![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Staatsinrichting Vlaanderen versus Wallonië? Een unitaire, federale, confederale staat of meteen Vlaanderen onafhankelijk. Dit is het forum bij uitstek voor discussies over de Belgische staatsinrichting. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#1 |
Banneling
Geregistreerd: 13 juni 2003
Berichten: 6.792
|
![]() Bekend is de tegenstelling, waarop met name in de jongstverlopen jaren, nu eens zoo uitnemend veel gewicht werd gelegd, en die dan weder zooveel mogelijk wordt verzacht en naar den achtergrond gedrongen : de tegenstelling tusschen de volken van latijnsch en germaansch ras. Als de vertegenwoordiger der eersten gold dan Frankrijk, als die der anderen Duitschland ; en de verklaring der uiteenlopendste lotgevallen, der zoo geheel verschillende ontwikkeling van de beide landen, werd dan, voor een zeer aanmerkelijk deel, indien al niet uitsluitend, gezocht in den verschillenden aard en het uiteenlopende karakter dezer beide nationaliteiten.
Doch ook in Frankrijk zelf werd onder de bevolking een onderscheid waargenomen en erkend. Latere geschiedschrijvers, en onder hen vooral Augustin en Amédée Thierry, en Henri Martin, hebben op dat onderscheid gewezen en daarop zelfs grooten nadruk gelegd, ter verklaring van sommige feiten niet slechts, maar van den algemeenen gang der Fransche geschiedenis. Nevens het germaansche deel der bevolking, van de Franken en andere duitsche stammen, die in de vierde en vijfde eeuw Gallië binnendrongen en daar hunne heerschappij vestigden, afkomstig ; nevens dat deel, aanvankelijk en nog zeer lang daarna het heerschende en machthebbende, dat gedurende eeuwen zijn stempel op de fransche ontwikkeling, de fransche maatschappij en staatsinrichting drukt, wezen zij op de groote massa der oorspronkelijke bevolking, de overwonnelingen der germaansche veroveraars, op die Galliërs, van keltischen stam, met een vernis van romeinsche beschaving overtogen, in den kring van romeinsche denkbeelden, taal en zeden gegroeid, maar toch, ondanks dat en ondanks de germaansche verovering, hun eigen aard behoudende en met taai geduld, met onverwoestbare levenskracht, steeds meer hun invloed herwinnende, en de vreemde elementen in zich opnemende of naar de achtergrond dringende : alzoo dat van eeuw tot eeuw, het gelaat van Frankrijk, met steeds kennelijker duidelijkheid en bepaaldheid, den oorspronkelijke keltischen trek vertoont. Maar deze tegenstellingen, hoe belangrijk ook op zich zelf, hoe groote beteekenis daaraan ook door sommigen mocht worden toegekend, ze losten zich toch – en hierin waren allen het eens – weder op in een hogere eenheid, ze waren toch niet anders dan schakeeringen van dezelfde oorspronkelijke type, aan alle volken van het beschaafde Europa gemeen. Latijnen en Germanen, Kelten en Franken, ze behoorden toch allen tot de grote familie dier Aryas – dier besten, edelsten –, die onbetwistbaar de eerste plaats inneemt onder de geslachten en stammen der menschheid. “Latijnen en Germanen zijn broeders“, zegt de bekende publicist Laveleye, in zijn opstel over Frankrijks weerwraak (Revue Belge van 15 Januari 1872) ; “zij zijn beiden van arischen stam” ; en hij vindt daarin grond voor de opmerking, dat het niet geoorloofd is, “aan het onderscheid van ras het verschil in lotgevallen der europeesche volken toe te schrijven.” Het is jammer voor deze conclusie dat hare praemisse niet deugt. Ongetwijfeld spreken alle volken van West-Europa arische talen ; maar het is immers genoeg bekend, dat de taal niet altijd een teeken van gemeenschappelijke afstamming, dat zij dikwijls enkel een bewijs van voorafgaande verovering is. Waar