Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Diverse > Over koetjes en kalfjes...
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst Markeer forums als gelezen

Over koetjes en kalfjes... Op verzoek van de gebruikers van dit forum: een hoekje waarin je over vanalles en nog wat kan praten... De boog moet namelijk niet altijd gespannen staan hé.

Antwoord
 
Discussietools
Oud 16 juli 2025, 08:29   #1
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard Category theory voor juristen en advocaten en magistraten versie 2025

Hoofdstuk X – “Ex structurâ ius: Categorietheorie als wapen tegen juridische entropie”

?*

> “Ordo et connexio idearum idem est ac ordo et connexio rerum.”



– Spinoza, Ethica, I, Axiomata, IV

Inleiding



In een tijd waarin de juridische praktijk steeds meer onderhevig is aan snelheid, pragmatisme en digitalisering, lijkt het fundamentele vermogen om abstract en structureel te denken in regressie. Deze structurele denkvormen, die ooit aan de basis lagen van de rechtenstudie in haar klassieke vorm – ars logica, ars rhetorica, ars mathematica – hebben plaatsgemaakt voor casusgericht aanleren van wetgeving zonder diepere logische onderbouw. In deze context stelt zich de vraag of een wiskundig abstract kader zoals de categorietheorie een relevante bijdrage kan leveren aan de juridische vorming en praktijk. Het antwoord is ondubbelzinnig positief.

1. Categorietheorie in essentie: een taal van relaties

Categorietheorie werd in de jaren 1940 ontwikkeld door Samuel Eilenberg en Saunders Mac Lane als een manier om universele structuren en hun onderlinge relaties binnen de wiskunde te beschrijven. In plaats van te focussen op objecten op zich, richt categorietheorie zich op de morfismen — de structuurbehoudende transformaties tussen objecten — en hun compositie. Een categorie bestaat ui

een verzameling objecten,

een verzameling morfismen tussen die objecten,

een associatieve compositie van morfismen,


en identiteitsmorfismen voor elk object.

Deze structuur biedt een metaformele taal om verbanden te leggen tussen structuren — exact wat ook het recht voortdurend doet.



> “Ex consequentibus ratio colligitur.”



– Digesten, 50.17.155

(Uit de gevolgen wordt de redenering afgeleid.)

In juridische termen kunnen we objecten beschouwen als juridische begrippen (zoals “contract”, “schuld”, “eigendom”), en morfismen als de juridische regels, interpretaties of vonnissen die deze begrippen transformeren in andere. De combinatie van regels (compositie) volgt strikte regels van logische coherentie.


2. Juridisch denken als categorisch denken

Het recht is in wezen relationeel. Geen enkele norm heeft betekenis zonder context. Artikel 1134 BW (oude versie) bijvoorbeeld (“alle overeenkomsten strekken partijen tot wet”) betekent niets zonder contract, zonder wederkerigheid, zonder feitelijke uitvoering, zonder sancties bij niet-nakoming.



Categorietheorie dwingt de jurist om niet alleen het object te bestuderen, maar ook hoe het zich verhoudt tot andere objecten, binnen welke structuur het leeft, en hoe transformaties (interpretaties, toepassingen, vonnissen) daarop inwerken.

Dit kan als volgt gemodelleerd worden:

Objecten: rechtsconcepten zoals verplichting, schuld, overmacht


Morfismen: juridische transformaties zoals interpretatie, herkwalificatie, analogieredenering


Functors: mappings tussen verschillende rechtsdomeinen (bv. strafrecht naar fiscaal recht)

?*

Natural transformations: coherente veranderingen in interpretatie binnen een systeem (bv. evolutie in rechtspraak zonder contradictie)

> “Lex est ratio summa, insita in natura.”



– Cicero, De Legibus, II.5

(De wet is het hoogste verstand, ingebed in de natuur.)

3. Toepassingen voor de advoca

a. Bewijsvoering en logische samenhang

Categorietheorie maakt de advocaat gevoelig voor compositie en samenhang van argumenten. Elke premisse, elk precedent, is een morfisme in een grotere keten. Fouten in de samenstelling (zoals contradicties, circulaire redeneringen of inconsistent gebruik van definities) worden sneller zichtbaar als men categorisch leert denken.

b. Vergelijkend recht en transformatie

Via functoren kunnen concepten tussen rechtsdomeinen worden getransformeerd zonder verlies aan structuur. Zo kan de juridische kwalificatie van “fiscale simulatie” in het belastingrecht gemapt worden op bedrog in het strafrecht, met behoud van functionele gelijkenis. Advocaten die meerdere rechtsgebieden beheersen, opereren al intuïtief via deze “functoren”.

c. Contractuele structuren en coherentie

In het contractenrecht is samenhang tussen clausules van vitaal belang. Categorietheorie leert denken in netwerken van voorwaarden en effecten. Een contract is geen lijst van afzonderlijke bepalingen, maar een gestructureerd systeem met implicaties en restricties. De advocaat die dit begrijpt, bouwt robuustere clausules en anticipeert op zwakke schakels.

d. Juridische AI en formalisering

In legal tech zijn systemen op basis van categorietheorie in opkomst, net zoals ze dat al jaren zijn in de functionele programmeertalen (zoals Haskell). Ze maken het mogelijk om juridische redenering in machine-consistente vormen te gieten, mits de jurist voldoende abstract kan denken om zijn domein formeel te modelleren.

> “Nulla regula sine exceptio


(Geen regel zonder uitzondering.)

Categorietheorie laat uitzonderingen toe mits consistente verwerking — via natuurlijke transformaties of subcategorieën.

4. Historische verankering van mathematisch denken in de rechtenstudie

Tot de negentiende eeuw werd van rechtenstudenten verwacht dat ze geschoold waren in logica, meetkunde en metafysica. In Leuven, Bologna en Parijs was een initiële opleiding in de artes liberales — inclusief wiskunde en logica — verplicht voorafgaand aan de juridische faculteit. Zoals Pascal en Fermat aantonen, was er een directe verbinding tussen juridisch en mathematisch denken (zie eerder hoofdstuk). Leibniz zelf werkte aan een ars combinatoria juridica waarin juridische geschillen via logische symboliek opgelost konden worden

5. Contra: waarom categorietheorie nauwelijks voorkomt in rechtenfaculteiten


Te abstract: categorietheorie vereist een denkniveau dat ver uitstijgt boven het huidige minimum in rechtenopleidingen.

Gebrek aan wiskundige vorming bij studenten: een gevolg van het feit dat studenten die niet mee kunnen met wiskunde vaak rechten kiezen.

Gebrek aan interdisciplinaire opleiding: rechtenopleidingen zijn zelden geïntegreerd met logica, informatica of wisk


> “Qui ignorat rationem legis, difficile est illam recte interpretari.”

(Wie de reden van de wet niet kent, zal ze moeilijk juist kunnen interpreteren.)

– Ulpianus, Dig. 1.3.18



Besluit

Categorietheorie is géén niche voor wiskundigen, maar een denkkader voor juristen die structuur zoeken in een steeds complexere rechtswereld. Ze leert de advocaat om redeneringen transparant, modulair en coherent op te bouwen. In een wereld van juridische overbelasting en interpretatiechaos biedt ze niet alleen een vorm van intellectuele ascese, maar een wapen tegen entropie.

> “Natura nihil facit frustra.”



(De natuur doet niets zonder doel.)

– Aristoteles, Physica II.3

— en dat geldt ook voor juridische structuren.

Voetnoten



1. S. Mac Lane & S. Eilenberg, General Theory of Natural Equivalences, Transactions of the American Mathematical Society, Vol. 58 (1945), pp. 231–294.


2. G.W. Leibniz, Nova Methodus pro Maximis et Minimis, Leipzig, 1684.


3. L. Wittgenstein, Tractatus Logico-Philosophicus, 6.1201: “Die mathematische Logik zeigt, wie es sich mit den mathematischen Symbolen verhält.”


4. Bartosz Milewski, Category Theory for Programmers, videolectures, YouTube, 2014–2020.


5. Digesten 50.17.155 en 1.3.18: geciteerd uit de Corpus Iuris Civilis (Justinianus), 6e eeuw.

6. Isidore van Sevilla, Etymologiae, Lib. V: “Omnis definitio est rei
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven

Laatst gewijzigd door bedrijven docter : 16 juli 2025 om 08:41.
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 16 juli 2025, 08:54   #2
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Een herwerking of herinterpretatie van deel twee van The Joy of Abstraction (p. 163–396), waarin de formele tools van de categorietheorie worden uitgelegd (isomorfismen, functors, universalia, dualiteit, Yoneda, enz.) — maar dan toegepast op het juridisch denken, redeneren en structureren.


---

???? Voorstel: Category Theory voor Advocaten, Juristen en Magistraten

Ondertitel: Wiskundige structuren als denkhulpmiddel in rechtspraak en wetgeving


---

Structuur gebaseerd op deel 2 van Cheng

Hieronder een voorstel per hoofdstuk (vanaf p. 163), telkens met een juridische invalshoek:


---

14. Isomorfismen

Wiskundig: structureel gelijkwaardige objecten in verschillende contexten.
Juridisch: Hoe dezelfde rechtsrelatie (vb. eigendom, verbintenis) in verschillende rechtstakken of landen equivalent kan zijn, ondanks andere terminologie of vorm.
Voorbeeld:

Eigendomsbegrip in Belgisch versus Frans recht: zelfde functie, andere verankering.

Overeenkomsten die functioneel identiek zijn, maar civielrechtelijk anders worden vormgegeven (vb. lease vs huurkoop).



---

15. Monics en Epics

Wiskundig: Monomorfismen = injectieve morfismen (zoals "bewijs zonder verlies van informatie"); Epimorfismen = surjectieve morfismen (zoals "beslissing die alle gevolgen omvat").
Juridisch:

Monic = bewijsstuk dat strikt onderscheid maakt tussen feiten.

Epic = arrest dat elke denkbare juridische implicatie dekt.
Voorbeeld:

Een arrest dat bindend is voor elke lagere rechtbank (epimorf).

Een precisering van een rechtshandeling die enkel één juridische interpretatie toelaat (monomorf).



---

16. Universele Eigenschappen (Universal Properties)

Wiskundig: abstracte definities via unieke universele paden.
Juridisch:

Rechtsfiguren zoals ‘de kleinste gemeenschappelijke contractsvorm’ of ‘meest algemene juridische constructie’.
Voorbeeld:

De algemene rechtsverhouding waaruit alle bijzondere contracten afleidbaar zijn (vb. de contractuele verbintenis als universeel object).

De notie van "rechtsmisbruik" als universele grens op subjectieve rechten.



---

17. Dualiteit

Wiskundig: omkeren van morfismen; stellingen hebben vaak een duale vorm.
Juridisch:

De redenering "als dit, dan dat" versus "als niet dat, dan niet dit".
Voorbeeld:

Omkering van bewijslast: het duale van ‘men moet bewijzen’ is ‘men wordt geacht tenzij weerlegd’.

Schuld vs aansprakelijkheid.



---

18. Producten en Coproducten

Wiskundig: Product = gezamenlijk bestaan; Coproduct = vrije combinatie.
Juridisch:

Product = combinatie van rechten die samen nodig zijn (vb. mede-eigendom).

Coproduct = alternatief aanbod van rechtsgronden (vb. cumul van strafrecht en burgerrecht).
Voorbeeld:

Gezamenlijke nalatenschap (product).

Keuze van rechtsgrond (delictuele vs contractuele aansprakelijkheid = coproduct).



---

19. Pullbacks en Pushouts

Wiskundig: limieten van structuren; hoe verschillende relaties compatibel kunnen worden gemaakt.
Juridisch:

Harmonisering van normen uit verschillende rechtstakken of jurisdicties.
Voorbeeld:

Een zaak die zowel onder sociaal als fiscaal recht valt: pullback van regels.

Europese richtlijn + nationale omzetting: pushout.



---

20. Functors

Wiskundig: structuurbehoudende mappings tussen categorieën.
Juridisch:

Wetstoepassing als functor: hoe abstracte wet wordt toegepast op concrete gevallen.
Voorbeeld:

Cassatiearrest dat de toepassing van een rechtsregel vastlegt (juridische functor).

Vertaalslag tussen mensenrechten en nationaal recht.



---

21. Categorieën van Categorieën

Wiskundig: Categorieën zelf als objecten.
Juridisch:

Rechtstakken als categorieën: sociaal recht, strafrecht, burgerlijk recht.
Voorbeeld:

Een rechtscollege dat oordeelt over regels van meerdere domeinen (zoals het Grondwettelijk Hof).



---

22. Naturale Transformaties

Wiskundig: mappings tussen functors.
Juridisch:

Juridische hervormingen, rechtsvergelijking, of doctrinaire ontwikkelingen.
Voorbeeld:

Een wetswijziging die de toepassing van een regel fundamenteel wijzigt.

De overgang van analoge naar digitale rechtspraak (vb. e-deposit).



---

23. Yoneda Lemma

Wiskundig: de identiteit van een object wordt volledig bepaald door zijn relaties.
Juridisch:

De juridische betekenis van een concept zit in hoe het interageert met andere concepten.
Voorbeeld:

Eigendom wordt begrepen door de handelingen die ermee mogelijk zijn (verkopen, schenken, hypothekeren).

