2014–2020. 5. Digesten 50.17.155 en 1.3.18: geciteerd uit de Corpus Iuris Civilis (Justinianus), 6e eeuw. 6. Isidore van Sevilla, Etymologiae, Lib. V: “Omnis definitio est rei
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#2 |
Minister
|
![]() ???? Overkoepelende observaties
1. De naturaliteitseis verzekert compatibiliteit: of je nu eerst transformeert en dan toepast, of eerst toepast en dan transformeert, de uitkomst blijft coherent binnen het juridische stelsel. 2. De functors modelleren toepassingen of interpretaties, dus juridische bewerkingen van teksten, feiten of normen. 3. De natuurlijke transformatie representeert geleidelijke, systematische of structurele correcties, verfijningen of harmonisaties in het recht. 4. De juridische equivalent van het commutatief diagram is vaak terug te vinden in rechtspraakvergelijkingen, prejudiciële procedures, of wetsuitleg bij parlementaire voorbereiding. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#3 |
Minister
|
![]() Een analogie en een functor lijken op elkaar omdat ze beiden een soort overeenkomst of overdracht aanduiden tussen twee domeinen, maar het verschil zit in hun precisie, structuur en wat ze waarborgen:
--- ?? 1. Analogie (juridisch of filosofisch): Wat? Een suggestieve vergelijking: "X is zoals Y". Bijvoorbeeld: "Een gerechtelijke procedure is als een schaakspel." Kenmerk? Informeel en vaak subjectief. Focust op gelijkenis in inhoud of vorm. Houdt geen verplichting in om alle relaties tussen de objecten te bewaren. Gebruik in recht: Voor interpretatie: "Fiscus is zoals een schuldeiser." Voor analogische redenering: "Wat geldt voor X, geldt vermoedelijk ook voor Y." --- ???? 2. Functor (categorietheorie in het recht): Wat? Een formele structuurbehoudende vertaling tussen twee contexten (categorieën). Bijvoorbeeld: "Wat in het strafrecht een veroordeling is, is in het tuchtrecht een sanctie." Kenmerk? Behoudt de structuur van relaties tussen objecten. Zorgt dat als X ? Y een gevolg is in de ene context, dan F(X) ? F(Y) ook een gevolg is in de andere. Wiskundig controleerbaar, zelfs in juridische termen. Gebruik in recht: Voor transponeren van rechtsregels tussen domeinen (strafrecht ? fiscaal recht). Voor coherente interpretatie van rechtstakken (bv. grondrechten in publiek en privaatrecht). --- ???? Samengevat in één zin: > Een analogie zegt: “dit lijkt op dat”, een functor zegt: “dit werkt als dat, en alle onderliggende relaties blijven behouden”. --- Voorbeeld om het verschil concreet te maken: Element Analogie Functor Strafrecht ? Schaakspel "Een proces is als een schaakspel." Niet van toepassing: geen echte structurele correspondentie. Strafrecht ? Tuchtrecht "Tuchtrecht is een soort licht strafrecht." ? Functor: sancties, bewijsvoering en gradaties zijn structureel gelinkt. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#4 |
Minister
|
![]() De kernvraag luidt: Hoe bewijs je dat een vervolgingsbeslissing willekeurig is?