nu veroveraars zijn, daar zijn natuurlijk ook verwonnelingen ; deze verwonnelingen zijn in den loop der eeuwen niet verdwenen, niet ondergegaan : integendeel, na verloop van langer of korter tijd, in hunne dichte massa opgelost. De keltisch sprekende Galliërs zelve, bij hunne komst in Frankrijk, niet reeds eene oudere bevolking, in zekeren zin eene overbevolking, gevonden, die wel hunne taal heeft overgenomen, en voor een poos met hen vereenzelvigd scheen, maar die langzamerhand weder te voorschijn is gekomen, en in onzen tijd welhaast de overhand op hare vroegere overwinnaars heeft behaald ? Voorzeker, ene hoogst belangrijke vraag ; ene vraag, waarop de nieuwste wetenschap niet aarzelt een bevestigend antwoord te geven. Quatrefages heeft getracht, in zijn bekend boekske La race prusienne, het bewijs te leveren, dat de bewoners van noordelijk Duitschland in het geheel geen Germanen zijn, maar een mengsel van Slaven en Finnen. Wij willen aanstonds toegeven, dat in deze bewering een kiem van waarheid ligt : evenals elders, vindt men ook in Duitschland voor-historische stammen ; het zou echter niet moeilijk vallen te bewijzen, dat men dergelijke ondergeschikte, weinig belangrijke stammen nog meer in zuidelijk Duitschland dan in het noorden te zoeken heeft. Ook gaat het niet aan, eene gansche bevolking, wier dialect het innigst aan den eigenlijken geest der duitsche taal verwant is en het zuiverst de oude taalvormen heeft bewaard, – vormen, die ouder zijn dan de groote volksbewegingen in de eerste eeuwen onzer jaartelling – voor een finnische aan te zien. Wat hiervan ook zij, Quatrefages heeft zich grootelijks vergist, toen hij zijne theorie als een doodelijk wapen tegen de vijanden van Frankrijk keeren wilde : dit wapen zou toch in de eerste plaats zijne eigene landgenooten treffen. Inderdaad werd reeds voor lang de aandacht van alle onderzoekers getroffen door het in Frankrijk zoo menigmaal voorkomende verschijnsel van een donkerkleurige type. De oude schrijvers schilderen ons de Galliërs als rijzige, blanke menschen met blond haar, van waar komt het nu, dat in het geheele zuiden des lands, een gansch ander menschenras, klein van gestalte, donkerkleurig van huid en met zwart haar, verreweg de meerderheid der bevolking vormt ? De hypothese, welke in den laatsten tijd den meesten bijval heeft gevonden, is door William Edwards uitgedacht, en na hem voornamelijk door Amédée Thierry en Henri Martin weder ontwikkeld. Volgens de theorie dezer schrijvers zouden er in Frankrijk twee gallische of keltische rassen bestaan. Gaëlen en Kymriërs, de eersten bruin, de anderen blond. De beroemde anthropoloog Broca neemt, in zijne verhandeling over de ethnologie van Frankrijk, ook deze hypothese aan. In het voorbijgaan mogen wij niet nalaten op te merken, dat, aangenomen dat deze theorie onhoudbaar bleek, de arbeid van den heer Broca daardoor toch in geene deele zijne aanspraak op groote belangrijkheid zou verliezen ; hij heeft inderdaad, en op onwederlegbare wetenschappelijke gronden aangetoond, dat werkelijk in Frankrijk twee rassen tegenover elkaar staan : het eene ten noorden van de Seine gevestigd, het andere ten zuiden van de Loire ; terwijl de landstreek tusschen deze rivieren eene gemengde bevolking heeft. Het zuidelijke ras is betrekkelijk klein van gestalte, met donkere oogen en haar, en een rond hoofd ; het houdt drie vijfde van de oppervlakte des lands bezet, en telt ongeveer negentig miljoen zielen. Het noordelijke ras, hoog van statuur, met lichtblauwe oogen, blonde haren en een langwerpig hoofd, is niet meer dan negen miljoen sterk, en bewoont ongeveer een vierde deel des lands. Vergelijkt men nu de