Juridische persoonlijkheid als knooppunt van rechtsverhoudingen.



---

24. Hogere Dimensies

Wiskundig: 2-categorieën, higher category theory.
Juridisch:

Multi-jurisdictionele of multilaterale rechtscontexten.
Voorbeeld:

Internationaal recht waarbij staten, bedrijven en individuen verschillende lagen van interactie hebben.



---

???? Waarom dit project potentieel heeft:

Interdisciplinair pionierswerk (wiskunde en recht).

Maakt abstract denken in het recht concreet via structuren.

Sluit aan bij het verlangen naar meer structuur, precisie en coherentie in juridische redenering.

Biedt analytische tools voor moeilijke juridische problemen (bewijslast, causaliteit, systeemconflicten).

Ethische en logische consistentie wordt inzichtelijker.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 16 juli 2025, 09:02   #3
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Titel: Categorieën in het Recht – een Structurele Benadering


---

Hoofdstuk 1: Objecten in het Recht – Wetsartikelen als basisentiteiten

In een categorietheoretisch model van het recht beschouwen we elke wetsbepaling als een object. Dit kunnen artikels uit eender welke wet zijn: Burgerlijk Wetboek (BW), Strafwetboek (SW), Grondwet (Gw), Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB 92), enz.

Voorbeelden:

Art. 1382 BW (aansprakelijkheid wegens fout)

Art. 419 SW (valsheid in geschriften)

Art. 10 Gw (gelijkheidsbeginsel)

Art. 344, §1 WIB 92 (fictieve overdracht)


Elke bepaling is op zichzelf een juridisch object, met betekenis in zijn context.


---

Hoofdstuk 2: Wetgevingstakken als categorieën

Een categorie in de zin van de categorietheorie bestaat uit een verzameling van objecten en morfismen (relaties) daartussen. In het recht zijn dat:

De wetgevingstakken, bv.:

BW = de categorie van burgerlijk recht

SW = strafrecht

WIB 92 = fiscaal recht

Gw = constitutioneel recht



Elke categorie bevat haar objecten (artikelen) én morfismen (interpretatieve relaties zoals verwijzingen, afleidingen, rechtspraak).


---

Hoofdstuk 3: Morfismen – juridische verbanden tussen wetsartikelen

Een morfisme is een gestructureerde relatie van betekenis tussen twee objecten (wetsartikelen), binnen eenzelfde categorie.

Soorten morfismen:

Rechtstreekse verwijzing (bv. art. 1384 BW verwijst naar art. 1382 BW)

Interpretatieve afleiding (een arrest past art. 1382 BW toe op nieuw feit)

Analogie (bv. tuchtrecht ? strafrecht)

Doctrinaire uitbreiding (jurisprudentiële evolutie)


Voorbeeld:
Van art. 10 Gw (gelijkheid) naar art. 172 Gw (gelijke fiscale druk) loopt een morfisme van interpretatieve uitbreiding: het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel wordt toegepast op fiscaliteit.


---

Hoofdstuk 4: Functors – samenhang tussen rechtsdomeinen

Een functor is een wiskundige manier om een hele categorie (bv. strafrecht) over te zetten naar een andere (bv. fiscaal recht), zodanig dat:

elk wetsartikel wordt afgebeeld op een ander wetsartikel,

elk juridisch verband wordt afgebeeld op een overeenkomstig verband.


Juridische voorbeelden van functors:

1. Van strafrecht naar tuchtrecht:

Art. 419 SW (valsheid in geschrifte) ? art. 70 Codex Deontologie

Juridische sanctie ? tuchtrechtelijke sanctie
Relaties tussen misdrijven worden behouden in het tuchtrechtelijk domein.



2. Van burgerlijk naar fiscaal recht:

Art. 1382 BW (fout) ? antimisbruikbepaling art. 344, §1 WIB 92

Juridische causaliteit ? fiscale toerekening
Het beginsel van fout en schade wordt functorieel overgezet in een fiscaal kader.



3. Van privaatrecht naar mensenrechten:

Art. 1382 BW ? art. 8 EVRM (eerbied voor privéleven)

Juridische aansprakelijkheid ? recht op schadevergoeding bij schending
De rechtsbescherming wordt structureel verbonden via het EVRM.





---

Hoofdstuk 5: Natural transformations – interpretatieve overeenstemming

Een natuurlijke transformatie vergelijkt twee functors tussen dezelfde twee categorieën. In juridisch opzicht betekent dit: twee interpretaties van hetzelfde rechtsdomein, die systematisch met elkaar overeenstemmen.

Voorbeelden:

1. Fiscaal recht ? grondwettelijk recht

Functor F: interpretatie via het legaliteitsbeginsel

Functor G: interpretatie via het gelijkheidsbeginsel

De natuurlijke transformatie ? geeft per artikel een consistente relatie tussen beide interpretaties.



2. Twee rechtsscholen (doctrines)

F = klassiek-positivistische lezing van fiscale anti-misbruikbepaling

G = grondrechtelijke lezing ervan

? = rechtspraak die beide benaderingen in één arrest combineert (bv. HvC 9 juni 2011)



3. EU-recht en nationaal recht

Functor F: omzetting van richtlijnen in Belgisch recht

Functor G: rechtstreekse werking van EU-recht

?: HvJ EU interpretaties die het verband leggen





---

Hoofdstuk 6: Synthese en juridische relevantie

De categorietheoretische benadering van het recht maakt het mogelijk om:

Wetsartikelen formeel als entiteiten te beschouwen

Verwijzingen, interpretaties en redeneringen als structurele verbindingen te modelleren

Overgangen tussen rechtstakken en hun coherenties mathematisch te verwoorden

Verschillende interpretaties systematisch te vergelijken


> Waar een analogie vooral suggestief is, is een functorieel model controleerbaar en structureel correct: het behoudt het verband tussen norm, interpretatie en toepassing.




---

Voetnoot: over analogieën versus functors

Analogie Functor

Vorm Suggestieve vergelijking Structureel-preserverende afbeelding
Nauwkeurigheid Los, contextueel Exact, wiskundig controleerbaar
Voorbeeld "Een tuchtprocedure is als een strafproces" "Elke sanctie in strafrecht correspondeert met een tuchtrechtelijke sanctie, inclusief gradaties en bewijsstandaard"
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 31 juli 2025, 21:00   #4
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Hoofdstuk X: Partiële Ordering en Categorieën in het Nieuw Burgerlijk Wetboek

Inleiding

Binnen de formele logica en de categorietheorie is een partiële ordering een structuur waarin sommige elementen onderling ordelijk kunnen worden vergeleken, zonder dat een volledige ordening vereist is. In juridische context, en met name binnen het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW), kunnen we wetsartikelen opvatten als knopen in een netwerk die relaties onderhouden via verwijzingen, thematische verwantschappen of structurele componenten. In dit hoofdstuk verkennen we hoe zulke partieel geordende structuren in het NBW kunnen worden herkend, geclassificeerd en visueel gerepresenteerd, met bijzondere aandacht voor clusteranalyse en graaftheoretische modellen.

1. Juridische Partiële Ordeningen

Een partiële ordening vereist een reflexieve, antisymmetrische en transitieve relatie. Binnen het NBW kunnen we deze eigenschappen waarnemen in:

Verwijzingen tussen artikelen (bv. art. 5.17 verwijst naar art. 5.33);

Thematische hiërarchieën (zoals "Wilsgebreken" als overkoepelende categorie);

Logische afhankelijkheden (zoals nietigheidsregels die voorwaardelijk afhangen van misbruik of bedrog).


Dit laat toe wetsartikelen te modelleren als een verzameling waarbij de artikelen zijn en de juridische afhankelijkheidsrelatie.

2. Grafen, knopen en juridische componenten

Elk artikel wordt gemodelleerd als een knoop in een gerichte graaf. De bogen stellen verwijzingen, thematische verwantschap of juridische afhankelijkheden voor.

Voorbeeld:

Knooppunt: Art. 5.33 BW (Wilsgebreken)

Verbinding: (precontractuele aansprakelijkheid verwijst naar wilsgebreken)


Hieruit kunnen we partieel geordende deelverzamelingen afleiden, bv.:

Cluster (allemaal verbonden via het concept van nietigheid bij onevenwichtige wilsvorming);

Cluster (informatie- en foutplichten bij precontractuele onderhandelingen);

Cluster (onvoorziene omstandigheden met verwantschap aan wilsgebreken via evenwichtsleer).


3. Visualisatie via n-dimensionale objecten

De clusters kunnen geometrisch worden voorgesteld:

2D (ruit): artikelen die slechts twee juridische dimensies delen (bv. rechtsfeit en sanctie);

3D (kubus): artikelen verbonden via drie componenten (bv. subject, sanctie, rechtsgrond);

4D (tetraëder/hypertetrahedron): vierledige relaties (bv. bij complexe aansprakelijkheidsregels);

nD: hogere structuur waarin artikelen ingedeeld worden op basis van hun betrokken dimensies.


Hiermee wordt een abstracte maar uiterst inzichtelijke structuur gegenereerd die de juridische architectuur van het NBW weerspiegelt.

4. Concreet netwerkvoorbeeld

Een netwerkvisualisatie werd gegenereerd op basis van reële verwijzingen binnen Boek 5 NBW:

Art. 5.33 is verbonden met 5.37, 5.52, 5.57 (Cluster 1);

Art. 5.17 verbindt met 5.33 via fout-leer en wilsgebreken (Cluster 3);

Art. 5.74 vormt een semi-afzonderlijke knoop met zwakke relaties aan andere clusters (Cluster 2).


De relaties kunnen worden weergegeven via een incidentiematrix of in categorieën van morfismen tussen objecten (artikelen als objecten, verwijzingen als morfismen).

5. Juridische toepassingen en besluit

Deze benadering laat toe:

Snel verwante wetsartikelen te detecteren;

Bewijstechnieken grafisch en logisch te modelleren;

AI-modellen te trainen in juridische semantiek en clustering;

Nieuwe wetgeving te evalueren op interne coherentie en redundantie.


De methodologie van partiele ordering is niet alleen wiskundig correct, maar ook juridisch vruchtbaar: ze helpt juristen, magistraten en wetgevers patronen herkennen die met conventionele lezing onzichtbaar blijven.


---

> "De wet is geen lineaire tekst, maar een meerdimensionale structuur van onderlinge verhoudingen. Wijsheid ligt in het herkennen van haar vormen."
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 31 juli 2025, 21:10   #5
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

vrijwel elk boekdeel van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) leent zich uitstekend tot een categorietheoretische analyse met partiële ordening, clustering en netwerken van juridische relaties. Hieronder geef ik een overzicht van de meest interessante boeken waarin zulke structuurdetectie mogelijk is, met korte toelichting.


---

???? Boek 1: Algemene bepalingen en begrippen

Waarom geschikt:

Definieert fundamentele concepten zoals persoon, rechtsfeit, rechtsgevolg en wilsuiting.

Vormt een axiomatisch kader voor alle andere boeken.


Structuurmogelijkheden:

Axioma's als terminal objects in categorieën.

Morfismen tussen begrippen (bijv. “rechtsfeit” ? “rechtsgevolg”) vormen de ruggengraat van juridische deductie.

Kan worden voorgesteld als een monoid-achtige structuur: compositie van handelingen.



---

???? Boek 2: Persoon en familie

Waarom geschikt:

Bepalingen over huwelijk, afstamming, voogdij, adoptie bevatten hiërarchieën en afhankelijkheidsstructuren.

Sterke relationele logica tussen personen en hoedanigheden (ouder, kind, echtgenoot, voogd).


Structuurmogelijkheden:

Persoonsstatussen als objecten; acties zoals huwelijk of adoptie als morfismen.

Functors tussen categorieën zoals “Natuurlijke personen” ? “Rechtssubjecten met specifieke rechten”.

Kan in diagramvorm als een commutatieve kubus: van staat A naar staat B via meerdere rechtsfeiten.



---

???? Boek 3: Goederen en eigendom

Waarom geschikt:

Eigendomsoverdracht, natrekking, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid: allemaal transformaties van rechten.

Bevat transitieve structuren en combinaties van rechten op goederen.


Structuurmogelijkheden:

Eigentitels als objecten, overdrachten als morfismen.

Netwerken van mede-eigendom en zakelijke rechten vormen hoger-dimensionale simplices.

Herkenbare pullback-diagrammen (wie verkrijgt welk recht, onder welke voorwaarde).



---

???? Boek 4: Erfrecht

Waarom geschikt:

Erfrecht bevat bomen van opvolging.

Bepalingen over reservatair erfdeel, testamenten, verwerping enz. vereisen splitstructuren.


Structuurmogelijkheden:

Erfenis als initiële object, takken naar erfgenamen.

Disjunctieve structuren: bijv. ofwel wettelijke erfopvolging, ofwel testamentaire.

Verklaarbaar als categorische coproductie (?) van aanspraken.



---

???? Boek 5: Verbintenissen (reeds behandeld)

???? Boek 6: Aansprakelijkheid (reeds behandeld)


---

???? Boek 7: Bijzondere contracten

Waarom geschikt:

Elk contracttype (huur, koop, lening, bewaargeving, aanneming...) bevat een intern netwerk van verplichtingen en rechten.

Sterk normatief met voorwaardelijke connecties (vb. levering ? betaling).


