Bert Anciaux: Parlement bespreekt weldra wijzigingen aan het decreet op het sociaal-c

[Politics.be]

Voor de tweede keer tijdens deze legislatuur werd het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk geëvalueerd. In 2005-2006 was vooral de planlastverlichting op korte termijn een belangrijke uitdaging. In 2007-2008 wordt ook wat verder gekeken naar een goede opbouw voor een nieuwe beleidsperiode, die zal starten in 2011. Voor de tweede keer volgde Vlaams minister Bert Anciaux hiervoor een intensief traject van samenspraak en overleg met vertegenwoordigers uit de sector. Hieruit volgen de wijzigingen aan het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk, die eerstdaags in het parlement aanhangig zullen gemaakt worden.

In zijn memorandum voor de Vlaamse verkiezingen vroeg de FOV enerzijds naar een evaluatie van de uitvoering van het decreet, maar anderzijds ook naar “een behoorlijk stabiel beleidskader dat de nodige rust verschaft om organisaties met volle energie te laten bezig zijn met hun kerntaken”. De fundamentele beleidsopties werden ook voor deze evaluatie dus niet in vraag gesteld.Toch sluiten de voorziene wijzigingen aan het decreet aan bij actuele tendensen in de sector en in het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In het charter dat de Vlaamse regering in 2006 afsloot met de Verenigde Verenigingen, engageerde de regering zich voor een aantal acties. De voorziene aanpassingen aan het decreet zullen een duurzame vertaling zijn van dit engagement. 1. Een sterkere positionering van het sociaal-cultureel volwassenenwerkDe wijzigingen willen meer kansen geven aan een sterkere positionering van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De basisvoorwaarden opdat het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich kan inschrijven in belangrijke ontwikkelingen inzake EVC worden aangescherpt. Belangrijk is ook de publieke erkenning van de sector als kernactor inzake ‘informeel leren’, die in het decreet wordt ingeschreven. Deze optie sluit aan bij bovenvermeld charter waarin de Vlaamse regering en de Verenigde Verenigingen zich samen engageerden tot “een erkenning van de waarde van het verenigingsleven als krachtige leeromgeving”.Het aansluiten bij de leefwereld van mensen is een ultiem uitgangspunt van sociaal-culturele werkers. Zij bouwen hierbij voort op de interesses, ervaringen en perspectieven van de deelnemers. Op die manier brengt het sociaal-cultureel werk naar boven wat er in de samenleving leeft. Het sociaal-cultureel werk - in al zijn vormen en gedaanten - wordt nog te dikwijls onderschat in de rol van belangrijke slagader in het maatschappelijke leven. Daarom wil de decreetwijziging voorwaarden creëren zodat het maatschappelijk debat over de sector geregeld en stevig wordt gevoerd. Door de procedures van subsidiebepaling te wijzigen, organiseren we een proces, waarbij in relatie met de sector de prioriteiten voor de volgende beleidsperiode zichtbaar worden gemaakt én hun budgettaire vertaling kunnen krijgen. 2. Een verdere vermindering van plan- en administratieve lastenIn navolging van de decreetaanpassing van 2 juni 2006, voorzien de wijzigingen aan het decreet nog bijkomende maatregelen om de overheidsverwachtingen op het vlak van plan- en administratieve lasten tot een uiterst minimum te beperken. 3. Diversiteit en interculturaliteitDe sector wordt uitgedaagd om zich bewust te verhouden tot de uitdagingen die zich stellen ten aanzien van gelijke kansen, toegankelijkheid, diversiteit en interculturaliteit. Behalve voor het steunpunt en de volkshogescholen, waarvoor - door de unieke positie die zij innemen in Vlaanderen of hun regio - specifieke afspraken op dit punt gemaakt kunnen worden, gebeurt dit vanzelfsprekend vanuit een fundamenteel respect vanwege de overheid voor het eigen - en zelfgedefinieerde maatschappelijke project van de autonome organisaties.Met de decreetwijzigingen wil minister Bert Anciaux ook uitgaan van een andersoortige relatie tussen de overheid en de sector: een relatie van, tegelijkertijd, meer afstand en meer nabijheid… De grotere afstand heeft te maken met het feit dat de overheid zich niet zal inmengen met de plannen en vele inhoudelijke keuzes voor de toekomst. De zelf geboetseerde projecten van de organisaties blijven hun eigendom en verantwoordelijkheid. Vooral bij de verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen wordt deze filosofie zo consequent mogelijk doorgetrokken. De grotere nabijheid sluit dan weer aan bij de vaste wil om - elk vanuit zijn eigen rol - een nauw strategisch partnerschap tussen sector, administratie en cultuurminister aan te gaan. Van hieruit kan op een krachtige manier het belang en de rol van het sociaal-cultureel volwassenenwerk zichtbaar worden gemaakt.

Bron: politics.be