kaart van Broca met eene goeden talenkaart, bij voorbeeld die van Berghaus, dan valt het dadelijk in het oog, dat het gebied van de “Langue d’oc” en dat van de “Langue d’oil”, in hoofdtrekken geheel overeenstemmen met de grenzen, welke hij voor de twee hoofdgroepen der bevolking heeft aangewezen, die te zamen de fransche natie vormen. En zie hier een nieuw, en zeer sterk sprekend kenteeken harer verscheidenheid. Waaraan ligt nu de ware oorzaak van dit verschil van ras ? Bestaan er voldoende gronden, om zich de Kelten in twee zoo geheel ongelijke stammen, een zwarten en een blonden, verdeeld te denken ? Zulk eene stelling is toch inderdaad in strijd met alle ervaring. Omalius d’Halloy, Gobineau en andere geleerden hadden dan ook reeds sinds lang de groote onwaarschijnlijkheid dezer hypothese gevoeld ; na hen hebben verschillende leden van de Société d’anthropologie te Parijs met nadruk gewezen op de onmiskenbare wetenschap van de bevolking van Zuid-Frankrijk met die der naburige landstreken der Middellandsche zee ; zij hebben, zoo duidelijk mogelijk, aangetoond, dat zoo scherp geteekend onderscheid het gevolg moet zijn van een verschillenden oorsprong ; en ook dat de antieke schrijvers, wanneer zij van blonde Galliërs in deze zuidelijke provinciën melding maken, daarbij uitsluitend het oog hebben op de krijgslieden, dat wil zeggen op het veroverende en heerschende ras ; de donkerkleurige massa der bevolking was reeds in het land gevestigd lang voor de aankomst der eerste Kelten, die eindelijk zelf in den machtigen hoofdstroom zijn verzwolgen. De theorie van de twee gallische rassen is wellicht door niemand grondiger en op overtuigender wijze wederlegd, dan door Roget de Belloguet in zijn uitnemend werk L’Ethnologie gauloise. Hij toont aan, dat de eigenlijke zoogenaamde Galliërs allen zonder onderscheid echte Kelten waren ; die al de voortreffelijke eigenschappen van het rijzige, blonde ras bezaten, en in Frankrijk ook allen dezelfde taal spraken, dezelfde godsdienst beleden, en hetzelfde staatkundige en godsdienstige ideaal huldigden en trachten te verwezenlijken. Maar deze Kelten hadden bij hunne komst in Frankrijk reeds eene gevestigde, andere bevolking gevonden, waaraan Belloguet den naam geeft van Liguriërs (van Ligeris, Loire). Onloochenbaar en van diepst ingrijpende beteekenis is het feit, dat in Frankrijk de groote meerderheid der bevolking, ook nog heden ten dage, niet tot het arische ras behoort. Deze stelling, met groote wetenschappelijke degelijkheid ontwikkeld en door tal van bewijzen gestaafd, vond al spoedig bij vele bevoegde geleerden onverdeelden bijval. Alfred Maury heeft zich in de Revue archéologique daarvoor verklaard ; en de uitnemende leden der redactie van de Revue critique, met name Gaidoz, redacteur van de Revue celtique, hebben herhaaldelijk met ijver voor deze stelling partij gekozen. Henri Martin, de ijverige en bekwame verdediger van de theorie der beide gallische rassen, heeft, nu eenige maanden geleden, eene reeks van opstellen, onder den naam van Etudes d’archéologique celtique, in het licht gegeven, waarin hij zijn grooten tegenstander Belloguet op bijna alle punten gelijk geeft. “Men heeft, zegt hij, thans eindelijk onloochenbaar echte sporen gevonden eener oorspronkelijke bevolking, die veel ouder dan de Galliërs is ; een stoutmoedige, onvermoeide onderzoeker, de heer Beloguet, leidt de sterke vermenging met eene donkerkleurige, in het westen woonachtige bevolking, waardoor het blonde ras der gallische veroveraars gewijzigd kan worden, van de Liguriërs af. De bruine Gaëlen zijn voor hem niet anders dan keltisch geworden Liguriërs, waarschijnlijk van gelijken oorsprong als