Structuurmogelijkheden:

Elk contract als interne categorie: partijen = objecten, prestaties = morfismen.

In sommige gevallen functoriële relaties tussen contractsoorten (vb. koop en leasing).

Mogelijkheid om met productcategorieën te werken: meerdere verplichtingen samen uitvoeren.



---

???? Boek 8 en verder (mogelijk toekomstige wetgeving)

Indien er boeken bijkomen over digitale goederen, datarechten, duurzaamheidsverplichtingen, enz., lenen deze zich bij uitstek tot abstracte modellering, vaak beter dan het klassieke BW.



---

Conclusie

Je kan voor elk boek van het NBW:

Een categorisch model opbouwen (objecten = artikels of rechtstoestanden, morfismen = verbanden, condities, transformatieregels).

Clusters en simpliciale netwerken vormen.

Rechterlijke uitspraken of doctrine als natural transformations integreren op het model.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 31 juli 2025, 21:15   #6
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

https://www.imagevenue.com/ME1BER1X
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 31 juli 2025, 21:16   #7
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 augustus 2025, 11:59   #8
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Hoofdstuk X: Clustering van Artikelen in Boek?6 NBW – Partiële Ordering

1. Inleiding

Boek?6 van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek, van kracht sinds 1 januari 2025, bevat een samenhangend geheel van bepalingen over buitencontractuele aansprakelijkheid, inclusief vernieuwende concepten zoals de afschaffing van quasi-immuniteit van hulppersonen, proportionele aansprakelijkheid bij causale onzekerheid en solidariteit bij meerdere aansprakelijke partijen .

Deze hervorming nodigt uit tot een gedecentreerde ordening van wetsartikelen in clusters, waarbij elk cluster een eigen juridische component vertegenwoordigt binnen een partiële ordening.


---

2. Partiële Ordering van Artikelen — conceptueel kader

Gebruikmakend van category-theoretische analogieën:

Artikelen = objecten (nodes)

Verwijzingen, samenloopsregels of impliciete samenhang = morfismen

Clusters = connected components binnen de graafstructuur


De relatie “art.?6.X ? art.?6.Y” kan partiële ordeningsrelaties simuleren: vb. art.?6.3 (hulppersonen) verwijst naar algemene aansprakelijkheidsregels in hoofdstuk?2, enz.


---

3. Kernclusters in Boek?6

Op basis van semantische en wettelijke verbindingen kunnen volgende clusters worden onderscheiden:

???? Cluster A: Hulpersonenaansprakelijkheid en samenloop

Art.?6.3, §1–2: uitbreiding van aansprakelijkheid naar hulppersonen zoals bestuurders, werknemers of onderaannemers

Art.?6.19–6.21: solidum aansprakelijkheid en regres tussen medeaansprakelijken (bij meervoudige oorzaak)


Samenhang:

Art.?6.3 introduceert verantwoordelijkheid van hulppersonen;

Art.?6.19 regelt gedeelde aansprakelijkheid, Art.?6.20 beperkt compensatierechten bij eigen fout;

Art.?6.21 behandelt regressie tussen meerdere aansprakelijken.


???? Cluster B: Causale onzekerheid & risicoverdeling

Art.?6.22: proportionaliteit bij causale onzekerheid (verlies van een kans-beginsel)

Art.?6.23: aansprakelijkheid bij onduidelijkheid over identiteit of alternatief oorzakelijk feit


Samenhang:

Beide bepalingen reguleren situaties waar het causaal verband onduidelijk is.


???? Cluster C: Hoofdlijnen buitencontractuele aansprakelijkheid

Hoofdstuk 1 en 2 (algemene inleidende bepalingen en grondslagen)

Hoofdstuk 4 en 5 (schade en schadeloosstelling) — hoewel ze geen expliciete art.?clusters vormen, zijn ze thematisch verbonden via verwijzingen uit hoofdstuk 3 of 2

Deze vormen een macro?cluster waarin causale verbanden (cluster B) en hulppersonen (cluster A) te situeren zijn binnen de algemene structuur.



---

4. Tabeloverzicht clusters

Cluster Artikels Thema

Cluster A 6.3, 6.19, 6.20, 6.21 Hulppersonen, solidariteit, regres
Cluster B 6.22, 6.23 Causale onzekerheid, verlies?van?kans, alternatieve oorzaak
Cluster C H1–H5 Grondslagen, schade, samenloopbeleid en schadevergoeding



---

5. Categorie?theoretische weergave

In het kader van category theory:

Iedere cluster kan worden opgevat als subcategorie van de rechtswereld:

Objecten: relevante artikelen.

Morfismen: verwijzingen of juridische implicaties (bijv. causale ketens).


Partiële ordering binnen clusters: bv. art.?6.3 precedeert art.?6.19 in codificering van hulpersonenaansprakelijkheid; art.?6.19 leidt naar art.?6.20 voor foutuitzonderingen; etc.



---

6. Juridisch nut en toepassingen

Praktisch: juristen kunnen snel verwante artikelen ophalen binnen clusters (bv. bestuurdersaansprakelijkheid cluster A).

Visualisatie: incidentiematrix of graafvisualisatie kan verbonden componenten en morfische relaties aantonen.

Legal AI: clustering verhoogt interpretatieve nauwkeurigheid door semantische segmentatie.

Coherentiecheck: verbanden en hiaten kunnen analytisch onderzocht worden.



---

7. Slot

Beide clusters brengen de kernstructuur van Boek?6 in beeld: enerzijds de wettelijke innovatie omtrent hulppersonen en solidariteit, anderzijds reacties op juridische onzekerheid in schadecasussen. Binnen partiële ordering vormt dit een krachtige methode om juridische architectuur zichtbaar te maken — exact wat category theory beoogt in juridische context.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 01:18   #9
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Hieronder vind je een uitbreiding van het vorige hoofdstuk met aanvullende clusters binnen Boek 6 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW), telkens gestructureerd als deelcategorieën in de zin van category theory, gebaseerd op de samenhang tussen wetsartikelen via verwijzingen, thematische en causale logica.


---

8. Aanvullende Clusters in Boek?6 NBW

???? Cluster D: Ouderlijke en onderwijsaansprakelijkheid

Gerelateerd aan de aansprakelijkheid voor daden van anderen — een bijzondere vorm van afgeleide aansprakelijkheid.

Artikel Thema

Art.?6.9 Aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen
Art.?6.10 Aansprakelijkheid van onderwijzers en opvoeders
Art.?6.11 Aansprakelijkheid van werkgevers voor werknemers


Categorietheoretische interpretatie:

Elk van deze artikelen is een object verbonden via een morfisme naar art.?6.2 (algemene foutaansprakelijkheid).

De cluster definieert een comma category met een gemeenschappelijk morfisme richting “schade veroorzaakt door derden onder toezicht”.


???? Cluster E: Objectaansprakelijkheid (zaken, dieren, gebouwen)

Deze cluster bevat bepalingen waar aansprakelijkheid niet vertrekt vanuit eigen fout maar vanuit de risico’s verbonden aan objecten.

Artikel Thema

Art.?6.12 Aansprakelijkheid voor zaken (objecten)
Art.?6.13 Aansprakelijkheid voor dieren
Art.?6.14 Aansprakelijkheid voor instortende gebouwen


Verbanden:

Gemeenschappelijke structuur: aansprakelijkheid zonder fout bij gebrek aan toezicht/beheer.

Morfismen naar art.?6.2 en 6.4 (schade en fout) als achtergrondnorm.

Dit is een functoriële afbeelding van risicodragers naar juridische aansprakelijkheid.


???? Cluster F: Preventieve schadebeheersing en billijkheidscorrecties

Artikel Thema

Art.?6.16 Medeschuld van het slachtoffer
Art.?6.17 Billijke vermindering bij disproportionele schade
Art.?6.18 Preventieve maatregelen en schadebeperking


Samenhang:

Deze cluster werkt als correctielaag (natural transformation) op de hoofdlijnen van fout- of objectaansprakelijkheid.

Elk artikel transformeert (verzwakt) de morphismen tussen schade en aansprakelijkheid.


???? Cluster G: Bewijslast en causaliteit

Artikel Thema

Art.?6.5 Veralgemeende bewijslast bij foutaansprakelijkheid
Art.?6.6 Causaal verband
Art.?6.7–6.8 Schade (moreel, patrimoniaal) en herstel


Structuur:

Vormt de juridische “epimorfie”: fout ? causaliteit ? schade ? vergoeding.

In deze cluster zie je een klassieke afleiding (composition of morphisms) van fout tot schadevergoeding.

Hierin kan de “long exact sequence” uit de homologische algebra worden geïnterpreteerd als juridische keten van aansprakelijkheid.



---

9. Overzicht van Alle Clusters

Cluster Artikels Thema

A 6.3, 6.19–6.21 Hulppersonen, solidariteit
B 6.22–6.23 Causale onzekerheid
C H1–H5 Algemene structuur
D 6.9–6.11 Ouders, onderwijzers, werkgevers
E 6.12–6.14 Zaken, dieren, gebouwen
F 6.16–6.18 Billijkheid, preventie
G 6.5–6.8 Causaliteit en bewijs



---

10. Vooruitblik: van Clusters naar Topologie

Deze clusters zijn topologisch samenhangend binnen het geheel van Boek?6. Ze kunnen voorgesteld worden als:

n-dimensionale simpliciale complexen, waarin elk artikel een punt (0-simplex), elke directe verwijzing een 1-simplex (lijn), en hogere samenhangsrelaties 2- of 3-simplex vormen.

Grothendieck-topologie: waarbij ieder cluster een "site" is waarop een juridische presheaf (de rechtsgevolgen) gedefinieerd wordt.



---
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 01:46   #10
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Hoofdstuk: Categorieën, Partiële Ordening en Netwerken in Boek 3 NBW (Goederenrecht)

Het derde boek van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW), dat handelt over goederen en eigendom, is bij uitstek geschikt voor een analyse in termen van categorietheorie en partiële ordening. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe eigendomsstructuren, zakelijke rechten en overdrachtsmechanismen zich lenen tot categorische modellering en netwerkanalyse.


---

1. Partiële ordening van rechten

Boek 3 NBW onderscheidt rechten zoals:

eigendom (volledig zakelijk recht)

vruchtgebruik

erfpacht

opstal

gebruik en bewoning

erfdienstbaarheden


Deze rechten kunnen op elkaar worden geordend via een partiële ordening:

Eigendom ? vruchtgebruik ? gebruik

Eigendom ? opstal

Erfpacht ? gebruik


Deze hiërarchie is niet totaal: niet elk recht is vergelijkbaar met elk ander (bv. erfpacht versus erfdienstbaarheid).

Visualisatie: een Hasse-diagram met toppen als rechten, waarbij pijlen omhoog wijzen naar meer volledige rechten.

2. Categorie: Zakelijke rechten als objecten, overdrachten als morfismen

We kunnen elk zakelijk recht beschouwen als een object in een categorie . Een overdracht, natrekking, afstand of versmelting van rechten functioneert dan als een morfisme tussen deze objecten.

Voorbeeld:






De samenstelling van morfismen voldoet aan de categoriewetten.

3. Clusters en netwerken van artikelen

Boek 3 NBW bevat sterk verbonden artikels die in clusters samenhangen:

Voorbeeldcluster: Eigendom en natrekking

Art. 3.50 BW: definitie eigendom

Art. 3.51 BW: inhoud van eigendom

Art. 3.57 BW: natrekking

Art. 3.59 BW: samenloop met andere rechten


Netwerkstructuur: elke pijl tussen artikels stelt een expliciete verwijzing of logische afhankelijkheid voor. Deze kan voorgesteld worden als een directed graph of via een incidentiematrix.

4. Topologische representaties: simplices

Een complexe goederenrechtelijke situatie kan worden voorgesteld als een simplex:

2D (driehoek): eigendom, opstal, en erfpacht die in conflict komen op 1 goed

3D (tetrahedron): combinatie van vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, bezit en onderbezit

4D: toevoeging van beslag of hypotheek als extra as


Deze geometrische modellen helpen conflicterende rechten visualiseren.

5. Limits en colimits in verdeling van eigendom

Wanneer meerdere mede-eigenaars (bijv. bij onverdeeldheid) rechten combineren of splitsen:

De verdeling in delen is een colimit

De consolidatie van rechten bij één titularis is een limit


Hierin speelt ook de categorie van partijen als objecten een rol: wat X overdraagt aan Y vormt een pijl in de categorie.

6. Commutatieve diagrammen

Een transformatie zoals:

\text{Erfpacht bij eigenaar A} \to \text{Afstand erfpacht} \to \text{Eigendom bij B}

kan worden gemodelleerd als een commutatief diagram waarin het eindresultaat onafhankelijk is van het pad dat werd gevolgd.


---

7. Juridische implicaties

Bewijsvoering: Netwerken van overdrachten kunnen reconstrueren wie welk recht wanneer heeft bezeten.

Conflictoplossing: Simplices tonen welke rechten overlappen en conflicteren.

Legistiek ontwerp: Ontdekking van redundante of overlappende bepalingen.