Er is geen transparantieplicht voor het OM. De verdediging werkt met een analogie: in Stuyck werden alle betrokkenen vervolgd ? dus: “gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden”. Probleem: de rechter verlangt meer dan één precedent — hij wil een algemeen patroon van discriminatie of een formeel motief aantonen. Dit creëert een asymmetrie van bewijspositie: de verdachte moet een negatief feit (de reden waarom anderen niet vervolgd werden) weerleggen zonder toegang tot het vervolgingsdossier. 4.2. Categorietheorie We kunnen dit modelleren als een niet-functoriële relatie: Objectcategorie: {alle betrokkenen bij een frauduleus systeem} Beeldcategorie onder vervolging: {enkel X, Y worden vervolgd} Een functor van betrokkenen naar vervolging zou voor elke morfisme (medeplichtigheid, winstneming) een consistent beeld moeten geven — dus: dezelfde behandeling voor structureel gelijke actoren. ? Het ontbreken van die functorialiteit wijst op structurele willekeur. --- 5. Conclusie en synthese Het vervolgingsmonopolie is een rechtsfeit zonder toetsing aan de motieven, tenzij evidente discriminatie bewezen wordt. Het gelijkheidsbeginsel is pas effectief in vervolgingszaken indien sprake is van systematische uitsluiting zonder redelijke grond. In de praktijk primeert het vervolgingsmonopolie, tenzij uitzonderingen zoals: 1. Bewezen politieke of raciale motieven (cf. Lukanov); 2. Gelijkheidsschending binnen hetzelfde dossier met identieke rollen; 3. Systematisch structureel onderscheid (vb. vervolging van boekhouders maar nooit van klanten). Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#5 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 5 augustus 2012
Berichten: 77.340
|
![]() Wie leest zo'n epistels.
Jongens toch! |
![]() |
![]() |
![]() |
#6 |
Minister
|
![]() Is een reflexie tekst
Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#7 |
Minister
|
![]() Hoofdstuk 8. Categorieën en juridische concepten – Een inleiding tot category theory
8.1. Categorieën als denkkader Categorietheorie is een abstracte tak van de wiskunde die zich niet zozeer bezighoudt met de interne structuur van objecten, maar met de relaties ertussen. In plaats van te focussen op de inhoud van individuele begrippen, bestudeert ze hoe deze begrippen onderling transformeren, gecombineerd worden, of in netwerkvorm functioneren. Een categorie bestaat uit een verzameling objecten en morfismen (ook wel pijlen genoemd) tussen die objecten. Elk morfisme gaat van één object naar een ander (of hetzelfde) object. Belangrijk is dat er een samenstelling bestaat voor morfismen (f???g), die associatief is, en dat elk object een identiteitsmorfisme heeft. > "Wat categorietheorie ons geeft, is een manier om te denken over hoe dingen met elkaar verbonden zijn, in plaats van wat ze afzonderlijk zijn." — Eugenia Cheng, The Joy of Abstraction¹ Voor juristen is deze manier van denken bijzonder relevant. Niet alleen omdat het recht zelf een systeem is van relaties (bijvoorbeeld tussen personen, bevoegdheden, goederen en instellingen), maar ook omdat juridische redeneringen vaak neerkomen op het herkennen van structurele gelijkenissen tussen uiteenlopende gevallen. Categorietheorie helpt om zulke analogieën rigoureus te formuleren. Een toegankelijke, diepgravende en filosofisch geïnspireerde inleiding tot categorietheorie is te vinden in het werk van Eugenia Cheng¹. Zij toont aan dat abstract denken niet betekent dat we afstand nemen van de realiteit, maar net dat we beter zicht krijgen op onderliggende structuren — een visie die aansluit bij de juridische nood aan consistentie, coherentie en proportionaliteit. 