de Berbers of de Kabylen van Afrika (?). Wij zijn geneigd, den heer Belloguet toe te geven, dat de donkerkleurige bevolking, door hem Liguriërs genoemd, in het westen veel hooger noordwaarts verbreid was, dan wij tot dusver meenden.” Deze bekentenis strekt den heer Martin tot eer ; doorgaans toch valt het den geleerden niet gemakkelijk, eene sedert lang en met ijver en hartstocht verdedigde theorie vaarwel te zeggen. Zoo mogen wij dan nu aannemen, dat voortaan als wetenschappelijke erkende waarheid vaststaat, dat drie vijfden van Frankrijk door een vóór-arisch ras wordt bewoond. Dit feit eenmaal aangenomen, rijst de vraag naar zijne betekenis en gevolgen. In het tegenwoordige Frankrijk leven twee, in oorsprong en ontwikkeling geheel van elkander verschillende hoofdrassen, het eene in het noorden, het andere in het zuiden des lands. Het eerste behoort tot de groote arische familie, het andere niet. Is het nu niet waarschijnlijk, dat ook in den zedelijken en intellectueelen aanleg beider groepen gewichtige verschilpunten zullen worden aangetroffen ; en dat dit oorspronkelijke dualisme van machtigen, overwegenden invloed zal zijn, niet enkel op de politiek, maar op geheel de ontwikkeling, geheel de handel- en denkwijze der fransche natie ? Edward Böhmer, hoogleraar in de romaansche talen aan de universiteit te Halle, heeft in zijn uitneemende boekje over de moderne provençaalse dichting, met volle recht op de beteekenis van dit feit gewezen. Terwijl het eeuwen lang in eene schier onoverzienbare menigte souvereine staten en staatjes verbrokkelde Duitschland toch altijd in het bezit was van eene algemeene landstaal, heeft Frankrijk, trots zijne centralisatie, in waarheid nooit eene werkelijke nationale eenheid bezeten. Om zich nauwkeurig rekenschap van den bestaanden toestand te geven, en met eenige zekerheid den invloed te kunnen bepalen, dien de tegenwoordigheid der Liguriërs op franschen grond in vroeger tijd heeft gehad, en dien zij nog in het vervolg uitoefenen kan, zou men volledige en nauwkeurige berichten over dit belangwekkend ras moeten bezitten. Mocht een bevoegd deskundige, op de plaats zelve, zich opgewekt gevoelen om, met ernst en nauwgezetheid, de verschillende uitingen van den eigenaardigen ligurischen geest in kunst en poëzie, in het burgerlijk en maatschappelijk leven, in geheel den aanleg en het werken en streven der bevolking te bestudeeren en onderling te vergelijken : hij zou daarmede aan de ethnographische, en ik voeg er bij, ook aan de politieke wetenschap een onschatbare dienst bewijzen. Eerst dan zullen wij met eenige zekerheid weten, of wij Belloguet moeten volgen, waar hij aan dien ligurischen geest enerzijds, de vlugheid van begrip, de natuurlijke welbespraaktheid, de spotzieke luim, de onrustige nieuwsgierigheid, de fijne sluwheid, het talent voor uitvinden en nabootsen ; – maar ook de praalzucht, de geldgierigheid, de heftige begeerlijkheid, de wispelturigheid, de goddeloosheid en vooral ook de onmatigheid, – al te gader karaktertrekken der hedendaagsche fransche natie – toeschrijft. Wij wagen het niet op deze zeer ingewikkelde vraag een bepaald antwoord te geven. Dit is echter boven alle twijfel verheven, dat de tegenstelling tusschen Kelten en Liguriërs ten allen tijde heeft bestaan ; ook dan, wanneer die tegenstelling, ten gevolge van sommige gebeurtenissen en toestanden, scheen uitgewischt, bleek zij slechts tijdelijk op den achtergrond te zijn gedrongen, om straks met nieuwe scherpte in het licht te treden. Het zou ons te ver afleiden, indien wij hier, aan de hand der geschiedenis, in bijzonderheden wilden aantoonen met hoeveel hardnekkigheid zich de zuidelijke