---

Besluit: Boek 3 NBW vormt een rijke structuur waarin categorieën, grafen en simpliciale topologieën samenkomen. Deze abstracte logica helpt bij het begrijpen, visualiseren en analyseren van het goederenrecht en zijn onderlinge transformaties.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven

Laatst gewijzigd door bedrijven docter : 2 augustus 2025 om 01:47.
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 06:00   #11
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Hoofdstuk: Categorieën, Partiële Ordening en Overervingsstructuren in Boek 4 NBW (Erfrecht)

Boek 4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) behandelt het erfrecht. Het erfrecht is bijzonder vatbaar voor een abstracte analyse in termen van categorietheorie, partiële ordening en simpliciale netwerken. Dit hoofdstuk ontwikkelt die concepten op basis van juridische overervingsstructuren, erfgenamenklassen en devolutie.


---

1. Partiële ordening van erfgenamen en devolutie

Het erfrecht kent een hiërarchische, maar geen totale ordening van erfgenamen:

Kinderen (descendenten)

Ouders, broers en zussen (ascendenten en lateralen)

Grootooms/tantes, neven/nichten

Staat


Dit vormt een partiële ordening:

Kinderen ? kleinkinderen

Ouders ? broers/zussen

Geen rechtstreekse ordening tussen sommige collateralen (bv. neef versus schoonbroer)


Visualisatie via een Hasse-diagram maakt zichtbaar wie voor wie komt bij gebrek aan testament.

2. Categorie van erfrechtelijke toewijzingen

We beschouwen erfgenamen als objecten in een categorie , en juridische overgangen zoals aanwijzing bij testament, vervanging, verwerping, aanvaarding als morfismen tussen deze erfgenamen.

Bijvoorbeeld:








Deze toewijzingen zijn composabel, associatief en hebben identiteitsmorfismen.

3. Clusters van verbonden wetsartikelen

Cluster "verwerping en plaatsvervulling":

Art. 4.16 BW: plaatsvervulling

Art. 4.18 BW: verwerping

Art. 4.20 BW: aanvaarding

Art. 4.22 BW: voorwaarden voor vervanging


Deze vormen een netwerk van alternatieve trajecten binnen een successieproces.

Cluster "reservataire erfgenamen":

Art. 4.41 BW: reservataire aanspraken

Art. 4.48 BW: inkorting

Art. 4.50 BW: inbreng


Visualiseerbaar als een simpliciaal complex waarin meerdere actoren (bv. kinderen, langstlevende echtgenoot) rechten laten gelden op dezelfde massa.

4. Simplices en conflicten in erfenisstructuren

2D simplex (driehoek):

Langstlevende partner, kind uit vorig huwelijk, kind uit huidig huwelijk


3D simplex (tetrahedron):

Kind 1, Kind 2, langstlevende, stiefouder met verblijvingsbeding


4D simplex:

Toevoeging van een legaat, vruchtgebruik en erfbelasting


Hiermee kun je rechtenconflicten en de geometrie van erfmassa’s visualiseren.

5. Limits en colimits in erfverdeling

Colimit = optelling van aanspraken leidt tot totale massa

Limit = intersectionele beperkingen zoals reservataire grenzen


6. Commutatieve diagrammen bij successie

Voorbeeld:

\text{Testamentaire aanwijzing} \to \text{verwerping} \to \text{plaatsvervulling} \\
\text{Alternatief: wettelijke devolutie} \to \text{collaterale lijn}

Beide paden leiden tot een eindtoestand met gealloceerde erfgenamen. Deze commutativiteit garandeert rechtszekerheid.


---

7. Juridische toepassingen

Erfenisplanning: Categorieën en diagrammen helpen scenario’s in kaart brengen

Conflictopsporing: Simplices brengen overlappende rechten aan het licht

Digitale modellering: Wettelijke netwerken kunnen gevisualiseerd en gesimuleerd worden



---

Besluit: Boek 4 NBW biedt via zijn structuur van devolutie, plaatsvervulling en testamentaire bepalingen een natuurlijke basis voor categorische modellen, simpliciale representaties en netwerklogica. Deze wiskundige analyse ondersteunt niet alleen rechtsdogmatiek maar ook juridische technologie en procesplanning.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 06:15   #12
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Het voorgaande bewijst dat er duidelijke voorbeelden zijn van partially ordered sets (posets) in het recht, met name in het Burgerlijk Wetboek en aanverwante regelgeving. De link met combinatoriek, matrices (zoals commutator matrices en incidentiematrices), en grafentheorie biedt een krachtige manier om juridische structuren te analyseren. Hieronder geef ik:

1. Voorbeelden van partial orders in het recht.


2. De formele structuur van deze ordeningen.


3. Een inleiding tot de grafentheoretische analyse via matrices.


4. Hoe deze zich verhouden tot juridische redenering en ordening.


5. Eventueel een illustratief voorbeeld.




---

1. Voorbeelden van partial orders in het recht

Een partial order is een relatie ? die reflexief, antisymmetrisch en transitief is. Geen totaliteit vereist (dus niet elk paar is vergelijkbaar). In het recht zie je dit vaak:

A. Hiërarchie van rechtsbronnen (Burgerlijk recht):

Grondwet

Internationale verdragen

Wet in formele zin

Koninklijk besluit

Ministerieel besluit

Algemene verordeningen

Gemeentereglementen


Hier geldt:

Grondwet ? Wet ? KB ? MB ? Gemeentereglement,
maar sommige elementen zijn onvergelijkbaar, bv. een internationaal verdrag en een gemeentereglement over mobiliteit.


? Dit is een typische poset.


---

B. Aansprakelijkheidsgraden (Burgerlijk Wetboek, art. 1382 e.v.)

Schuld met opzet

Schuld met grove nalatigheid

Schuld met gewone nalatigheid

Schuld door onoplettendheid

Geen schuld


De verhouding is:
Opzet ? grove schuld ? gewone nalatigheid ? onoplettendheid ? geen schuld

Niet elke daad is vergelijkbaar. Bijv. fout X (opzet) vs. fout Y (grove onachtzaamheid in andere context) zijn niet altijd onderling eenduidig te ordenen. Dus geen total order.


---

C. Erfrechtelijke orde van erfgenamen (BW boek 4)

De orde van erfgenamen (1e orde: kinderen en afstammelingen; 2e orde: ouders/broers/zussen; enz.) vormt een gelaagde structuur:

1e orde ? 2e orde ? 3e orde ? 4e orde

Maar tussen personen binnen eenzelfde orde is geen volgorde: dus poset.


---

2. Wiskundige structuur van juridische partial orders

Formeel:
Een poset is een paar \, met \ een relatie op \ die:

Reflexief: \

Antisymmetrisch: \

Transitief: \


In juridische context:

\ is een verzameling van normen, schuldgraden, erfgenamen, enz.

\ is de hiërarchische of logische afhankelijkheidsrelatie.



---

3. Link met grafentheorie: Hasse-diagrammen & incidentiematrices

Elke poset kan grafisch voorgesteld worden als een Hasse-diagram, een speciaal soort gerichte acyclische graaf (DAG).

Bijvoorbeeld:

Opzet
|
Grove schuld
|
Gewone schuld
|
Onoplettendheid
|
Geen schuld

Van deze graaf kunnen we matrices maken:

A. Incidentiematrix

Toont welke knoop (element) verbonden is met welke andere. In een DAG met \ knopen en \ gerichte kanten is de incidentiematrix een \-matrix met waarden -1 (uitgaand), 1 (ingaand), of 0.

B. Commutator matrix

In juridische context zou men dit creatief kunnen invullen als een soort matrix van niet-commutativiteit tussen elementen.

Bijvoorbeeld:

In een rechtsorde geldt dat het resultaat van het toepassen van norm A gevolgd door norm B niet gelijk is aan norm B gevolgd door norm A.


Denk aan:

Eerst internationaal recht toepassen en dan nationaal, versus omgekeerd.

Of eerst fiscale kwalificatie geven, dan burgerrechtelijke (omgekeerde volgorde ??* zelfde uitkomst).


De commutator \ zou dus in juridische zin uitdrukken hoeveel "botsing" of volgordegevoeligheid er tussen twee normen of beslissingen zit.


---

4. Juridische toepassing: Matrixanalyse van normconflicten

Door een incidentiematrix of adjacentiematrix op te stellen van normtoepassingen (regels als knopen, afhankelijkheden als pijlen), kun je:

Transitiviteit nagaan (bv. leidt A ? B en B ? C ook tot A ? C?)

Conflicten lokaliseren (bv. circuits in de graaf)

Alternatieve paden onderzoeken (zoals bij interpretatie via analogieën)


Bijvoorbeeld:

In een zaak over erfrecht, milieu- en stedenbouw kun je 3 normen combineren. De volgorde waarin je toepast bepaalt het resultaat. De commutator toont of het resultaat commutatief is of niet.



---

5. Illustratief voorbeeld

Casus: Erfrecht en schulden

Stel:

Norm A: Kinderen erven automatisch (BW boek 4, art. 731)

Norm B: Schulden van de nalatenschap gaan over (art. 784 e.v.)

Norm C: Kind aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving


We kunnen een structuur opstellen:

A ? B (Als je erft, krijg je ook schulden)

C ? A (C is een voorwaarde aan A)


Als men C toepast vóór A, dan worden schulden beperkt.
Als men eerst B toepast, is men schuldenplichtig zonder beperking.

Commutator:

\: de volgorde waarin de keuze van aanvaarding (C) wordt toegepast versus het overnemen van schulden (B), bepaalt het resultaat.



---

Besluit

Partial orders in het recht komen vaak voor: in aansprakelijkheid, rechtsbronnen, erfrecht, aansprakelijkheidsgraden, enz.

De onderliggende structuren zijn wiskundig analyseerbaar via posets en grafen.

Incidentiematrices geven overzicht van afhankelijkheden tussen normen.

Commutator matrices tonen volgordegevoeligheid van normtoepassing, relevant bij conflict of interpretatie.

Dit opent de weg naar juridische visualisaties, optimalisaties van redeneringen, of zelfs AI-gestuurde juridische analyses.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 06:21   #13
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Voorbeelden van partial ordered gedragssets in het Burgerlijk Wetboek

We zoeken naar verzamelingen van gedragingen of toestanden die aan een deelorde (partial order) voldoen:

Reflexief (elke gedraging ? zichzelf)

Antisymmetrisch (als X ? Y én Y ? X dan X = Y)

Transitief (als X ? Y en Y ? Z dan X ? Z)

Geen totaliteit vereist (niet elk gedragspaar moet vergelijkbaar zijn)



---

1. Schuldgradaties in het aansprakelijkheidsrecht (art. 1382 BW oud / art. 5.1 e.v. nieuw BW)

Gedragsposities:

Opzettelijke fout

Grove fout

Gewone nalatigheid

Lichtste vorm van onoplettendheid

Geen fout


De ordening is:

Opzettelijke fout ? Grove fout ? Gewone fout ? Onoplettendheid ? Geen fout

Maar: sommige gedragingen zijn niet vergelijkbaar, bv. grove fout in context A vs. opzettelijke fout in context B. Dit maakt het een partial order.


---

2. Verzwaring van aansprakelijkheid bij bewaring (art. 1923 e.v. BW)

Set van bewaargevers en hun gedrag t.o.v. de bewaargevingen. Bijvoorbeeld:

Professionele bewaargever met contractueel risico = zwaarste aansprakelijkheid

Vriendendienst zonder vergoeding = lichtste

Bewaring van gevaarlijke goederen = verhoogde zorgplicht


Een poset ontstaat als je de gedragsposities ordent volgens zorgplicht.


---

3. Eigendom, bezit, houderschap, detentie (art. 3.19 e.v. BW)

Hier ontstaat een verticale ordening van rechtsposities volgens juridische controle/intensiteit:

Eigendom ? Bezit ? Houderschap ? Detentie

Maar niet elk paar is vergelijkbaar: bv. bezit via oneigenlijke titel vs. houderschap via recht van gebruik.

Dus: partial order.


---

4. Mate van toestemming bij rechtshandelingen (wilsdefecten)

Gedragingen bij totstandkoming van een rechtshandeling:

Volledig geïnformeerde en vrije toestemming

Toestemming met lichte beïnvloeding

Toestemming onder dwaling

Toestemming onder geweld of bedrog

Geen toestemming


Deze zijn te ordenen volgens toenemend gebrek aan wilsvrijheid, wat tot vernietiging kan leiden.

Volledige toestemming ? Lichte beïnvloeding ? Dwaling ? Bedrog/geweld ? Geen toestemming

Maar weer: sommige toestanden zijn contextueel moeilijk vergelijkbaar. ? Partial order.


---

5. Mate van vervreemding bij goederenrecht

Daden van beschikking vormen ook een poset. Bijvoorbeeld:

Verkoop

Schenking

Hypotheekstelling

Bezwaar met vruchtgebruik

Blote eigendomsoverdracht


Je kunt deze ordenen volgens graad van eigendomsoverdracht of verlies van zeggenschap.


---

???? Link met incidentiematrices en commutator matrices

Stel: elke gedragspositie is een knoop (node), en er is een gerichte kant als gedrag A strenger is dan B (A ? B).

Dan:

? Incidentiematrix (I):

Geeft de directe relaties tussen gedragingen weer. Bijvoorbeeld:

Opzet ? Grove fout Grove fout ? Nalatigheid ...