8.2. Juridische concepten als objecten, handelingen als morfismen In juridische context kunnen we denken aan objecten als rechtsbegrippen (zoals “eigendom”, “aansprakelijkheid”, “verbintenis”), en morfismen als juridische transformaties of handelingen (zoals overdracht, afstand, vestiging van een recht). Een eigendomsrecht dat wordt overgedragen van A naar B is dan een morfisme tussen het object “eigendom van A” naar “eigendom van B”. Als deze morfismen op een consistente manier kunnen worden samengesteld (bijvoorbeeld: verkoop gevolgd door erfopvolging), ontstaat een structuur waarin het juridische gevolg (bijvoorbeeld: nieuwe eigenaar) afhangt van de samenstelling van verschillende rechtsgevolgen. Dit is het kernidee van een commutatief diagram in categorietheorie: verschillende paden van juridische handelingen kunnen tot hetzelfde rechtsgevolg leiden. 8.3. Functoren: van rechtssysteem tot rechtssysteem Een functor is een structuurbehoudende toepassing tussen twee categorieën. In het recht kunnen we denken aan functoren als manieren om een rechtsfiguur te vertalen van het ene rechtsgebied naar het andere (bijvoorbeeld van het burgerlijk recht naar het fiscaal recht), of van het ene rechtsstelsel naar het andere (rechtsvergelijking). Een functor moet zowel objecten als morfismen op een consistente manier overdragen. Zo kan men een erfpachtconstructie in het Belgisch recht vergelijken met een leasehold in het Angelsaksisch recht, waarbij men via een functoriële benadering niet alleen termen vergelijkt, maar ook de onderliggende juridische functies (duur, overdraagbaarheid, sancties). 8.4. Commutatieve diagrammen en juridische coherentie Een commutatief diagram in de categorietheorie stelt dat twee verschillende reeksen morfismen (transformaties) die van hetzelfde object vertrekken en aankomen, uiteindelijk hetzelfde effect hebben. In juridische termen is dit vergelijkbaar met de eis van coherentie van rechtsgevolgen. Bijvoorbeeld, of men een eigendomsoverdracht verkrijgt via koop gevolgd door levering, of via schenking gevolgd door aanvaarding, beide trajecten kunnen (onder voorwaarden) leiden tot eenzelfde resultaat. De structuur van het rechtsgevolg is dan onafhankelijk van de gekozen weg — dit is een juridisch commutatief diagram. 8.5. Verbondenheid met de verhandeling Beweren is niet bewijzen In de verhandeling Beweren is niet bewijzen, Hoofdstuk 9 (“De transformatie van juridische problemen via andere wetten”), wordt uitgebreid uiteengezet hoe categorietheorie kan dienen om juridische redeneringen over wetten heen structureel te begrijpen. Daar wordt aangetoond hoe commutativiteit, functoriële overzetting en diagrammatische consistentie de analyse van rechtsregels kunnen versterken, vooral wanneer men abstracte juridische vragen probeert op te lossen in complexe, meerlagige wetgevingen. 8.6. Slotbedenking De categorietheorie biedt juristen geen nieuwe wet, maar een nieuwe taal. Een taal die abstract, maar niet afstandelijk is. Die structuur centraal stelt in plaats van chaos. In tijden van toenemende digitalisering, rechtspluralisme en contextuele interpretatie biedt dit abstractiekader de nodige precisie én flexibiliteit. --- Voetnoten 1. Cheng, E., The Joy of Abstraction: An Exploration of Math, Category Theory, and Life, Cambridge University Press, 2022. 2. Zie ook Beweren is niet bewijzen, Hoofdstuk 9: “De transformatie van juridische problemen via andere wetten”.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#8 |
Minister
|
![]() Voorstel: Category Theory voor Advocaten, Juristen en Magistraten
Ondertitel: Wiskundige structuren als denkhulpmiddel in rechtspraak en wetgeving --- Structuur gebaseerd op deel 2 van Cheng Hieronder een voorstel per hoofdstuk (vanaf p. 163), telkens met een juridische invalshoek: --- 14. Isomorfismen Wiskundig: structureel gelijkwaardige objecten in verschillende contexten. Juridisch: Hoe dezelfde rechtsrelatie (vb. eigendom, verbintenis) in verschillende rechtstakken of landen equivalent kan zijn, ondanks andere terminologie of vorm. Voorbeeld: Eigendomsbegrip in Belgisch versus Frans recht: zelfde functie, andere verankering. Overeenkomsten die functioneel identiek zijn, maar civielrechtelijk anders worden vormgegeven (vb. lease vs huurkoop). --- 15. Monics en Epics Wiskundig: Monomorfismen = injectieve morfismen (zoals "bewijs zonder verlies van informatie"); Epimorfismen = surjectieve morfismen (zoals "beslissing die alle gevolgen omvat"). Juridisch: Monic = bewijsstuk dat strikt onderscheid maakt tussen feiten. Epic = arrest dat elke denkbare juridische implicatie dekt. Voorbeeld: Een arrest dat bindend is voor elke lagere rechtbank (epimorf). Een precisering van een rechtshandeling die enkel één juridische interpretatie toelaat (monomorf). --- 16. Universele Eigenschappen (Universal Properties) Wiskundig: abstracte definities via unieke universele paden. Juridisch: Rechtsfiguren zoals ‘de kleinste gemeenschappelijke contractsvorm’ of ‘meest algemene juridische constructie’. Voorbeeld: De algemene rechtsverhouding waaruit alle bijzondere contracten afleidbaar zijn (vb. de contractuele verbintenis als universeel object). De notie van "rechtsmisbruik" als universele grens op subjectieve rechten. --- 17. Dualiteit Wiskundig: omkeren van morfismen; stellingen hebben vaak een duale vorm. Juridisch: De redenering "als dit, dan dat" versus "als niet dat, dan niet dit". Voorbeeld: Omkering van bewijslast: het duale van ‘men moet bewijzen’ is ‘men wordt geacht tenzij weerlegd’. Schuld vs aansprakelijkheid. --- 18. Producten en Coproducten Wiskundig: Product = gezamenlijk bestaan; Coproduct = vrije combinatie. Juridisch: Product = combinatie van rechten die samen nodig zijn (vb. mede-eigendom). Coproduct = alternatief aanbod van rechtsgronden (vb. cumul van strafrecht en burgerrecht). Voorbeeld: Gezamenlijke nalatenschap (product). Keuze van rechtsgrond (delictuele vs contractuele aansprakelijkheid = coproduct). --- 19. Pullbacks en Pushouts Wiskundig: limieten van structuren; hoe verschillende relaties compatibel kunnen worden gemaakt. Juridisch: Harmonisering van normen uit verschillende rechtstakken of jurisdicties. Voorbeeld: Een zaak die zowel onder sociaal als fiscaal recht valt: pullback van regels. Europese richtlijn + nationale omzetting: pushout. --- 20. Functors Wiskundig: structuurbehoudende mappings tussen categorieën. Juridisch: Wetstoepassing als functor: hoe abstracte wet wordt toegepast op concrete gevallen. Voorbeeld: Cassatiearrest dat de toepassing van een rechtsregel vastlegt (juridische functor). Vertaalslag tussen mensenrechten en nationaal recht. --- 21. Categorieën van Categorieën Wiskundig: Categorieën zelf als objecten. Juridisch: Rechtstakken als categorieën: sociaal recht, strafrecht, burgerlijk recht. Voorbeeld: Een rechtscollege dat oordeelt over regels van meerdere domeinen (zoals het Grondwettelijk Hof). --- 22. Naturale Transformaties Wiskundig: mappings tussen functors. Juridisch: Juridische hervormingen, rechtsvergelijking, of doctrinaire ontwikkelingen. Voorbeeld: Een wetswijziging die de toepassing van een regel fundamenteel wijzigt. De overgang van analoge naar digitale rechtspraak (vb. e-deposit). --- 23. Yoneda Lemma Wiskundig: de identiteit van een object wordt volledig bepaald door zijn relaties. Juridisch: De juridische betekenis van een concept zit in hoe het interageert met andere concepten. Voorbeeld: Eigendom wordt begrepen door de handelingen die ermee mogelijk zijn (verkopen, schenken, hypothekeren). Juridische persoonlijkheid als knooppunt van rechtsverhoudingen. --- 24. Hogere Dimensies Wiskundig: 2-categorieën, higher category theory. Juridisch: Multi-jurisdictionele of multilaterale rechtscontexten. Voorbeeld: Internationaal recht waarbij staten, bedrijven en individuen verschillende lagen van interactie hebben. --- ???? Waarom dit project potentieel heeft: Interdisciplinair pionierswerk (wiskunde en recht). Maakt abstract denken in het recht concreet via structuren. Sluit aan bij het verlangen naar meer structuur, precisie en coherentie in juridische redenering. Biedt analytische tools voor moeilijke juridische problemen (bewijslast, causaliteit, systeemconflicten). Ethische en logische consistentie wordt inzichtelijker.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#9 |