gewesten, eeuwen lang, tegen de vereeniging met noordelijk Frankrijk hebben verzet. De bekendste Albigenzer-oorlog is slechts eene der episoden in eene langdurige, geweldige worsteling : misschien de bloedigste, maar zeer zeker evenmin de eerste als de laatste. De strijd dagteekent reeds uit den tijd vóór Charlemagne ; en nog lang nadat de ketterij – zoo godsdienstige als politieke – der Albigenzen in stroomen bloeds was versmoord, koesterde meer dan één machtig edelman het stoute plan om in Languedoc een zelfstandig rijk te stichten. Dit was, onder anderen, ook het streven van bisschop Bernard de Saisset, in het begin der veertiende eeuw ; hij wist dat hij daarbij rekenen kon op de sympathie en medewerking van alle mannen van het zuiden, die van ouds de fransche taal als eene vijandelijke sprake beschouwden. Ook aan de latere godsdienstoorlogen en burgerkrijgen der zestiende eeuw was dit particularistische streven niet vreemd. Doch meer dan het verledene boezemt het heden ons belangstelling in. Nog heden ten dage wordt men in het land, dat, naar het algemeen gevoelen van alle europeesche staten de meest vast aaneengesloten nationaliteit, de sterkst uitgedrukte innerlijke eenheid, de volksomendste centralisatie bezit, door openbaringen van dienzelfden middelpunt-vliedenden geest verrast. Het is noodig, zegt de Armana provençeau van 1867, dat het nationale bewustzijn van ons provençaalsche land worde opgewekt (asseta nostro Prouvenço dins sa counscienci de nacioun). Het hoofd en de leider dezer beweging is de gevierde dichter Mistral. In zijn prachtig gedicht Calendau, schildert hij Provence, als een schoone, door een hartelijken echt met een barbaar verbonden vorstin ; gelukkig verschijnt Calendrau, de verpersoonlijking van het provençaalsche volk, om haar te bevrijden uit de slavernij der van het noorden gekomen “gauwdieven en liederlijke deernen” : waarin hij dan ook, dank zij zijn heldenmoed, slaagt. De aanteekeningen, bij het gedicht gevoegd, zijn zoo mogelijk nog duidelijker, dan de zeer doorschijnende allegorie van het stuk zelf. Mistral spreekt daar met zoo vele woorden van de vijandschap der rassen ; de Langue d’oc is mishandeld en gebonden en den mond gesnoerd ; onverbiddelijk bant men haar van de universiteit ; en toch : “betalen de Franschen van het zuiden niet evengoed als de anderen hunne grond- en bloedbelasting ?” Amédée Gabourd, schrijver eener geschiedenis van Frankrijk, komt zijnerzijds evenzeer tot deze bekentenis : “Het noordsche ras heeft altijd het zuidelijke onderdrukt … Deze bevolking beschouwt zich zelve als eene overwonnen natie ; zij gehoorzaamt bijna als gedwongen, zonder zelfstandigheid, zonder liefde. Kan der eenheid van Frankrijk immer afbreuk worden gedaan, dan zou voorzeker de stoot tot zoodanige beweging van de provinciën Languedoc en Bordelais uitgaan” … Nog in den laatsten tijd is te Montpelier een gedicht van Octavien Bringuier in het licht verschenen, Prouvença (Provence) getiteld, dat, zoo als de Armana prouvença per 1872 meldt, in gloeiende verzen de geschiedenis en grootheid “onzer nationaliteit” bezingt. Zoo blijkt dan dus de tegenstelling tusschen Liguriërs en Kelten, ook op staatkundig gebied, zeer duidelijk merkbaar ; en daarbij mag niet uit het oog worden verloren, dat zich in beide volkgroepen te gelijker tijd een streven naar onafhankelijkheid begint te openbaren. Ernest Renan sprak onlangs, in een opstel over de geestelijke en zedelijke wedergeboorte van Frankrijk, deze merkwaardige woorden ; “Ik weet niet of ik mij bedrieg, maar er is eene historisch-ethnographische beschouwing, die ik niet van mij weren kan. De overeenstemming tusschen Engeland en Noord-Frankrijk