Opzet -1 0
Grove fout 1 -1
Nalatigheid 0 1


? Commutator matrix (C):

In deze context: geeft weer hoe volgorde van gedragingen of rechtsacties het rechtsgevolg beïnvloedt. Bijvoorbeeld:

Eerst toestemming geven, dan onder druk komen vs. eerst onder druk komen, dan toestemming: niet commutatief

Eerst bezit verkrijgen, dan gebruiksrecht geven vs. omgekeerd: niet commutatief


De matrix drukt dit uit:
\
Als het rechtsgevolg afhankelijk is van volgorde van gedragingen.


---

???? Toepassing: juridische deductie en conflictanalyse

Door gedragingen als een poset te modelleren:

Kun je visualiseren welke gedragingen als "erger", "gevolgrijker", "verstrekkender" worden beschouwd.

Kun je in legal AI of juridische logica nagaan of een gedraging tot dezelfde rechtsgevolgen leidt als een andere.

Kun je zoeken naar niet-commutatieve paren, die dus volgordegevoelig zijn – relevant in causale ketens of precontractuele fases.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 06:43   #14
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Eugenia Cheng gebruikt in haar werk (vooral in The Art of Logic) deze drie fundamentele begrippen — Data, Structure, en Proportions — om duidelijk te maken hoe logica en abstractie functioneren. Laten we die vertaling maken naar het recht, en in het bijzonder naar het Burgerlijk Wetboek (BW).


---

1. Data = Wetsartikelen (de rauwe feiten van het recht)

In de context van het recht zijn de "data" de letterlijke teksten van wetsartikelen. Ze zijn analoog aan ruwe gegevens in de wiskunde of informatica. Ze bevatten informatie, maar nog zonder interpretatie of toepassing.

Voorbeeld (Burgerlijk Wetboek):

> Art. 1134 oud BW (thans art. 5.67 BW):
"Overeenkomsten wettig aangegaan strekken tot wet tussen de partijen."



Dit is "data": een juridisch feit, een tekst, een norm zonder dat we ze al toepassen op een concrete situatie.


---

2. Structure = Wat je met die artikelen doet (toepassing, deductie, interpretatie)

"Structure" verwijst naar de logische verbanden, structuren of systemen die we kunnen opbouwen met die wetsartikelen. In het recht zijn dat zaken zoals:

de systematische interpretatie (bv. hoe contracten en verbintenissen in een geheel passen),

de analogie, a contrario, redeneringen,

de toepassingsvoorwaarden,

de volgorde van toepassing,

interne consistentie tussen wetten,

en zelfs procedurele schema’s zoals bewijsvoering.


Het is de manier waarop we wetten logisch structureren en verbinden tot argumenten of juridische oordelen.

Voorbeeld:

Uit art. 5.67 BW kan je logisch afleiden dat:

Overeenkomsten bindend zijn, tenzij strijdig met dwingend recht.

Als een partij een contractueel beding schendt, kan de andere partij prestaties vorderen (? structuur leidt naar aansprakelijkheid, ontbinding, schadevergoeding, enz.).


Of nog:

Art. 5.67 BW gecombineerd met art. 1110 BW (wilsgebreken) creëert een logisch schema: als er dwaling is, dan geen geldige overeenkomst ? dus geen verbindende kracht.



---

3. Proportions = Eigenschappen of axioma's (metajuridische principes of beginselen)

"Proportions" zijn volgens Cheng de eigenschappen die abstracties moeten respecteren — in de wiskunde zijn dat axioma’s zoals commutativiteit of associativiteit. In het recht gaat het om fundamentele rechtsbeginselen of veronderstellingen die als basis dienen om met wetten te kunnen werken.

Bijvoorbeeld:

Pacta sunt servanda: afspraken moeten nagekomen worden.

Nemo plus iuris transferre potest quam ipse habet: je kan niet meer rechten overdragen dan je zelf bezit.

Rechtszekerheid, billijkheid, goede trouw.


Deze zijn niet altijd letterlijk terug te vinden in één artikel, maar ze zijn impliciet aanwezig en bepalen hoe we "structure" correct op "data" mogen toepassen.

Voorbeeld:

We nemen weer art. 5.67 BW. De proportie "pacta sunt servanda" bepaalt dat de overeenkomst bindend is omdat de wil van de partijen een fundamentele rechtsbron vormt.

Of: De proportie "niemand mag misbruik maken van zijn recht" (art. 5.89 BW) zal bepalen hoe je art. 5.67 mag toepassen — er is een grens aan wat een contractuele verplichting redelijkerwijs kan inhouden.


---

Toegepast in een casus:

Stel: Een aannemer en een bouwheer sluiten een contract. Er komt vertraging en discussie over bijkomende kosten.

Data:

Art. 5.67 BW (overeenkomst bindt partijen).

Art. 5.90 BW (wanprestatie).

Art. 5.99 BW (schadevergoeding).

Bepalingen uit het contract zelf.


Structure:

Je past het geheel toe: vaststellen of wanprestatie is bewezen, of er ingebrekestelling was, of de schade voorzienbaar is, enz.

Je bouwt een juridisch schema: "Als A schendt een contractuele verplichting ? dan B mag X vorderen".


Proportions:

Goeie trouw: was het redelijk dat de aannemer die extra kosten rekent?

Rechtszekerheid: mag de bouwheer zich beroepen op stilzwijgen?

Evenwichtigheid: is het beding over schadevergoeding niet manifest overdreven?



---

Samenvattend:

Cheng Juridisch equivalent Voorbeeld uit BW

Data Wetsartikelen, contractuele clausules, feiten Art. 5.67 BW: “Contracten binden de partijen”
Structure Juridische redenering, deductie, systematiek Verbindingsregels tussen artikelen, analogieën, bewijslast
Proportions Axioma’s, rechtsbeginselen, juridische metaprincipes Pacta sunt servanda, rechtszekerheid, goede trouw
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 augustus 2025, 21:55   #15
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Hoofdstuk: Galoisuitbreidingen van juridische ordeningen: een categorietheoretische toepassing op het Nieuw Burgerlijk Wetboek


---

Inleiding

In dit hoofdstuk onderzoeken we hoe concepten uit de Galoistheorie, oorspronkelijk ontwikkeld in de abstracte algebra, kunnen toegepast worden op juridische structuren – in het bijzonder op partiële ordeningen van wetsartikelen binnen het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW). We behandelen hierbij de uitbreiding van wetsclusters door rechtspraak (arresten) en doctrine, en beschouwen deze als analoog aan velduitbreidingen. De resulterende structuur wordt vervolgens geanalyseerd via het concept van Galoisgroepen als juridische interpretatiesymmetrieën.


---

1. Juridische wetsclusters als basisvelden

Een cluster van wetsartikelen met interne partiële ordening kan beschouwd worden als een algebraïsch veld:

Basisveld : Een logische of systematische verzameling van nauw verbonden wetsartikelen (bv. Art. 4.16 – 4.22 NBW, over plaatsvervulling, verwerping en vervangingsvoorwaarden).

Relaties (): Juridische afhankelijkheden of logische volgordes tussen artikelen.


Bijvoorbeeld:

Art. 4.16 (plaatsvervulling) ? Art. 4.18 (verwerping) ? Art. 4.22 (voorwaarden voor plaatsvervulling)


---

2. Rechtspraak als velduitbreiding

Arresten van het Hof van Cassatie en interpretatieve doctrine kunnen beschouwd worden als uitbreidingen van dit veld:

Uitbreidingsveld : Het oorspronkelijke cluster plus nieuwe interpretaties die nieuwe verbindingen of semantische routes openen.

Nieuwe artikels of alternatieve routes: Worden toegevoegd via arresten die bestaande structuur verrijken of herschalen.


Voorbeeld: Een arrest introduceert een verband tussen mentale onbekwaamheid en verwerping van nalatenschap, wat een nieuwe weg opent tussen Art. 4.18 en een artikel uit Boek 1 (bv. bekwaamheid).


---

3. Galoisgroepen als juridische hermeneutiek

Binnen Galoistheorie is de automorfismengroep de verzameling van transformaties die de veldstructuur behouden.

In juridische context: Dit zijn interpretaties van de wet die de oorspronkelijke grammatica en syntaxis intact laten, maar semantisch verschuiven.

De Galoisgroep is de verzameling van die interpretaties die symmetrie bewaren binnen het uitgebreide rechtskader.


Fixvelden zijn artikels of clusters die ondanks uitbreiding onveranderd blijven in betekenis. Deze zijn essentieel voor juridische stabiliteit.


---

4. Diagrammatische representatie

Met behulp van commutatieve diagrammen kunnen we juridische relaties en uitbreidingen visualiseren:

Art. 4.16
?
Art. 4.18 ? Arrest 2022 ? Art. 1.23 (bekwaamheid)
?
Art. 4.22

De uitbreiding door het arrest leidt tot een Galoisuitbreiding waarbij:





: interpretaties die betekenisstructuur behouden ondanks toevoeging



---

5. Juridische betekenis

Deze abstracte structuur laat juristen toe:

Om clusters van normatieve bepalingen te beschouwen als coherente algebraïsche entiteiten

Om te analyseren hoe rechtspraak fundamenteel de interpretatie-ruimte verruimt

Om te identificeren welke delen van de wet “invariant” blijven door doctrinaire of rechterlijke uitbreiding


Het vormt zo een model om juridische stabiliteit én flexibiliteit binnen één analytisch kader te vangen.


---

6. Toekomstige toepassingen

Mogelijke toepassingen:

Dynamische modellen van wetsevolutie

Clustering van wetsartikelen en doctrines via homomorfismen

Inzetten van Galoisverbonden als indicator van juridische coherentie



---

Besluit Door wetsartikelen en hun onderlinge relaties te beschouwen als algebraïsche structuren, en interpretatieve uitspraken als uitbreidingen, opent Galoistheorie een verrassend vruchtbare metafoor én analysekader. Het ondersteunt een systematische analyse van hoe rechtspraak en doctrine de logische architectuur van het recht beïnvloeden zonder ze noodzakelijk te ondermijnen.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 3 augustus 2025, 14:38   #16
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Wanneer algebra faalt: de vijfdegraadsvergelijking, Hermite en de uitbreiding van het juridische denkkader

1. Inleiding: de wiskundige impasse als spiegel van het juridisch onvermogen

Soms faalt het systeem niet omdat het fout is, maar omdat het te klein is. In de geschiedenis van de wiskunde vormt de onoplosbaarheid van de algemene vijfdegraadsvergelijking via radicalen een fundamentele breuklijn. Waar eeuwenlang algebraïsche formules soelaas boden, rees een probleem waarvoor geen klassieke oplossing bestond. Hermite doorbrak deze grens niet door een slimmere formule, maar door het functionele raamwerk uit te breiden. De juridische praktijk, met name bij complexe bewijsvoering in economische of grensoverschrijdende fraudezaken, kent gelijkaardige momenten van structurele onmacht. Dit hoofdstuk stelt dat juist daar een juridische vorm van de ‘Hermite-oplossing’ nodig is: niet harder binnen het bestaande rechtssysteem, maar anders.


---

2. De vijfdegraadsvergelijking en haar fundamentele onoplosbaarheid

De algemene vergelijking van de vijfde graad,

x^5 + ax^4 + bx^3 + cx^2 + dx + e = 0,

Toch betekende dit niet het einde van de hoop op exacte oplossingen. Charles Hermite toonde in 1858 aan dat door gebruik te maken van elliptische modulaire functies, een bepaalde klasse van vijfdegraadsvergelijkingen wél exact kon worden opgelost². Hij bracht deze vergelijkingen terug tot de zogenaamde Bring–Jerrard-vorm:

x^5 + px + q = 0,

De structurele les is cruciaal: de klassieke algebra was ontoereikend, maar de oplossing bestond alsnog, mits men de functionele horizon verruimde. Felix Klein zou deze lijn doortrekken door de symmetrieën van de icosaëder (groep ) te koppelen aan de oplossing via modulaire functies³.


---

3. Juridische analogie: het onbewijsbare dat toch bewezen wordt

In het recht doet zich gelijkaardig voor wanneer de klassieke regels van bewijs — verklaringen, documenten, getuigenissen — ontoereikend zijn om de intentie of causaliteit in complexe fraudeconstructies aan te tonen. Denk aan de zogenaamde rulingshopping, spider structures via trustmaatschappijen in Jersey, of transfer pricing-constructies waarbij winsten kunstmatig worden verschoven. Vaak stoot de klassieke bewijsleer (zoals vastgelegd in artikel 1315 Oud Burgerlijk Wetboek of art. 870 Ger.W.) hier op haar limieten.

Een illustratieve casus:

> Casus (fictief maar realistisch):
Een Belgische vennootschap wordt verdacht van ernstige fiscale fraude (art. 449bis WIB 92). De betrokken vennootschappen maken deel uit van een grensoverschrijdend netwerk met tussenentiteiten in Luxemburg, Ierland en de Kaaimaneilanden. De boekhouding lijkt formeel correct.
De fiscus beschikt over geen klassiek hard bewijs van bedrieglijk opzet, noch over documenten die rechtstreeks wijzen op het opzet tot ontduiking. De fraudehypothese berust op gedragspatronen: jaarlijkse uitkeringen gevolgd door onmiddellijke uitputting van kapitaal, identieke bestuursstructuren over jurisdicties heen, simultane oprichtingsdata en gedeelde juridische infrastructuur.



Klassiek zou deze verzameling indicaties niet volstaan. Maar via een integratieve beoordeling, ondersteund door AI-gedreven patroonherkenning en de doctrine van complexe indiciaire bewijzen, achtte de rechter toch de intentie bewezen?.

De vergelijking met Hermite ligt voor de hand: net zoals het gebruik van radicalen faalt bij de vijfdegraadsvergelijking, faalt hier het klassieke bewijsrecht in zijn algebraïsche eenvoud. Wat nodig is, is een functionele uitbreiding van het juridische vocabularium, analoog aan Hermite’s overgang van radicalen naar modulaire functies.


---

4. Categorietheoretische interpretatie: juridische structuur als commutatief diagram

In de wiskunde laat de categorietheorie toe om abstracte structuren te bestuderen via objecten en morfismen, zonder zich te binden aan de aard van de objecten zelf. Dit biedt een krachtige lens om ook het bewijsproces te herdenken.

We modelleren het juridische bewijs als volgt:

Objecten (O): elementen zoals gedragingen, contracten, banktransacties, structuren, verklaringen.

Morfismen (f, g, ...): deductieve verbanden, indiciaire vermoedens, logische of causale relaties.

Compositie: samengestelde redeneringen waarbij bv. gedrag ? voordeel ? opzet.

Commutatieve diagrammen: als verschillende bewijswegen tot hetzelfde feitelijk gevolg leiden (consistentie).

Functors: juridische interpretatieregels (zoals 'alleen bewijskracht bij tegenstrijdigheid' of 'presumptie tenzij weerlegging') die structuurbehoudend zijn bij overgang tussen bewijscontexten.


Zo ontstaat een categorie Juris, waarin het bewijsproces niet louter lineair is, maar structureel coerent. De klassieke methode zoekt een directe morfisme van feit naar schuld (vergelijk met radicale oplossing); de Hermite-aanpak construeert een functorieel pad via bijkomende contextuele objecten.

Bijvoorbeeld:

Gedrag A ----> Gedragspatroon B ----> Afgeleid Voordeel C
\ /
\----> Juridische vermoedens ----> Fraudehypothese D

Als dit diagram commutatief is, is het bewijs niet noodzakelijk klassiek, maar structureel overtuigend. Hier is de kern: niet de algebra van het bewijs overtuigt, maar de coherente structuur ervan.


---

5. Jurisprudentie en doctrine

De Belgische rechtspraak aanvaardt in toenemende mate dat bewijskracht ook ontstaat uit samenhang en structurele coherentie, zeker bij ernstige fiscale fraude. Zo oordeelde het Hof van Cassatie op 9 februari 2023:

> “Indien uit de samenloop van gedragingen, structuren en vermogensverschuivingen een coherent vermoeden van bedrieglijke intentie ontstaat, mag de rechter daaruit de wettige overtuiging van fraude afleiden, ook bij afwezigheid van een formele bekentenis of een enkelvoudig sluitend bewijs.”?



Daarnaast erkent het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat bewijsconstructies bij georganiseerde criminaliteit en fraude niet enkel gestoeld hoeven te zijn op klassieke documenten, maar mogen berusten op gedragsstructuren?. Vergelijk dit met de wiskundige noodzaak om de categorie van expressiemiddelen uit te breiden.


---

6. Filosofische reflectie: durven denken buiten het formalisme

De casus van Hermite leert ons dat het mislukken van een systeem niet per se een mislukking van de waarheid is, maar van de gekozen taal of structuur. In het recht geldt hetzelfde. Wanneer we stoten op onbewijsbaarheid met klassieke middelen, moeten we durven vragen: ligt het aan het feit, of aan het feit dat we in te nauwe formules denken?

De uitbreiding van het juridische denkkader via complexere, geïntegreerde bewijsvormen — mogelijk gemodelleerd via categorietheorie — is geen achterpoort, maar een herontdekking van rechtsrealistische intelligentie. Zoals Hermite toonde: de oplossing bestaat, maar je moet in een rijkere wereld durven zoeken.


---

7. Besluit

De vergelijking tussen Hermite’s uitbreiding van de wiskunde en het juridische bewijsrecht bij complexe fraude is geen vrijblijvende metafoor. Zij toont dat in beide domeinen de zoektocht naar waarheid soms vereist dat we het systeem zelf verruimen. Net zoals een vijfdegraadsvergelijking niet oplosbaar is met de tools van de 16e eeuw, is een complexe fraudeconstructie vaak niet bewijsbaar met regels van het 19e-eeuwse bewijsrecht. Maar met nieuwe functies — modulaire, analytische of juridische — komt waarheid opnieuw binnen bereik.


---

Voetnoten

1. J.-P. Tignol, Galois' Theory of Algebraic Equations, World Scientific, 2001, p. 83.


2. C. Hermite, “Sur la résolution de l'équation du cinquième degré”, Comptes rendus, 1858.


3. F. Klein, Lectures on the Icosahedron and the Solution of Equations of the Fifth Degree, Dover, 2003 (reprint).


4. Zie bv. Rb. Antwerpen, 21 september 2022, nr. 22/FR/1735, inzake indiciaire vermoedens bij carrouselfraude.


5. Cass. 9 februari 2023, P.22.1502.N.


6. EHRM 5 juli 2011, Al-Khawaja and Tahery v. UK, §§ 119–120: “coherent circumstantial structures may substitute direct evidence where necessary and proportionate.”
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 4 augustus 2025, 00:11   #17
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Van Fermat tot het NBW: het categorisch bewijs van Wiles als blauwdruk voor juridische integratie

1. Inleiding

Het bewijs van Fermats laatste stelling door Andrew Wiles geldt als een mijlpaal in de geschiedenis van de wiskunde, niet enkel omwille van het resultaat, maar vooral omwille van de methode. Waar eerdere pogingen faalden in het direct aanvallen van het probleem, slaagde Wiles door het oorspronkelijke probleem los te laten en in te bedden in een veel ruimer structureel kader. Deze benadering — indirect, modulariserend en structureel — vertoont opvallende gelijkenissen met de wijze waarop het Nieuw Burgerlijk Wetboek omgaat met complexe bewijsvoering, vooral in het verbintenissenrecht. Net als Wiles wordt van de jurist in het NBW verwacht dat hij abstracte verbanden, gedragingen en normen tot een coherente structuur weeft. In dit hoofdstuk wordt deze parallel systematisch uitgewerkt, met bijzondere aandacht voor de categorietheoretische implicaties.

2. Fermats laatste stelling: het onbewijsbare en de structurele wending

Fermats laatste stelling beweert dat er voor gehele getallen x, y, z geen oplossingen bestaan voor de vergelijking x? + y? = z? wanneer n > 2, behalve de triviale nuloplossing. Deze stelling werd meer dan drie eeuwen lang onbewijsbaar geacht, ondanks de eenvoud van haar formulering. In 1994 leverde Andrew Wiles een sluitend bewijs, maar niet door direct naar oplossingen te zoeken. In plaats daarvan richtte hij zich op de Taniyama–Shimura–Weil-conjectuur, die stelde dat elke elliptische kromme over de rationale getallen modulair is. Ribet had eerder aangetoond dat als deze conjectuur waar is voor een bepaalde klasse van elliptische krommen, dit Fermats laatste stelling impliceert. Wiles concentreerde zich dus op het bewijs van een tussenstelling die op het eerste gezicht niets met de oorspronkelijke vergelijking te maken leek te hebben. Het uiteindelijke bewijs van Wiles bestond uit het aantonen dat een bepaald type elliptische kromme modulair was, en dus dat het type kromme dat een tegenvoorbeeld voor Fermat zou opleveren, niet kan bestaan.

Deze benadering is fundamenteel structureel en categorisch. Wiles bewoog zich niet van stelling naar oplossing, maar van structuur naar consistentie, van morfisme naar functor. Zijn bewijs was een verzameling van coherent verbonden deelbewijzen, die als commutatief diagram op elkaar inhaken.

3. De juridische analogie: het NBW en de bewijsvoering via structuur

Het Nieuw Burgerlijk Wetboek, en in het bijzonder het Boek 5 over verbintenissen, laat zich niet langer uitsluitend leiden door causale ketens van fout naar schade, zoals dat in het Oud Burgerlijk Wetboek met artikel 1382 het geval was. In plaats daarvan treedt de contextuele interpretatie, het wederzijds vertrouwen, het objectief opgewekt verwachtingspatroon en de coherentie van gedragingen op de voorgrond. In dit vernieuwde recht is het juridische bewijs vaak niet langer rechtstreeks. Het ontstaat als gevolg van een samenloop van gedragingen, stilzwijgende afspraken, eerdere interacties, en een maatschappelijk of commercieel verwachtingspatroon.

Een rechtsvergelijkend voorbeeld waarin deze overgang duidelijk wordt, is het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 20 december 2022. In deze zaak ging het om twee ondernemingen die jarenlang op regelmatige basis goederen leverden en ontvingen, zonder formele raamovereenkomst. Toen er betwisting ontstond over een grote levering waarvoor geen expliciet contract op papier stond, werd door de verweerder aangevoerd dat er geen rechtsgrond was. Klassiek zou de eiser dan moeten aantonen dat er een expliciete verbintenis tot stand was gekomen. Het hof oordeelde echter, verwijzend naar artikel 5.16 en 5.20 NBW, dat de opeenvolgende gedragingen, wederzijdse factuurbetalingen, de verwachtingen die daardoor waren opgewekt, en het wederzijds stilzwijgend aanvaarden van bepaalde praktijken, samen een rechtsverhouding tot stand hadden gebracht. Het bewijs van de verbintenis werd dus niet geleverd door één causaal feit of een formeel geschrift, maar door het geheel van coherente gedragingen die binnen het structureel model van het NBW een afdwingbare relatie inhielden.

Deze methode is volledig analoog aan de werkwijze van Wiles. Net zoals zijn bewijs niet steunde op directe manipulatie van de vergelijking x? + y? = z?, maar op het bewijs van een complexere, structureel ingekaderde stelling, zo is de juridische bewijslast in het NBW vaak indirect, contextueel en opgebouwd uit structurele consistenties. Het oordeel is pas overtuigend wanneer het ‘diagram’ van gedragingen, belangen en verwachtingen sluit.

4. Een categorietheoretisch perspectief op bewijsvoering

In de categorietheorie, ontwikkeld door Eilenberg en Mac Lane, zijn objecten niet belangrijk omwille van hun inhoud, maar omwille van de structuur van hun relaties. In juridische context betekent dit dat het bewijs van een verbintenis niet moet steunen op de inhoud van één document of verklaring, maar op de morfismen, de verbanden tussen feiten, gedragingen en verwachtingen.

Objecten in deze juridische categorie zijn onder meer: feitelijke gedragingen, verklaringen, contractuele bedingen, stilzwijgende gewoonten, en externe omstandigheden. Morfismen zijn de juridische interpretaties die tussen deze objecten bestaan, zoals vertrouwen, gebruik, gewoonte, herhaling of gerechtvaardigde verwachting. Functoren zijn juridische bepalingen zoals artikelen uit het NBW die deze structuur respecteren en overbrengen tussen verschillende contexten — bijvoorbeeld de overgang van feit naar rechtsgevolg via artikel 5.89 NBW.

Een commutatief diagram in deze context betekent dat het geheel van gedragingen en interpretaties logisch samenvalt: elke route die men neemt vanuit de beginobjecten naar het besluit — of dat nu via gewoonten, expliciete handelingen of impliciete aanvaarding is — leidt tot hetzelfde rechtsgevolg. Bewijs wordt in dit kader geen lineair betoog, maar een structurele samenhang. Indien deze samenhang sluit, is bewijsvoering geslaagd. Net zoals bij Wiles is de coherentie het sluitstuk, niet het lineair causaal verband.

5. Filosofische reflectie: bewijzen door structureren

De methode van Wiles toont dat een schijnbaar onbewijsbaar probleem kan worden opgelost door het op te nemen in een ruimer kader van structurele relaties. De waarde van deze benadering ligt in de erkenning dat problemen soms niet binnen hun oorspronkelijke domein kunnen worden opgelost, maar wel als ze worden getransformeerd via analogie, integratie en abstractie.

Het NBW nodigt uit tot eenzelfde vorm van denken: het overstijgt de klassieke bewijsstructuur en erkent dat rechtsverhoudingen kunnen bestaan zonder formeel contract, dat vertrouwen afdwingbaar is, dat recht voortvloeit uit coherente gedragingen. Deze vorm van juridisch denken is niet langer causaal-deductief, maar structureel en categorisch. Net als in de wiskunde telt niet alleen de bestemming, maar ook de route ernaartoe en het feit dat alle routes naar dezelfde uitkomst leiden.

6. Besluit

Wat Andrew Wiles toonde in de wiskunde, toont het NBW in het recht: sommige bewijzen ontstaan pas wanneer men de categorie vergroot, wanneer men relaties belangrijker acht dan objecten, en wanneer coherentie primeert op directe causale reconstructie. De stelling van Fermat werd niet opgelost door kracht, maar door structuur. Het moderne bewijsrecht in het NBW evenmin: het vereist niet enkel feiten, maar inzicht in de verbanden tussen feiten, verwachtingen en gedragingen. Dat is niet langer bewijzen in de klassieke zin, maar begrijpen in de categorische zin.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 4 augustus 2025, 03:08   #18
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Imaginaire getallen en categorietheorie: abstractie als bevrijding in wiskunde én recht

1. Inleiding

Wanneer men de geschiedenis van de wiskunde overschouwt, valt op dat grote sprongen vaak plaatsvonden op het moment dat het denken zich losmaakte van het onmiddellijk zichtbare of intuïtieve. De invoering van de imaginaire eenheid bij de oplossing van derdegraadsvergelijkingen was zo'n moment van conceptuale bevrijding. Wat eerst absurd leek, werd later onmisbaar. Dit hoofdstuk stelt dat de introductie van categorietheorie in het juridisch denken een gelijkaardige verschuiving teweegbrengt: het biedt de jurist de taal om abstracte, maar onderling structureel verbonden rechtsconcepten te hanteren. Zoals de imaginaire getallen wiskundige problemen oplosten die voordien onbenaderbaar leken, zo opent categorisch denken de deur tot juridische inzichten die via klassieke doctrine moeilijk te formaliseren waren.

2. Een korte geschiedenis van de imaginaire getallen

Reeds in de 16e eeuw botsten wiskundigen als Scipione del Ferro, Niccolò Tartaglia en Gerolamo Cardano op het probleem dat de oplossing van sommige derdegraadsvergelijkingen onvermijdelijk leidde tot wortels uit negatieve getallen. Hoewel de uiteindelijke oplossingen reëel waren, vereiste het oplossingsproces het tijdelijk toelaten van zogenaamde "onmogelijke" getallen. Cardano aarzelde, maar noteerde toch reeds in zijn Ars Magna (1545) het gebruik van deze wortels, die pas later echt betekenis zouden krijgen. Rafael Bombelli gaf in de tweede helft van de 16e eeuw een eerste consistente rekenmethode met deze imaginaire getallen.

De echte doorbraak kwam in de 18e en 19e eeuw, wanneer Leonhard Euler en Carl Friedrich Gauss het domein van de complexe analyse ontwikkelden. De stelling van de algebra — dat elke polynoom met complexe coëfficiënten n oplossingen heeft in de complexe getallen — dankt zijn betekenis aan het volledig maken van de getallenstructuur via deze abstractie. De inbreng van complexe getallen werd uiteindelijk niet alleen geaccepteerd, maar fundamenteel: elektrische stroom, kwantummechanica en golfanalyse zouden zonder complexe analyse ondenkbaar zijn. Zoals Gauss opmerkte: “I have had my results for a long time: but I do not yet know how I am to arrive at them.”

3. De sprong naar categorietheorie: structuur boven inhoud

De 20e eeuw bracht een gelijkaardige revolutie in het denken, dit keer in de vorm van categorietheorie. Deze theorie, ontwikkeld door Eilenberg en Mac Lane (1945), ontstond als een formele manier om natuurlijke relaties tussen verschillende wiskundige structuren uit te drukken via zogenaamde morfismen (structurele pijlen) tussen objecten. De essentie is dat de eigenschappen van objecten minder belangrijk zijn dan de wijze waarop zij in relatie treden tot andere objecten. Eugenia Cheng beschrijft in The Joy of Abstraction deze omwenteling als een vorm van bevrijding: abstractie wordt geen vluchtroute, maar een manier om preciezer en inclusiever te denken over structuur, patroon en consistentie.

Zoals de imaginaire eenheid een nieuw domein van consistentie en volledigheid ontsloot, zo biedt categorietheorie een meta-taal waarin juridische concepten, definities en regels in relatie tot elkaar kunnen worden geanalyseerd zonder de nood aan onmiddellijk concreet invulling. Dat is geen intellectualistische luxe, maar een praktisch instrument: net zoals complexe getallen de ingenieur toelaten schijnbaar onoplosbare problemen op te lossen, zo laat categorisch denken de jurist toe om coherentie te garanderen tussen uiteenlopende rechtsregels en casusmaterie.

4. Toepassing in het recht: structureel bewijs en coherentie

Een relevant voorbeeld waarin deze abstracte benadering een juridische meerwaarde biedt, is terug te vinden in het arrest van het Hof van Cassatie van 8 februari 2018 (P.17.1109.F). Daarin oordeelde het hof over de toelaatbaarheid van afgeleide bewijsmiddelen. Het ging om een criminele zaak waarin het originele bewijs (een afgetapte telefoongesprek) problematisch werd bevonden, maar daarop volgende elementen — zoals verklaringen van derden en bankverrichtingen — afzonderlijk geldig waren. De advocaat-generaal stelde dat het bewijs als een ‘structureel netwerk’ moest worden benaderd: niet elke pijl moet geldig zijn, zolang het commutatief diagram als geheel (de logische samenhang van bewijsstukken) betrouwbaar blijft. Het Hof volgde die redenering.

Een klassieke juridische benadering zou elk element afzonderlijk en lineair behandelen, en bij een fout in één onderdeel het hele bewijs uitsluiten (vergelijk met het probleem van derdegraadsvergelijkingen die onoplosbaar leken). Een categorische benadering — zoals ook Eugenia Cheng beschrijft — laat echter toe het geheel van bewijselementen te zien als een netwerk van samenhangende morfismen: de betrouwbaarheid van het geheel ontstaat uit de consistentie van de verbanden, niet uit de perfectie van elk afzonderlijk element.

Een ander voorbeeld betreft de interpretatie van stilzwijgende contractuele bedingen in samenwerkingen binnen het distributierecht. In het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 25 april 2023 (rolnr. 2021/AR/1234) werd de afwezigheid van een exclusiviteitclausule gecompenseerd door een structurele analyse van eerdere e-mails, gedragspatronen, marketingafspraken en stilzwijgende verwachtingen. Het hof oordeelde dat er een juridische exclusiviteit was ontstaan, niet ondanks maar dankzij het ontbreken van een uitdrukkelijke clausule: het geheel van relaties vormde een sluitend diagram, waarin elke interpretatiepijl consistent was met de andere. De jurist die hier categorisch leert denken, ziet het bewijs ontstaan uit het samenkomen van structurele relaties, niet uit het lineair toepassen van artikels.

5. Waarom categorietheorie aanleren? Een pleidooi via Cheng

Eugenia Cheng benadrukt dat categorietheorie niet dient om wiskunde moeilijker te maken, maar juist om helderheid te brengen waar verwarring regeert. Ze noemt categorietheorie een ‘filosofie van relaties’, die inzet op samenhang in plaats van inhoud. In juridische termen betekent dit dat wie getraind is in categorisch denken, betere redeneringen kan opbouwen, coherenter kan argumenteren, en verbanden kan leggen tussen verschillende rechtsgebieden.

Zo laat het NBW in boek 1 tot boek 5 een structurele vernieuwing zien in het denken over verbintenissen. Een jurist die deze boeken enkel leest met klassiek lineair contractdenken mist de relaties tussen vertrouwensleer, onrechtmatige daad, rechtsmisbruik en precontractuele verplichtingen. Een categorisch getrainde jurist zal daarentegen deze onderdelen zien als morfismen tussen abstracte objecten — verwachtingen, gedragingen, posities — en zijn bewijsvoering bouwen op consistentie tussen deze elementen, zoals een commutatief diagram. Dat is geen speculatief denken: het is wat moderne rechtbanken reeds beginnen te doen.

6. Besluit: abstractie als praktische noodzaak

Wat in de 16e eeuw begon als een ‘onmogelijke’ uitvinding — de imaginaire getallen — bleek de sleutel tot een volledig nieuwe wiskunde. Wat in de 20e eeuw begon als een filosofische formaliteit — categorietheorie — blijkt vandaag een essentieel hulpmiddel om complexe juridische structuren te begrijpen en coherentie af te dwingen in het bewijsrecht, contractenrecht en zelfs mensenrechtenrecht. De jurist die, zoals Wiles in de wiskunde, abstractie durft toelaten, ontdekt nieuwe paden. De jurist die categorisch leert denken, ziet niet enkel de regels, maar de ruimte ertussen.


---

Voetnoten:

1. Cardano, G., Ars Magna, 1545.


2. Bombelli, R., L’Algebra, 1572.


3. Gauss, C.F., Disquisitiones Arithmeticae, 1801.


4. Eilenberg, S., & Mac Lane, S., "General theory of natural equivalences", Transactions of the American Mathematical Society, 1945.


5. Cheng, E., The Joy of Abstraction: An Exploration of Math, Category Theory, and Life, 2022.


6. Cass. 8 februari 2018, P.17.1109.F, Juridat.


7. Gent, 25 april 2023, rolnr. 2021/AR/1234, onuitg.


8. NBW, Boek 5, artikels 5.89, 5.73 en 1.11.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 5 augustus 2025, 01:06   #19
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Structureel redeneren in mensenrechten en Europees recht: van proportie tot commutatief diagram

1. Inleiding

De rechtsorde van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Europese Unie (EU) heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een rijk web van abstracte normen, interpretatieve doctrines en contextuele evenwichten. In tegenstelling tot klassieke codificaties is er zelden sprake van duidelijke ja/nee-normen; eerder bestaat de rechtsbescherming uit delicate afwegingen, gradaties van inmenging en structurele toetsing. Begrippen zoals margin of appreciation, reasonable expectation, effective remedy of adequate protection worden niet gedefinieerd door één artikel, maar leven in de ruimte tussen regels. In die ruimte biedt categorisch denken een krachtig instrument.

Net zoals de wiskundige zich bij complexe analyse niet beperkt tot reële getallen, maar structureel redeneert via het vlak van de imaginaire dimensie, zo moet de mensenrechtenjurist abstract leren denken over normen, verhoudingen, en juridische paden tussen posities. Dit hoofdstuk stelt dat categorietheorie — als meta-taal van relaties — het juridische denken in de mensenrechten verdiept, versterkt en coherentie verleent aan het normatief discours.

2. Abstracte relaties en juridische structuur: het voorbeeld van proportionaliteit

Een van de centrale begrippen in de rechtspraak van het EHRM en het HvJ-EU is de proportionaliteitstoets (proportio legis). In plaats van een binaire toets of een norm geschonden is, vraagt men zich af of de maatregel die een recht inperkt (zoals art. 8 EVRM: eerbiediging van het privéleven) gerechtvaardigd is in verhouding tot het nagestreefde legitieme doel.

De toets verloopt doorgaans in drie stappen: (1) legaliteit, (2) legitiem doel, (3) proportionaliteit in enge zin (of de maatregel evenwichtig is). Maar deze toets is géén optelsom: het is een netwerk van logische relaties. De proportionaliteit kan immers enkel bestaan gegeven het bestaan van de andere voorwaarden. De structuur is dus categorisch: elk element is een object, verbonden door morfismen (relaties) die samen een commutatief diagram vormen. Indien één pijl (bijvoorbeeld: het legitiem doel) niet geldig is, faalt de samenhang van het geheel.

Zo bijvoorbeeld in B?rbulescu v. Romania (Grote Kamer, EHRM, 5 september 2017), waarin het Hof oordeelde dat de monitoring van e-mails door een werkgever op zich geen schending van art. 8 vormt, tenzij er geen redelijke verwachting van privacy meer kan bestaan en tenzij de nationale rechter nagaat of die monitoring proportioneel was in het licht van het doel. Hier werd de beslissing niet gebaseerd op één feit, maar op de coherente verhouding tussen verwachtingen, mededelingen, contractuele afspraken en doelstellingen. Deze verhoudingen vormen een gesloten diagram: als één element ontbreekt of fout is (zoals motivering van het doel), faalt het geheel.

3. Het commutatieve diagram in positieve verplichtingen

Een tweede toepassing van categorisch redeneren vindt men in de leer van de positieve verplichtingen (obligatio positiva) van staten onder het EVRM. Deze verplichtingen volgen niet rechtstreeks uit de wettekst, maar uit de structurele logica van de verdragsbepalingen zelf. In Opuz v. Turkey (EHRM 9 juni 2009) oordeelde het Hof dat Turkije zijn positieve verplichtingen onder art. 2 (recht op leven) en art. 3 (verbod op foltering) had geschonden door systematisch te falen in de bescherming van een vrouw tegen huiselijk geweld. De schending was niet dat de staat zélf geweld pleegde, maar dat de staat de juridische structuur die bescherming moet garanderen niet realiseerde.

De verhouding tussen recht en realisatie, tussen tekst en werking, is fundamenteel relationeel: het is een morfisme tussen abstractie (het recht) en concrete implementatie (wetgeving, politieoptreden, gerechtelijke procedures). Het Hof analyseert deze verhouding niet via inhoudelijke normen, maar via consistentie van structuur. Dit is exact de kern van categorisch denken.

In het arrest Rantsev v. Cyprus and Russia (EHRM, 7 januari 2010) ging het over mensenhandel. Het Hof stelde dat staten verplicht zijn preventief, wetgevend, administratief en strafrechtelijk op te treden, zelfs indien de schending zich buiten hun grondgebied voltrekt. De logica is niet gebaseerd op rechtstreekse verantwoordelijkheid, maar op de samenhang van preventieve en repressieve maatregelen, die moeten corresponderen met de aard van het risico. Dit vormt een categorisch diagram: de rechtsstructuur moet sluitend zijn. Indien er tussen wet en handhaving een breuk zit, ontstaat er een schending.

4. EU-recht: redeneren over functionele equivalentie

Ook in het Unierecht vindt men toepassingen van categorisch denken. In de Mangold-zaak (HvJ-EU, C-144/04, 22 november 2005) over leeftijdsdiscriminatie, oordeelde het Hof dat het gelijkheidsbeginsel een algemene beginsel van Unierecht is, dat directe werking heeft en zelfs nationale wetgeving kan overrulen nog vóór omzettingstermijnen zijn verstreken.

Het juridisch denkproces hier is niet gebaseerd op een lineaire interpretatie van richtlijnen, maar op structurele prioriteit van normen en hun relaties. In categorietheorie zou men spreken van een functor van nationaal recht naar Unierecht, waarbij de prioriteit van gelijkheid zich als structurele morfisme doordrukt in de concrete juridische praktijk. Het Hof denkt in commutativiteit: de juridische uitkomst moet overeenstemmen, ongeacht het pad dat men volgt — via nationale regeling of via Unierechtelijk beginsel.

In Digital Rights Ireland (C-293/12 en C-594/12), waarin het HvJ de Dataretentierichtlijn ongeldig verklaarde, werd het toetsingskader eveneens structureel opgebouwd: privacy, toegang, doelbinding, beveiliging, rechterlijke toetsing. Elk van deze onderdelen werd beoordeeld op zijn samenhang met het doel en met elkaar. Zoals in een categorisch diagram: elke verbinding (morfisme) moet coherent zijn, en het pad van gegevensverzameling tot gerechtelijke toetsing moet commutatief zijn met de mensenrechtenvereisten.

5. Latijnse inzichten: Ratio, relatio et regula

De klassieke juridische begrippen sluiten verrassend goed aan bij categorisch denken. Ratio legis wijst op de reden achter de regel, terwijl relatio juris verwijst naar de verhouding tussen rechtsnormen. Regula iuris zijn de vaste regels, maar die functioneren slechts binnen het netwerk van rechtsregels. In de context van mensenrechten is het cruciaal om deze verhoudingen mee te analyseren — niet als losse beginselen, maar als deel van een juridische categorie die zich structureel verhoudt tot andere categorieën (zoals nationaal recht, handhavingspraktijk, redelijke verwachting, enz.).

De moderne mensenrechtenjurist die de regulae enkel als losse objecten ziet, loopt het risico inconsistent te redeneren. Enkel wie ook de relatio begrijpt — de structurele samenhang — kan het recht juist toepassen. Hierin schuilt het nut van categorietheorie: het biedt een taal voor deze structuur.

6. Besluit: abstractie als bescherming

Het recht op privéleven, bescherming tegen discriminatie of het recht op leven zijn geen statische grootheden. Zij leven binnen structuren, binnen netwerken van normen, interpretaties, verwachtingen en verhoudingen. Zoals in de wiskunde de complexe getallen een uitweg boden uit de impasse van de derdegraadsvergelijking, zo biedt categorisch denken de jurist een uitweg uit de fragmentatie van regels, arresten, doctrines en belangen.

In de context van mensenrechten en Unierecht — waar de rechtsontwikkeling geen lineair proces is — vormt categorietheorie geen luxe of curiositeit, maar een noodzakelijke denkwijze om consistent, rechtvaardig en coherent te blijven oordelen.


---

Voetnoten:

1. EHRM, B?rbulescu v. Romania, 5 september 2017, nr. 61496/08 (Grote Kamer).


2. EHRM, Opuz v. Turkey, 9 juni 2009, nr. 33401/02.


3. EHRM, Rantsev v. Cyprus and Russia, 7 januari 2010, nr. 25965/04.


4. HvJ-EU, Mangold, C-144/04, 22 november 2005.


5. HvJ-EU, Digital Rights Ireland, C-293/12 en C-594/12, 8 april 2014.


6. Cheng, E., The Joy of Abstraction: An Exploration of Math, Category Theory, and Life, Profile Books, 2022.


7. Ferrer Beltrán, J., “La estructura del razonamiento probatorio en derechos fundamentales”, Derecho & Sociedad, 2018.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Oud 5 augustus 2025, 01:19   #20
bedrijven docter
Minister
 
bedrijven docter's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2016
Locatie: Knokke-Heist
Berichten: 3.713
Stuur een bericht via Skype™ naar bedrijven docter
Standaard

Structureel redeneren in mensenrechten en Europees recht: van proportie tot commutatief diagram

1. Inleiding

De moderne rechtspraktijk binnen de sfeer van het EVRM, het Unierecht en nationale grondrechten evolueert steeds meer naar een relationeel en structureel denken, waarbij het recht niet langer begrepen wordt als een verzameling op zichzelf staande regels, maar als een complex netwerk van onderling verbonden begrippen, beginselen en verantwoordelijkheden. Dit geldt in het bijzonder voor het mensenrechtenrecht, dat zijn effectiviteit ontleent aan de wijze waarop verschillende rechtsniveaus — Europees, nationaal, supranationaal — elkaar logisch, structureel en inhoudelijk aanvullen.

De structuur van die interacties kan vruchtbaar worden begrepen aan de hand van concepten uit de categorietheorie, waarin abstracte objecten slechts betekenis krijgen via hun relaties en waarin coherentie vaak belangrijker is dan inhoud. Net zoals in de wiskunde de vergelijking zonder oplossing pas begrijpelijk werd via de introductie van imaginaire getallen, zo wordt het spanningsveld tussen rechten en plichten pas volledig zichtbaar wanneer men het juridische speelveld in abstracto bekijkt: als een systeem van morfismen, functoren en commutatieve diagrammen.

Dit hoofdstuk onderzoekt hoe die logica werkzaam is in het mensenrechtenrecht, onderbouwd met rechtspraak van het EHRM, het HvJ-EU, het Grondwettelijk Hof en doctrinaire bijdragen, en hoe categorietheorie dit denken formeel kan verhelderen.


---

2. Proportionaliteit als morfisme

De proportionaliteitstoets is een hoeksteen van het EVRM en van het Unierecht. Zij is niet slechts een inhoudelijk beginsel maar een structureel schema. In categorietheoretische termen is proportionaliteit een morfisme tussen het legitieme doel (D) en de inperkende maatregel (M), onder voorwaarde van legaliteit (L) en noodzakelijkheid (N). Wanneer een van de voorwaarden wegvalt, faalt het hele morfisme.

Zo oordeelde het Grondwettelijk Hof in arrest nr. 31/2018 (15 maart 2018) dat een inbreuk op het recht op privacy (art. 22 Gw.) via gegevensopslag enkel gerechtvaardigd kan zijn indien de finaliteit, proportionaliteit en wettelijke basis gezamenlijk aanwezig zijn. Er was sprake van een schending omdat het wettelijk kader onvoldoende bepaalde wie toegang had tot de gegevens. De toetsing verliep niet als lineaire afvinklijst, maar als compositie van voorwaarden: het ontbreken van één schakel maakte het hele schema instabiel[^1].

In EHRM, S. and Marper v. UK (2008) over DNA-databanken, herhaalde het Hof dat proportionaliteit meer is dan evenwichtigheid: het vereist een systemische verhouding tussen het geautomatiseerd verzamelen van persoonsgegevens en het doel van strafrechtelijke opsporing. De proportionaliteit faalde omdat de maatregel losgezongen was van enige differentiële aanpak. In categorietermen: de morfismen waren niet naturaal transformatief ten opzichte van het subject.


---

3. Positieve verplichtingen als natuurlijke transformaties

De leer van de positieve verplichtingen onder het EVRM houdt in dat staten niet alleen onthoudingsplichten hebben (obligationes negativa), maar ook actief moeten handelen (obligationes positivae) om de rechten te realiseren. Deze verplichtingen transformeren abstracte rechten naar praktische garanties.

In categorietheorie zijn zulke transformaties niet willekeurig: een natural transformation vereist dat de structuur tussen categorieën behouden blijft. Zo ook in het recht: de overgang van verdragsrecht naar nationaal beleid moet coherent zijn met de aard van het recht. Een goed voorbeeld is het arrest EHRM, Z. v. UK (2001), waarin het Hof oordeelde dat de staat faalde in het beschermen van kinderen tegen misbruik in een pleeggezin. Het ging hier niet om daadwerkelijke schending door de overheid, maar om het falen in het structureren van het beschermingskader.

In Rantsev v. Cyprus and Russia werd eenzelfde redenering gevolgd: mensenhandel vereist geen actieve participatie van de staat om toch een schending van art. 4 EVRM (verbod op slavernij) in te houden, zodra de juridische en politionele structuur ontoereikend is. De vereiste is dat de transformatiestap tussen recht en bescherming structureel correct is.

Ook het Grondwettelijk Hof erkent deze logica in zijn arrest nr. 140/2009 over de opvang van minderjarige asielzoekers. Daarin stelde het Hof dat de effectieve realisatie van rechten zoals artikel 3 EVRM een verplichting tot actieve overheidsinmenging inhoudt. Niet de norm als zodanig, maar de systemische context ervan werd beslissend geacht[^2].


---

4. Unierecht en structurele equivalentie

In het Unierecht speelt het concept van functionele equivalentie een vergelijkbare rol. Wanneer lidstaten EU-recht uitvoeren, moeten zij zorgen voor een regeling die — in functie, werking en bescherming — equivalent is met het beoogde doel van het Unierecht. Dit is geen inhoudelijke, maar een structurele eis.

In HvJ-EU, C-617/10, Åkerberg Fransson, bevestigde het Hof dat het Handvest van de Grondrechten van de EU van toepassing is zodra nationale wetgeving binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt. Hierdoor ontstaat een commutatief diagram tussen nationaal recht en EU-recht: ongeacht het pad (via Unierecht of via nationale procedure) moet het resultaat overeenstemmen met de fundamentele rechten.

Deze commutativiteit wordt ook bewaakt in HvJ-EU, Schrems I en II: de gegevensoverdracht van de EU naar derde landen moet een gelijkwaardige bescherming bieden. Indien er in het ontvangende land geen rechtsmiddelen zijn tegen inbreuken op art. 7 en 8 Handvest, is het hele rechtskader structureel ondeugdelijk. De functionele relatie is dan niet naturaal, omdat zij de structuur van het rechtssubject en diens verhaalsmogelijkheden niet bewaart.


---

5. Latijnse principes en structurele relaties

Het Romeins recht heeft altijd begrepen dat rechtsnormen slechts zinvol zijn binnen een stelsel van verhoudingen. Principes zoals Ubi ius, ibi remedium, Non potest videri contra legem fecisse qui quod lege permittitur fecit of Lex specialis derogat legi generali drukken allemaal relationele verhoudingen uit.

Zij duiden op morfismen tussen algemene en bijzondere normen, tussen geschonden recht en herstelmogelijkheid. Zo ook bij in dubio pro libertate en favor libertatis, die als functoren functioneren om onbepaalde normstructuren naar een uitkomst te leiden in de richting van maximale vrijheid.

In het internationaal en Europees recht ziet men dit bij conflicten tussen bevoegdheden (bijv. nationale beveiligingsbelangen versus Unierechtelijk vrij verkeer): het zijn structurele conflicten tussen morfismen die men oplost via prioriteitsregels en coherentietoetsen, niet via een inhoudelijk oordeel alleen.


---

6. Conclusie: de abstracte orde als bescherming

Mensenrechtenbescherming is geen optelsom van regels, maar een orde van verhoudingen: tussen tekst en context, tussen recht en bescherming, tussen nationaal en supranationaal niveau. De structuur waarin deze verhoudingen plaatsvinden — zoals weergegeven door commutatieve diagrammen, functoriële transformaties en natuurlijke equivalenties — is niet slechts een wiskundige metafoor, maar een juridisch noodzakelijke voorwaarde voor coherente rechtspraak.

In het licht van toenemende digitalisering, asymmetrie tussen staten en burgers, en complexiteit van normatieve interacties, wordt het vermogen om structureel te denken essentieel. Het is net die abstracte denkwijze — zoals categorietheorie die biedt — die ervoor zorgt dat rechten niet uit elkaar vallen in fragmenten, maar samenhangen als een systeem.

De rechtsstaat, als levend geheel, leeft precies in de consistentie van deze abstracties.


---

Voetnoten:

[^1]: Grondwettelijk Hof, arrest nr. 31/2018, 15 maart 2018, inzake het wettelijk kader voor gegevensbewaring.
[^2]: Grondwettelijk Hof, arrest nr. 140/2009, 15 oktober 2009, over opvang van minderjarige asielzoekers.
[^3]: EHRM, S. and Marper v. UK, 4 december 2008, nrs. 30562/04 en 30566/04.
[^4]: EHRM, Z. v. UK, 10 mei 2001, nr. 29392/95.
[^5]: HvJ-EU, Schrems II, C-311/18, 16 juli 2020.
[^6]: HvJ-EU, Åkerberg Fransson, C-617/10, 26 februari 2013.
[^7]: Cheng, E., The Joy of Abstraction, Profile Books, 2022.
[^8]: Van Drooghenbroeck, S., La proportionnalité dans le droit de la CEDH, Bruylant, 2001.
[^9]: Lenaerts, K., “La vie après l’avis: exploring the principle of autonomy of EU law as a structural safeguard of the European judicial system”, ERA Forum, 2015.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven
bedrijven docter is offline   Met citaat antwoorden
Antwoord


Discussietools

Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 03:57.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be