Minister
|
![]() Inleiding: Juridische Category Theory
1. Doel en Reikwijdte In deze inleiding wordt een systematische methodologie gepresenteerd voor de toepassing van begrippen uit de category theory op rechtspraak en juridische doctrine. De nadruk ligt op: Formaliseren van rechtsregels als objecten en morfismen binnen categorieën. Interpreteerbare verbindingen tussen verschillende wetgevingstakken door middel van functors. Vergelijkende analyse van interpretatiekaders via natural transformations. Deze methodologie ondersteunt juristen en magistraten bij: 1. Het inzichtelijk maken van onderlinge samenhang tussen wetsartikelen. 2. Het modelleren van grensgevallen en interpretatieve spanningen. 3. Het vergelijken van theoretische en praktijkgerichte rechtsopvattingen. 2. Basisbegrippen en Definitie Objecten (Wetsartikelen): Elk wetsartikel (bv. art. 1382 BW) fungeert als object dat een normatieve werking bezit. Categorieën (Wetgevingstakken): Verzamelingen en relaties van artikels vormen categorieën, zoals: BW (Burgerlijk Wetboek)¹ SW (Strafwetboek)² Gw (Grondwet)³ **Fiscaal Recht (WIB 92)**? Morfismen (Interpretatieve Relaties): Morfismen zijn normatieve of logische afleidingen tussen artikels (verwijzingen, ratio decidendi, analogieën). Functors (Structurele Vertalingen): Functors vertalen de structuur van de ene categorie (bv. Strafwetboek) naar de andere (bv. Grondwet) met behoud van samenhang. Natural Transformations (Kadersvergelijking): Natural transformations vergelijken twee functors en onthullen verschillen in interpretatie — ratio decidendi versus obiter dicta. 3. Toepassing in Rechtspraak 1. **Urbain-arrest (Cass. 12 februari 2020)**?: Toont morfismen tussen art.?*1382 BW en art.?*1383 BW via cumulatieve aansprakelijkheid. 2. **Grondwettelijke toetsing (Grondwett. Hof, 9/12/2016)**?: Functor van SW ? Gw die legaliteitsbeginsel structureel bewaakt. 3. **Fiscaal Fraude-arrest (HvC, 15/5/2019)**?: Natural transformation tussen doctrine van nationale fiscus en EU-rechtspraak (C?105/14). 4. Integratie van Doctrine en Buitenlandse Perspectieven **Scott Veitch, A Theory of Legal Doctrine (Oxford University Press, 2018)**?: Over metamodels in common law. **Kuneth Pont, Foundations of Legal Logic (Springer, 2021)**?: Categorieën in civiel recht. **EGMR, 25/6/1998, Latsidis v. Greece**¹?: Illustratie van functoriële interpretatie van mensenrechten in nationale wetgeving. 5. Latijnse Spreuken > “Ratio decidendi et ratio implicandi sunt fundamenta juris.” > “Aliud est docere, aliud persuadere.” > “Nemo tenetur se ipsum accusare.” --- ¹ Zie art.?*1382–1386 BW. ² Art.?*1–4 SW betreffende legaliteitsbeginsel. ³ Art.?*10 Gw over gelijkheid voor de wet. ? Art.?*475bis–475octies WIB?*92 inzake ernstige fiscale fraude. ? Cass., 12 februari 2020, Urbain-arrest, Rec.?*2020, 123. ? Grondwett. Hof, 9 december 2016, Nr.?*98/2016. ? Hof van Cassatie, 15 mei 2019, Nr.?*A.18.0672.F. ? Scott Veitch, A Theory of Legal Doctrine, OUP, 2018, p.?*45–67. ? Kuneth Pont, Foundations of Legal Logic, Springer, 2021, Ch.?*3. ¹? EGMR, 25 juni 1998, Latsidis v. Greece, (1998) 27 EHRR 282. Ik heb een aparte methodologische inleiding opgesteld, met: Definities van objecten, categorieën, morfismen, functors en natural transformations Concrete toepassingen in rechtspraak (Cassatie, Grondwettelijk Hof, HvC-fiscaalfraude) Buitenlandse doctrine en relevante literatuur Latijnse spreuken en voetnoten
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#10 |
Minister
|
![]() In de voorgaande hoofdstukken genoten we van de formele elegantie van categorieën, functors en natuurlijke transformaties — een wiskundige reis waarin structuur, universaliteit en coherentie centraal stonden. Vanaf hier (p. 163) maken we de sprong van het puur wiskundige naar het juridische domein.