schijnt mij met elken dag treffender. Onze onbezonnenheid is uit het zuiden afkomstig ; en wanneer Frankrijk niet Languedoc en Provenve in zich opgenomen had, dan zouden wij een ernstig, nijver en protestantsch volk zijn.” Dergelijke verklaringen zijn niet zonder betekenis, en wij kunnen er tweeërlei gevolgtrekkingen uit maken. Vooreerst, wanneer Frankrijk niet altijd naar den zin der radicalen vooruitgaat, dan valt dit licht te verklaren uit den aard zijner bevolking. Niet de taal die zij spreken, is oorzaak van de meerderheid der latijnsche bevolkingen, maar de niet-arische elementen, waarmede zij, in zoo sterke mate, vermengd zijn. – De andere gevolgtrekking is deze, dat de toekomst van dit groote en schoone land waarschijnlijk afhangt van het antwoord op de vraag, welke der beide hoofdgroepen, waaruit de bevolking is samengesteld, in het eind het beslissende overwicht zal behouden. Want hoe opmerkelijk ook de talenten en begaafdheden van het ligurische ras mogen zijn, zoo schijnt het toch niet binnen zijn bereik te liggen tot dien trap van politieke ontwikkeling op te klimmen, waarop zich die volken bevinden, bij wie het arisch bloed nog het heerschende element is. Wanneer de Kelten van het noorden, wanneer ernstige, bedachtzame, zedelijke mannen de overhand kunnen behouden, dan is, zoo als Laveleye meent, eene “wedergeboorte” van Frankrijk alleszins mogelijk. Jammer genoeg leven wij in een tijd, waarin het algemeen stemrecht als toppunt van staatkundige wijsheid geldt : het algemeen stemrecht, dat, zoo het geen onwaardige komedie is, tot niets anders dienen kan dan om de brutale tirannie van het domme cijfer over verstand en karakter en zedelijke waarde te bevestigen. Leo Van Der Kinder De schrijver klaagt de flaminganten aan die de grenslijn, die de volkeren van dietschen of germaansche stam van de Franschen onderscheidt, zoo scherp mogelijk trekken, en alle gemeenschap met het Waalsche element zoo beslist mogelijk afwijzen. De Belgische dualiteit, in de hand gewerkt door de hedendaagse politiek, is onredelijk en onnatuurlijk en moet bestreden worden, evenals het belgicisme. De grenzen van ons ras liggen binnen Frankrijk en niet in België. De enige juiste staatkundige opvatting is de Heelnederlandse gedachte. |
![]() |
![]() |
![]() |
#2 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 11 januari 2003
Locatie: Vlaanderen
Berichten: 12.249
|
![]() Bla bla bla
__________________
"Denken ist schwer, darum urteilen die meisten." |
![]() |
![]() |
![]() |
#3 | |
Vreemdeling
Geregistreerd: 13 november 2002
Berichten: 65
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#4 | |
Secretaris-Generaal VN
|
![]() Citaat:
Hebt ge 't gelezen? Ikzelf geloof niet in rassen en in volkeren, maar jullie toch zo in het Vlaamse Ras en Volk geloven, zouden dat toch eens mogen lezen. Maar ja, blijf maar bij je vooroordeel he: de Walen zijn een ander ras, wat er ook gezegd wordt bla bla bla ![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#5 | |
Parlementslid
Geregistreerd: 4 april 2002
Locatie: Reetveerdegem
Berichten: 1.643
|
![]() Citaat:
![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#6 | |
Provinciaal Gedeputeerde
Geregistreerd: 4 maart 2003
Berichten: 937
|
![]() Citaat:
Groot-Nederlands: Nederland + Vlaanderen Heelnederlands: Nederland + België + Luxemburg (eventueel tot aan de Somme). Ik veronderstel dat ge dus het laatste bedoelt. Ik geloof niet in die blabla van de "Germaansche volksstam" en zo, maar wel dat de Heelnederlandse optie de beste geopolitieke oplossing zou zijn: voor de Belgische problemen, voor de positie van de lage landen in Europa, op economisch vlak, ... Wallonië is het romaanse element binnen de Nederlanden, maar is niet Frans. Historisch en cultureel is het nauwer met ons verbonden. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#7 | ||
Minister-President
Geregistreerd: 7 januari 2003
Locatie: Westhouk, West-Vloandern
Berichten: 5.442
|
![]() Citaat:
__________________
Solidarnosc : "Typisch voor de meeste rechtse nationalisten. Als het gaat over de rechten van de Vlamingen ten opzichte van de Franstaligen (een arme minderheid, dus zeer dapper!), dan kan het nooit op en is het om 't er radicaalst. Maar als het gaat over de verdediging van de rechten van de Vlaamse werknemer ten opzichte van (buitenlands en binnenlands) kapitaal, dan is een mes in de rug het enigste wat ze die werknemers te bieden hebben. |
||
![]() |
![]() |
![]() |
#8 | |||
Banneling
Geregistreerd: 13 juni 2003
Berichten: 6.792
|
![]() Citaat:
![]() Citaat:
Citaat:
|
|||
![]() |
![]() |
![]() |
#9 | ||
Banneling
|
![]() Citaat:
Met als naam "Belgie" lijkt me dat een goede oplossing ![]() Citaat:
|
||
![]() |
![]() |
![]() |
#10 | |||
Provinciaal Gedeputeerde
Geregistreerd: 4 maart 2003
Berichten: 937
|
![]() Citaat:
|
|||
![]() |
![]() |
![]() |
#11 |
Banneling
Geregistreerd: 10 maart 2003
Locatie: BELGIE - BELGIQUE - BELGIEN - BELGIUM
Berichten: 15.869
|
![]() Heelnederlands: Nederland + België + Luxemburg (eventueel tot aan de Somme).
Zoals Tacitus zei met naam België. Niet slecht ! ![]() ![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
#12 | |
Banneling
Geregistreerd: 13 juni 2003
Berichten: 6.792
|
![]() Citaat:
![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#13 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
|
![]() DJ Degrelle is in da house!!!!
[img]http://www.********/D/ffh/Degrelle.jpg[/img] Merwaardig dat iemand die zo opgaat in het nazisme en zelfs de rethoriek van die tijd overneemt nog altijd de Nederlandse eenheid bepleit, die "nicht in frage kommt" onder Hitler en waar men van moet afstappen.
__________________
Ik distantieer me van al wat ik vroeger heb geschreven |
![]() |
![]() |
![]() |
#14 |
Banneling
|
![]() Er was niet veel ruimte voor discussie ook he? Ik meen me niet te herinneren dat Degrelle & Hitler als olijk duo (Quick en Flupke?) bij Bracke en Crabbé te gast waren.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
#15 | |
Banneling
Geregistreerd: 13 juni 2003
Berichten: 6.792
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#16 | ||
Minister-President
Geregistreerd: 19 april 2003
Locatie: Mechelen
Berichten: 4.827
|
![]() Citaat:
__________________
Ik wil zeggen dat de mens Is, dat de mens Bestaat... welnu, laat hem zijn, laat hem bestaan! En dan zou het bestaan op zichzelf het enige einddoel zijn: de mens zou bestaan, en hij zou er alleen voor zorgen om te blijven bestaan in zo-groot-mate-mogelijk van relatief geluk en relatieve vrijheid. En dan zou het verkeerd zijn, misdadig, de mens zijn relatief geluk en relatieve vrijheid te doen opofferen voor een idee: voor god, de gemeenschap of de Staat. |
||
![]() |
![]() |
![]() |
#17 | |||
Secretaris-Generaal VN
|
![]() Citaat:
![]() |
|||
![]() |
![]() |
![]() |
#18 | ||
Perm. Vertegenwoordiger VN
|
![]() Citaat:
Man, waarom doen al die neonazi's zo schijnheilig over hun overtuiging? Correctie, hun DOMINANTE overtuiging?
__________________
Ik distantieer me van al wat ik vroeger heb geschreven |
||
![]() |
![]() |
![]() |
#19 | ||
Banneling
Geregistreerd: 13 juni 2003
Berichten: 6.792
|
![]() Citaat:
![]() |
||
![]() |
![]() |
![]() |
#20 | |||
Perm. Vertegenwoordiger VN
|
![]() Citaat:
![]()
__________________
Ik distantieer me van al wat ik vroeger heb geschreven |
|||
![]() |
![]() |