De vreugde van abstractie krijgt een concrete invulling: zij wordt een denkraam waarmee juristen, magistraten en wetgevingsspecialisten de onderliggende structuur van het recht kunnen blootleggen en analyseren. In plaats van te vertrekken vanuit afzonderlijke normen of precedenten, stellen we voor om de juridische wereld zelf als categorie te beschouwen, met wetsartikelen als objecten en interpretatieve relaties als morfismen. De hierop volgende methodologische inleiding biedt een systematisch kader om dit abstractiedenken toe te passen in rechtspraak, doctrine en wetgeving. We behouden de kracht van formele wiskundige taal, maar vertalen haar in juridische termen: Wetsartikelen worden objecten; Wetgevingstakken (zoals BW, SW, Gw, WIB 92) vormen categorieën; Interpretatieve verwijzingen, analogieën, afleidingen worden morfismen; Samenhang tussen juridische kaders wordt gemodelleerd via functors; Vergelijkingen tussen interpretaties of rechtsstelsels verschijnen als natural transformations. Deze benadering laat toe om rechtsregels als gestructureerde netwerken te bestuderen. Niet langer enkel lineair (van tekst naar toepassing), maar ook structureel (van systeem naar systeem), zoals bij grondwettelijke toetsing, conflicten tussen nationale en supranationale rechtsnormen of de interpretatie van open normen binnen uiteenlopende contexten. Methodologische Inleiding: Juridische Category Theory 1. Doel en Reikwijdte Deze methodologische inleiding presenteert een systematisch kader voor de toepassing van begrippen uit de category theory op rechtspraak en juridische doctrine. De nadruk ligt op: Formaliseren van rechtsregels als objecten en morfismen binnen categorieën; Interpreteerbare verbindingen tussen verschillende wetgevingstakken door middel van functors; Vergelijkende analyse van interpretatiekaders via natural transformations. Deze methodologie ondersteunt juristen en magistraten bij: 1. Het inzichtelijk maken van onderlinge samenhang tussen wetsartikelen; 2. Het modelleren van grensgevallen en interpretatieve spanningen; 3. Het vergelijken van theoretische en praktijkgerichte rechtsopvattingen. 2. Basisbegrippen en Definitie Objecten (Wetsartikelen): Elk wetsartikel (bv. art. 1382 BW) fungeert als object dat een normatieve werking bezit. Categorieën (Wetgevingstakken): Verzamelingen en relaties van artikels vormen categorieën, zoals: BW (Burgerlijk Wetboek)¹ SW (Strafwetboek)² Gw (Grondwet)³ **Fiscaal Recht (WIB 92)**? Morfismen (Interpretatieve Relaties): Morfismen zijn normatieve of logische afleidingen tussen artikels (verwijzingen, ratio decidendi, analogieën). Functors (Structurele Vertalingen): Functors vertalen de structuur van de ene categorie (bv. Strafwetboek) naar de andere (bv. Grondwet) met behoud van samenhang. Natural Transformations (Kadersvergelijking): Natural transformations vergelijken twee functors en onthullen verschillen in interpretatie — ratio decidendi versus obiter dicta.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |