Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Algemeen > Persmededelingen
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst

Persmededelingen In dit forum kun je discussiëren over persmededelingen die verschenen zijn op onze portaalsite.
Persmededelingen kunnen ons steeds via dit adres worden toegestuurd.

Antwoord
 
Discussietools
Oud 20 oktober 2009, 16:10   #1
Politics.be
Redactie
 
 
Politics.be's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 27 november 2004
Berichten: 28.704
Standaard Spa :Wetsvoorstel tot invoering van de de una-via regel in fiscale strafzaken, de opr

TOELICHTINGHet is algemeen bekend dat indien de overheid de fiscale fraude op een adequete manier wil aanpakken niet enkel maatregelen moeten worden genomen die voorzien in een betere bestrijding van fraude, maar ook maatregelen die het vertrouwen van de burger in de overheid herstellen en derhalve een preventieve werking hebben. Het is inherent aan een efficiënt handhavingsbeleid dat de nadruk wordt gelegd op preventie in plaats van repressie, en dat bij vaststelling van een overtreding voorrang wordt gegeven aan herstel, zowel van de schade als van het norm-afwijkend inzicht van de dader. De preventieve aanpak van fraude houdt in dat het vertrouwen van de burger in de overheid wordt hersteld door een transparant, uniform, efficiënt en rechtszeker handhavingsbeleid. Door het creëren van transparantie omtrent het administratief en strafrechtelijk handhavingsbeleid is de burger beter geïnformeerd omtrent zijn rechten en plichten. De burger heeft het recht om te weten wat de overheid van hem verwacht. De burger heeft niet enkel de plicht maar ook het recht zijn gedrag afstemmen op de norm. De overheid heeft op zijn beurt niet enkel het recht op te treden bij overtreding van de norm, maar ook de plicht duidelijkheid en coherentie te verschaffen omtrent het verwachte normconforme gedrag van de burger én omtrent de reactie van de overheid indien de norm wordt overtreden. Een transparant en rechtszeker overheidsoptreden ontneemt de vrees van willekeur en misbruik en herstelt het vertrouwen van de burger in de overheid.In het licht van deze overwegingen heeft de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers de una-via regel in fiscale strafzaken als aanbeveling goedgekeurd, samen met de inrichting van een permanent overlegorgaan om het fiscaal vervolgingsbeleid vast te leggen en samen met de inrichting van een Comité (F)raude. Overeenkomstig deze aanbeveling dient de wetgever maatregelen te nemen om de fiscale rechtshandhaving te hervormen zodanig dat van meet af aan wordt beslist fiscale misdrijven hetzij strafrechtelijk hetzij administratiefrechtelijk te vervolgen. Deze beslissing dient te worden genomen op basis van een uniform fiscaal strafrechtelijk handhavingbeleid dat federaal moet worden opgevolgd. Het geheel zal onder toezicht staan van een Comité F(raude) hetgeen een garantie moet zijn voor een objectieve en rechtvaardige toepassing van het handhavingsbeleid. Deze maatregelen moeten uiteindelijk de nodige rechtszekerheid en transparantie bieden aan de belastingplichtigen bij de fiscale (straf)vervolging.



Om deze aanbeveling uit te voeren zijn verschillende wetgevende maatregelen noodzakelijk. Meer bepaald voorziet het huidig voorstel in :
- de oprichting van een permanent beleidsorgaan belast met het vastleggen van uniform vervolgingsbeleid inzake fiscale fraude
- de invoering van de una via regel in fiscale strafzaken ( vervanging van het bestaande cumulatief sanctiesysteem door een alternatief sanctiesysteem )
- het vastleggen van een uniform sanctioneringmodel op het vlak van de fiscaal administratieve sancties.
- de uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van de Bijzondere Belastinginspectie
- de oprichting van een fiscaal auditoraat belast met de strafrechtelijke afhandeling van de fiscale fraudezaken
- de versterking van de samenwerking tussen de fiscus en de parketten
- de oprichting van een Comité F met als doel toezicht te houden op alle overheidsdiensten die zich met bezighouden met fraudebestrijding

Schematische voorstelling van de “una via”-regel in fiscale strafzaken

Schema 1 tot 5

Toelichting bij de schematische voorstelling van de “una via”-regel in fiscale strafzaken

Schema 1

Schema 1 bevat de basisstructuur van de una-via regel. Deze basisstructuur voorziet de tussenkomst van 4 diensten bij de fiscale fraudebestrijding. Tussen de administratie en de gespecialiseerde fiscale afdeling van het parket ( fiscaal auditoraat ) wordt een filter geplaatst met name de “Federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding”. Deze dienst is verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid inzake de fiscale vervolging en voor het kanaliseren van de fiscale fraudezaken ( administratieve of strafrechtelijke afhandeling ). Deze drie diensten staan onder het toezicht van het nieuw op te richten Comité F(raude), naar analogie van het Comité P en het Comité I.

b.2. Schema 2

Schema 2 bevat een nadere toelichting bij de rol van de Federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding en van het fiscaal auditoraat.

De Federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding heeft een dubbele rol :
- Vooreerst is deze dienst verantwoordelijk voor vastleggen van het vervolgingsbeleid inzake fiscale fraude. Dit beleid moet worden bepaald door ambtenaren, magistraten en ev. Politiemensen. Zij moeten de criteria bepalen voor de strafrechtelijke afhandeling van fiscale fraudezaken. Dit kan gaan om een minimumbedrag van de fraude ( variabel in functie van het soort belasting ), recidive etc.
- Daarnaast moet deze dienst ook instaan voor het ontvangen van de fiscale strafklachten en voor de beslissing de klacht administratief of strafrechtelijk af te handelen volgens de criteria van het fiscaal vervolgingsbeleid. ( filterfunctie ) Het is duidelijk dat deze dienst ook in staat moet zijn de klachten nader te onderzoeken. Hiervoor zullen onderzoeksbevoegdheden moeten worden vastgelegd. Wat de praktische uitwerking aangaat lijkt het aangewezen te werken met regionale cellen per ressort van de hoven van beroep.

Het nieuw op te richten fiscaal auditoraat wordt uitsluitend belast met de vervolging van fiscale misdrijven en van gemeenrechtelijke misdrijven die met de fiscale misrrijven samenhangen. Het fiscaal auditoraat zal worden samengesteld uit het huidige contingent van de fiscale substituten. Per ressort van de hoven van beroep wordt één fiscaal auditoraat opgericht.

Schema 3, 4 en 5

De schema’s 3, 4 en 5 tonen de praktische werkwijze aan van de una via regel volgens de oorsprong van de klacht.

Schema 3 vertrekt van een klacht van één van de fiscale administraties. De klacht wordt ingediend bij de Cel fiscale vervolging ( onderdeel van de Federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding ) die verder bepaalt of de klacht aan het fiscaal auditoraat wordt overgemaakt. Deze Cel fiscale vervolging neemt de facto de taak over van de gewestelijk directeur ( cfr. art. 29, al. 2 WSv ) De Cel fiscale vervolging kan na onderzoek en op basis van de uitgewerkte criteria drie beslissingen nemen :
- Ingeval van een kleine fraude kan zij beslissen de zaak terug te sturen naar de administratie die de klacht heeft ingediend. De zaak wordt dan administratief afgehandeld met het opleggen van gewone administratieve sancties.
- Ingeval van gewone fraude kan zij beslissen de zaak over te maken aan de Bijzondere Belastinginspectie. De zaak wordt dan verder administratief afgehandeld met het opleggen van zware administratieve sancties.
- Ingeval van ernstige fraude wordt het dossier overgemaakt aan het fiscaal auditoraat en wordt een strafonderzoek opgestart. In het kader van dit strafonderzoek zal het auditoraat op ad hoc basis een beroep kunnen doen op fiscale ambtenaren die het statuut van officier van gerechtelijke politie zullen krijgen. Na afloop van het onderzoek kan het auditoraat beslissen om te vervolgen, om een minnelijke schikking voor te stellen of om te seponeren. In dit laatste geval wordt de Bijzondere Belastinginspectie gelast te onderzoeken of administratieve sancties moeten worden opgelegd.

Schema 4 vertrekt van een klacht die door de Bijzondere Belastinginspectie wordt ingediend, maar werkt verder volgens een gelijk stramien.

Schema 5 vertrekt van een bestaand strafdossier waar indiciën van fiscale fraude aan het licht komen. In dit geval werd ook voorzien dat moet worden teruggekoppeld naar de Cel fiscale vervolging die verder zal bepalen welk gevolg aan het dossier moet worden gegeven. Dit betekent in feite dat het fiscale luik van het oorspronkelijke dossier wordt afgezonderd en apart zal worden afgehandeld.

De oprichting van een federale beleidstructuur voor de strijd tegen de fiscale fraude

Tijdens de hoorzittingen van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers is gebleken dat er op heden geen federaal beleid bestaat waar de criteria werden vastgelegd voor de fiscale vervolging op het niveau van de parketten. Dit impliceert dat er grote verschillen bestaan tussen de gerechtelijke arrondissementen wat betreft de aanpak en de vervolging van de fiscale fraude waardoor het beginsel van de rechtsgelijkheid in het gedrang komt. In het licht van de rechtszekerheid en de gelijke behandeling van de rechtsonderhorigen bestaat er dan ook nood aan een federaal beleid waarin de criteria voor de fiscale vervolging worden vastgelegd. De aanpak van het parket te Antwerpen kan hierbij als voorbeeld dienen. Op het niveau van het parket te Antwerpen werden door de parketmagistraten in samenspraak met de politiediensten en de fiscale administratie criteria vastgelegd waarin het beleid voor de vervolging van de fiscale misdrijven werd vastgelegd.

Met het huidig voorstel wordt in navolging van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers voorgesteld om een Federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding op te richten, bestaande uit een Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding en regionale Cellen voor de fiscale vervolging.

Het Beleidsorgaan voor de fiscale vervolging is verantwoordelijk voor het vastleggen van het federale vervolgingsbeleid inzake fiscale fraude. Deze dienst zal worden bemand door parketmagistraten, fiscale ambtenaren en politiemensen die in gemeen overleg de criteria zullen bepalen voor de strafrechtelijke en de administratieve afhandeling van fiscale fraudezaken. Dit kan gaan om een minimumbedrag van de fraude ( variabel in functie van het soort belasting ), soort fraudetechniek, recidive etc.

De Cellen fiscale vervolging die binnen de schoot van de Federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding zullen worden opgericht zullen instaan voor de uitvoering van het beleid van de fiscale vervolging. Deze cellen die per ressort van de hoven van beroep zullen worden ingesteld zullen de fiscale strafklachten ontvangen en vervolgens de beslissing de klacht administratief of strafrechtelijk af te handelen volgens de criteria van het fiscaal vervolgingsbeleid.

Op zich is deze structuur niet nieuw. Een dergelijk georganiseerd platform van overleg en informatie-uitwisseling bestaat reeds in het kader van de strijd tegen de sociale fraude. Met het oog op de naleving van de sociale wetgeving voorziet de Wet van 3 mei 2003 houdende de oprichting van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen , in een permanente overlegstructuur voor het coördineren van de verschillende acties van de arbeidsinspecties en sociale inspecties ter bestrijding van het zwartwerk en de sociale fraude. Zowel de sociale inspectiediensten als de fiscale administratie, het parket van de procureur des Konings en de Federale Politie maken deel uit van deze overlegstructuur. In de Memorie van Toelichting bij de Wet van 3 mei 2003 stelde de Wetgever dat het voor een doeltreffende bestrijding van het zwartwerk en de sociale fraude, gezien de omvang van het probleem, het noodzakelijk bleek te komen tot een gestructureerde en geïnstitutionaliseerde coördinatie tussen de verschillende diensten die deel uitmaken van de arbeidsinspectie en de sociale inspectie. Het is duidelijk dat deze redenering ook geldt voor wat betreft de bestrijding van de fiscale fraude. Met het oog op de naleving van de fiscale wetgeving dient aldus een gelijkaardig overlegplatform te worden opgericht tussen het gerecht en de fiscale administratie zodat de Regering over een soepel en doeltreffend permanent institutioneel kader beschikt om het hoofd te bieden aan de fiscale fraude.

De vervanging van het bestaande systeem van cumulatieve fiscale sanctionering door een systeem van alternatieve fiscale sanctionering

In het huidige fiscaal systeem kunnen gevallen van fiscale fraude zowel administratief als strafrechtelijk worden bestraft. De belastingplichtige die strafrechtelijk wordt vervolgd, riskeert veelvuldig te worden bestraft voor een en dezelfde overtreding. Het is zeker geen unicum dat een fiscale overtreding in de economische sfeer aanleiding geeft tot sanctionering in het kader van zowel de Inkomstenbelastingen, de B.T.W., het sociaal zekerheidsrecht en het strafrecht . Hoe verwerpelijk de fiscale fraude ook mag zijn, de cascade van sancties die de fiscale overtreder in het huidige systeem dreigt op te lopen is dit evenzeer.

Een hervorming van het huidig fiscaal sanctioneringsysteem dringt zich dan ook op, te meer er sinds de ‘strafrechtelijke erkenning’ van de proportionele fiscaal administratieve sancties ernstige vragen rijzen naar de conformiteit van het huidige fiscale sanctioneringsysteem met het E.V.R.M. en het B.U.P.O.-verdrag. Zo moet men thans erkennen dat de proportionele fiscale administratieve sancties sinds het arrest van het E.H.R.M. van 4 maart 2004 in de zaak Silvester’s Horeca Service v/ België onmiskenbaar een strafrechtelijk karakter hebben in de zin van artikel 6 E.V.R.M. en artikel 14.7 B.U.P.O.-verdrag. Het is dan ook duidelijk dat de cascade van proportionele fiscaal administratieve sancties en fiscaal strafrechtelijke sancties problemen stelt op het vlak van de eerbiediging van het strafrechtelijk ‘non bis in idem’-beginsel. Dit werd ondertussen herhaalde malen erkend door de afdeling wetgeving van de Raad van State, waar de Raad stelt dat zelfs indien cumulatie van straffen in het Belgisch recht zou zijn toegestaan, een dergelijke samenloop wegens de rechtstreekse werking van artikel 14.7 B.U.P.O.-verdrag niet meer mag worden toegepast.

Ondertussen heeft ook het Grondwettelijk Hof zich onder bepaalde voorwaarden expliciet uitgesproken tegen de cumulatie van fiscale administratieve sancties en fiscale strafsancties in een arrest van 26 april 2007 en in een arrest van 18 juni 2008. Uit deze arresten blijkt dat het Grondwettelijk Hof bij de beoordeling van het non bis in idem beginsel nagaat in hoeverre de administratieve sanctie en de strafrechtelijke sanctie in soortgelijke bewoordingen hetzelfde gedrag bestraffen en of de essentiële bestanddelen van beide inbreuken identiek zijn. Indien dit het geval is, dan is het Grondwettelijk Hof zeer streng is in zijn beoordeling van het non bis in idem beginsel en stelt hij in se dat de cumulatie van strafsancties en administratieve sancties die een strafkarakter hebben in de zin van artikel 6 EVRM ontoelaatbaar is in het licht van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. De rechtspraak van het Grondwettelijk Hof kreeg ondertussen ook navolging in de lagere rechtspraak.

Om tegemoet te komen aan deze problemen voorziet het huidig voorstel in de vervanging van het bestaande systeem van cumulatieve fiscale sanctionering door een systeem van alternatieve fiscale sanctionering. Naar analogie met het huidige systeem van sanctionering van sociale fraude, zal de overheid op het vlak van de sanctionering van fiscale fraude de keuze moeten maken om de zaak hetzij administratief, hetzij strafrechtelijk af te handelen. Hiermee wordt de dubbele bestraffing vermeden die algemeen als onrechtvaardig wordt beschouwd.

Het vastleggen van een uniform sanctioneringmodel

Het huidig voorstel heeft tevens tot doel eenheid te brengen in de wijze waarop fiscale overtredingen worden bestraft door de overheid. Als dusdanig beoogt het voorstel hiermee eenheid en transparantie te creeëren in het fiscaal sanctiebeleid en aldus rechtszekerheid te bieden aan rechtsonderhorigen die de fiscale norm hebben overtreden. Het voorstel voorziet dat in elk van deze fiscale codificaties een afdeling ‘Administratieve sancties’ en een afdeling ‘Strafrechtelijke sancties’ zou worden opgenomen waarvan de inhoud grotendeels gelijklopend zou zijn. Het voorstel voorziet verder in een uniform wettelijk kader voor de fiscale sanctionering door in de verschillende fiscale codificaties een identieke bepaling op te nemen waarbij aan de overheid strikte grenzen worden opgelegd voor de fiscale sanctionering en een duidelijke gradatie wordt gemaakt al naargelang de fiscale overtredingen werden begaan met of zonder het opzet de belasting te ontduiken. Tevens moet worden voorzien in de wettelijke mogelijkheid om ook andere personen dan de eigenlijke belastingplichtige administratief te sanctioneren wanneer blijkt dat zij bij een fiscale fraude zijn betrokken.

In dit verband moet tevens worden vastgesteld dat er op financieel vlak een zeer grote discrepantie bestaat tussen de proportionele fiscaal-administratieve sancties en de eigenlijke strafrechtelijke geldboetes in de fiscale codificaties. Daar waar de proportionele fiscaal administratieve sancties kunnen oplopen tot 200% of meer van de ontdoken belasting en aldus astronomisch hoog kunnen zijn, blijven de fiscaal strafrechtelijke geldboeten beperkt tot maximaal 125.000,00 Euro welke ook de omvang van de fraude moge zijn. Ook aan deze discrepantie moet een einde worden gemaakt.

Tevens voorziet het huidig voorstel daarenboven algemeen in de mogelijkheid voor de Minister van Financien om bij wijze van administratieve sanctie een persoon het recht te ontzeggen belastingplichtigen te vertegenwoordigen in de hoedanigheid van lasthebber. Deze mogelijkheid is thans enkel voorzien in het kader van de Inkomstenbelastingen en wordt met het huidig voorstel uitgebreid tot de overige belastingen.

De uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van de Bijzondere Belastinginspectie

De parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers heeft vastgesteld dat een doeltreffende bestrijding van de fiscale fraude wordt verhinderd door het feit dat de belastingsadministratie in het kader van fiscaal administratieve onderzoeken geen huiszoekingsbevoegdheid heeft en niet over de mogelijkheid beschikt om inbeslagnames te verrichten. In haar aanbevelingen heeft de commissie dan ook gesteld dat deze bevoegdheid aan de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie moet worden toegekend. Het spreekt echter voor zich dat de rechtsbescherming van de belastingplichtige en van derden hierbij moet worden gewaarborgd. Zo voorziet het huidig voorstel dat deze bevoegdheden slechts kunnen worden uitgeoefend :
- wanneer de Bijzondere Belastinginspectie over aanwijzingen van fraude beschikt lastens een bepaalde belastingplichtige
- met voorafgaande machtiging van een fiscale rechter
- met bijstand van een fiscale rechter, voor wat de fiscale huiszoeking betreft.

De oprichting van het fiscaal auditoraat

Artikel 13 van de Wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar Ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings ( B.S., 10 februari 1999 ) voorzag in de oprichting binnen de parketten van economische, financiële en sociale auditoraten. Het was de bedoeling dat deze auditoraten ook zouden instaan voor de fiscale strafvervolging en dat de fiscale substituten van deze auditoraten deel zouden uitmaken. Deze economische, financiële en sociale auditoraten werden evenwel nooit opgericht en bij Wet van 12 april 2004 houdende verticale integratie van het openbaar ministerie ( B.S., 7 mei 2004 ) werd artikel 13 van de Wet van 22 december 1998 zelfs volledig afgeschaft.

Het huidig wetsvoorstel grijpt tot op zekere hoogte terug naar artikel 13 van de Wet van 22 december 1998 door te voorzien in de oprichting van een ‘fiscaal auditoraat’ naast het arbeidsauditoraat. Een van de knelpunten in de strijd tegen de fiscale fraude is steeds het gebrek aan fiscale expertise op het niveau van het parket geweest. Om hieraan tegemoet te komen werd destijds het ambt van substituut procureur des konings gespecialiseerd in fiscale zaken gecreëerd. Hoewel dit een lovenswaardig initiatief is geweest, blijkt niettemin in de praktijk dat de strafrechtelijke afhandeling van fiscale fraudezaken met deze maatregel niet echt afdoende werd verbeterd. Een van de redenen hiervoor is dat deze gespecialiseerde substituten ook in de normale werking van het parket werden ingezet en dat zij onvoldoende beroep kunnen doen op de fiscale expertise die bij de fiscale administratie berust. Het verdient dan ook de voorkeur om een apart parket op te richten, bestaande uit fiscale specialisten, dat zich uitsluitend op de vervolging van fiscale misdrijven moet concentreren. Dit fiscaal auditoraat kan worden bevolkt door het huidig kader van de fiscale substituten. Het huidig voorstel voorziet dat er één fiscaal auditoraat per ressort van het Hof van Beroep zou worden ingesteld.

De versterking van de samenwerking tussen de parketten en de fiscale administratie

De strikte scheiding tussen het fiscaal onderzoek en het strafonderzoek en het verbod op een doorgedreven samenwerking tussen het openbaar ministerie en de fiscale administratie hebben tot gevolg dat het onderzoek in fiscale fraudezaken vaak grotendeels door het parket moet worden overgedaan. Deze verspilling van mankracht is nefast voor de fiscale fraudebestrijding. Niet zonder rede wordt er in de pers op gezette tijden bericht over de overdreven lange duurtijd van fiscale fraudeonderzoeken. Dit is niet langer duldbaar. Net zoals bij de handhaving van de sociale en economische regelgeving, alsook deze inzake stedenbouw, leefmilieu, volksgezondheid, moet het bij de handhaving van de fiscale reglementering mogelijk zijn dat het parket beroep doet op de know how en expertise van de fiscale administratie. De huidige artikelen 463 W.I.B.92, 74bis W.B.T.W., 207octies W.Reg., 133decies W.Succ. en 207decies W.D.R.T. voorzien dat de fiscale ambtenaren, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging slechts als getuige worden gehoord. Op dit principe wordt enkel uitzondering gemaakt voor de bij het parket gedetacheerde ambtenaren en voor de ambtenaren die ter
beschikking zijn gesteld van de federale politie. Niettemin verhinderen de voormelde bepalingen in belangrijke mate een normale samenwerking tussen het gerecht en de fiscale administratie.

Om het openbaar ministerie toe te laten meer en beter met de fiscale administratie samen te werken wordt tevens voorgesteld de administratie van de B.B.I. om te vormen naar het voorbeeld van de Nederlandse Financiële Opsporingsdienst ( FIOD ) en het Duitse Finanzamt für Fahndung und Steuerstrafsachen. Het is aldus de bedoeling dat de administratie van de B.B.I. zowel fiscale toezicht- als opsporingstaken zou uitvoeren. Dit betekent dat de B.B.I. grotendeels een strafrechtelijke opdracht zal krijgen en samen met het fiscaal auditoraat zal instaan voor het vervolgingsbeleid inzake de fiscale fraudebestrijding.

Indien in hoofde van de B.B.I. naar aanleiding van een eigen toezichtonderzoek, van een melding van andere fiscale dienst of van een aangifte van derden een vermoeden van fraude ontstaat, kan een strafrechtelijk opsporingsonderzoek worden opgestart. Het strafonderzoek wordt dan verder gevoerd door de B.B.I. onder het rechtstreeks gezag van de fiscale auditeur. Het spreekt voor zich dat men in een dergelijk systeem aan bepaalde ambtenaren van de B.B.I., gelet op hun specifieke taken, het statuut van officier van gerechtelijke politie zal moeten toekennen. Deze ambtenaren van de B.B.I. zullen ook zelf de bevoegdheid hebben om fiscale misdrijven vast te stellen en om de nodige informatie in te winnen in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, daar waar het parket in de huidige stand van de wetgeving een beroep moet doen op derden die dit statuut bezitten.

Met deze hervorming wordt naar buitenlands voorbeeld een systeem van verregaande samenwerking geïnstalleerd tussen de B.B.I. en het openbaar ministerie, en wordt de fiscale expertise op overheidsniveau aldus optimaal benut om de ernstige fiscale fraude te bestrijden. De ambtenaren van de B.B.I. en de fiscale auditeurs zijn ongetwijfeld het best geplaatst om het belang en de ernst te beoordelen van overtredingen op de fiscale wetgeving. Hun expertise zal een garantie zijn voor een adequaat fiscaal-strafrechtelijk onderzoek.

De oprichting van het Comité F(raude)

De parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is werk te maken van een vast extern toezichtsorgaan, naar het model van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten (Comité P) en het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I). Dat toezichtsorgaan zou er met name mee moeten worden belast toe te zien op de eenvormige en billijke toepassing van de fiscale wetgeving, zowel inzake beheer als inzake vaststelling, inning en betwisting van de belastingen, met inbegrip van de verschillende soorten schikkingen. Voorts zou dat orgaan de met redenen omklede klachten moeten behandelen die erbij worden ingediend door ambtenaren en door burgers, met betrekking tot de niet-naleving van voormelde aspecten. Dankzij een dergelijk orgaan zouden de activiteiten van de belastingadministraties en de andere instanties die optreden in de strijd tegen de verschillende vormen van fraude (fiscale, economische en sociale), worden onderworpen aan een échte en regelmatige parlementaire controle. De versterking van de vaste parlementaire controle op de fraudebestrijding en de daarmee belaste diensten moet, parallel met het toezicht van het Rekenhof op de vaststelling en de inning van de fiscale inkomsten, garanderen dat de voor onze overheidsfinanciën fundamentele beleidskeuzen optimaal worden uitgevoerd.
























ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

TITEL I – Algemene bepaling

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen verdere commentaar.

TITEL II De oprichting van een federale beleidsstructuur voor de strijd tegen de fiscale fraude

Afdeling 1. De Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding

Artikel 2

Artikel 2 voorziet dat het beleid van de strijd tegen de fiscale fraude wordt bepaald door de Ministerraad. Het is vanzelfsprekend dat het bestrijden van de fiscale fraude aspecten omvat die niet uitsluitend tot de bevoegheid van een enkele minister behoren. Elk van hen wordt derhalve door de Ministerraad belast met de uitvoering van dit deel van de opdracht dat hem toebehoort, terwijl de Raad een coördinerende functie waarneemt. Dit artikel wijzigt geenszins de regelen van de ministeriële bevoegdheidsverdeling. Wat het openbaar ministerie betreft, wordt er niet geraakt aan diens onafhankelijkheid. Het behoort aan de minister van Justitie om, overeenkomstig artikel 143 ter van het Gerechtelijk Wetboek, de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vast te leggen, nadat hij het advies van het college van procureurs- generaal heeft ingewonnen.

De artikelen 3, 4, 5 en 6

Artikel 3 richt de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding op en bepaalt de onderverdeling ervan. Deze Dienst zal bestaan uit enerzijds een Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding en anderzijds uit Regionale Cellen voor de fiscale vervolging.

Artikel 4 bepaalt dat de voorzitter van de Federale Dienst door de Koning wordt benoemd. Het koninklijk besluit wordt in de Ministerraad overlegd op de voordracht van de ministers van Financiën en van Justitie. Deze ministers zijn onweerlegbaar het meest betrokken bij de strijd tegen de fiscale fraude. Het is bijgevolg aan hen om aan de ministerraad de kandida(a)t(en) voor het voorzitterschap voor te dragen. Het mandaat, met een duur van vier jaar, is hernieuwbaar. Er wordt aan de Koning de bevoegdheid gegeven om de benoemingsvoorwaarden te bepalen en om het geldelijke en administratieve statuut van de voorzitter vast te leggen.

Artikel 5 voorziet in een anticumulatieregel. Er blijft echter een uitzondering bestaan vermits de voorzitter, mits de voorafgaande toestemming van de Koning, een onderwijsopdracht mag uitvoeren.

Artikel 6 bepaalt de opdracht van de voorzitter. Hij moet het Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding ten minste twee maal per jaar samenroepen en het Beleidsorgaan inlichten over de richtlijnen die werden vastgesteld door de Ministerraad. De voorzitter, die het dagelijks beheer verzekert, is belast met de uitvoering van de beslissingen van de Ministerraad. Er wordt elk jaar een activiteitenverslag opgesteld. Na goedkeuring door het Beleidsorgaan, wordt het verslag door de Voorzitter aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers voorgesteld en vervolgens gepubliceerd. Dit activiteitenverslag, dat het voorwerp uitmaakt van een publicatie, zal een duidelijk zicht op de aldus gevoerde strijd toelaten. Het voorstellen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de publicatie van het verslag verzekeren een ruchtbaarheid en transparantie voor de werkzaamheden die door de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding verricht zijn.

Artikel 7

De opdrachten die aan de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding toevertrouwd worden, omvatten de uitvoering van de richtlijnen zoals bepaald door de Ministerraad. Aan de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding wordt tevens een opdracht voor adviezen en aanbevelingen toevertrouwd. Het staat de Federale Dienst vrij voorstellen voor de wijziging van de wetgeving in te dienen, aanbevelingen te richten aan de bevoegde ministers en adviezen uit te brengen.

De artikelen 8 en 9

Artikel 8 bepaalt dat de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding tevens wordt belast met de opstelling van partnerschapsovereenkomsten, gesloten tussen de bevoegde minister en de betrokken beroepsorganisatie. Het begrip beroepsorganisatie werd gebruikt om toe te laten dat verenigingen van professionelen, ongeacht hun juridische vorm, betrokken worden bij de strijd tegen de fiscale fraude. Zodoende kan meer rekening worden gehouden met de realiteit van op het terrein. De partnerschapsovereenkomsten maken van de ondertekenende beroepsorganisaties bevoorrechte gesprekspartners van de overheid die hen één keer per jaar bij één van de vergaderingen van de Raad betrekt.

Het doel van het sluiten van de overeenkomsten is de professionelen te betrekken bij de drie stadia van de strijd :
- In het stadium van de preventie, door een degelijke informatie van de betrokkenen over de risico’s zowel voor henzelf als voor derden van de verschillende vormen van fiscale fraude
- In het stadium van de opsporing, door de mededeling aan de inspectiediensten van de zaken waarvan zij op de hoogte zijn, van de belangrijkste fraudetechnieken die in de beroepssector gebruikt worden, door het opzetten van opsporingssystemen die een degelijke informatie van alle economische actoren vereisen; ook door het leveren van nadere economische informatie die de administraties toelaat, de specificiteiten van het beroep beter te begrijpen;
- In het stadium van de vervolging, meer bepaald door een systematisch gebruik van de burgerlijke partijstelling en door de publicatie in sommige gevallen van de vonnissen in de gespecialiseerde pers.

Artikel 9 laat de organisatie die een partnerschapsovereenkomst ondertekent, toe zich burgerlijke partij te stellen voor de strafrechtbanken bij een procedure over feiten van fiscale fraude en voorzover de feiten van aard zijn de belangen te schaden die de beroepsorganisatie verdedigt en voorstaat.

Afdeling 2. Het Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding

De artikelen 10 en 11

Binnen de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding is het Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding verantwoordelijk voor het vastleggen van de criteria van het federaal fiscaal vervolgingsbeleid volgens de richtlijnen van de ministerraad.

Dit Beleidsorgaan zal worden samengesteld uit de voorzitter van het Vast Comité voor de strijd tegen de fiscale fraude van de Administratie van Fiscale Zaken, de leidingevende ambtenaren van de verschillende fiscale administraties ( d.w.z. de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, de administratie van de invordering, de administratie van het kadaster , de registratie en de domeinen, de administratie der douane en accijnzen en de administratie van de bijzondere belastinginspectie ), de Procureur-generaal, aangeduid door het College van Procureurs generaal en de Commissaris-generaal van de Federale Politie.

Afdeling 3. De Cellen voor de fiscale vervolging

De artikelen 12 en 13

Binnen de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding zijn de Cellen voor de fiscale vervolging, waarvan er één per ressort van het Hof van Beroep wordt ingesteld, verantwoordelijk voor de uitvoering van het fiscaal vervolgingsbeleid zoals bepaald door het Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontvangen en onderzoeken van de fiscale strafklachten en voor het nemen van de beslissing om de klachten hetzij strafrechtelijk hetzij administratief af te handelen.

Deze Cellen voor de fiscale vervolging zullen worden samengesteld uit één of meerdere parketmagistraten ( fiscale auditeurs ) aangevuld met één of meerdere gedetacheerde fiscale ambtenaren.

Elke arrondissementscel wordt ondersteund door een secretariaat. Het secretariaat staat de fiscaal auditeur bij in zijn taak als voorzitter van de respectievelijke cellen en werkt mee aan het realiseren van de opdrachten van de cel.

TITEL III De vervanging van het bestaande systeem van cumulatieve fiscale sanctionering door een systeem van alternatieve fiscale sanctionering

Artikel 14

Met artikel 14 van het wetvoorstel wordt de ‘una via’-regel in het fiscaal sanctierecht ingevoerd. Dit artikel voorziet in de vervanging van het bestaande systeem van cumulatieve fiscale sanctionering door een systeem van alternatieve fiscale sanctionering. Het is aldus de bedoeling van dit artikel dat aan personen die fiscale overtredingen hebben begaan nog slechts één sanctie kan worden opgelegd, hetzij een administratieve sanctie, hetzij een strafrechtelijke sanctie. Naar analogie met het huidige systeem van sanctionering van sociale fraude, zal de overheid op het vlak van de sanctionering van fiscale fraude de keuze moeten maken om de zaak hetzij administratief, hetzij strafrechtelijk af te handelen.

Titel IV. Het vastleggen van een uniform sanctioneringmodel

De artikelen 15 tot 39

De artikelen 20 tot 33 van het huidig voorstel hebben tot doel eenheid te brengen in de wijze waarop fiscale overtredingen worden bestraft door de overheid. Het huidig voorstel poogt dit doel te bewerkstelligen door te voorzien in een uniform wettelijk kader voor de fiscale sanctionering. Het voorstel voorziet dat in elk van deze fiscale codificaties een afdeling ‘Administratieve sancties’ en een afdeling ‘Strafrechtelijke sancties’ zou worden opgenomen waarvan de inhoud grotendeels gelijklopend zou zijn. Op die manier poogt het huidig voorstel een verregaande harmonisering tussen de verschillende fiscale codificaties te bewerkstelligen op het vlak van de fiscale sanctionering.

TITEL V Het uitbreiden van de bevoegdheden van de Bijzondere Belastinginspectie

Artikel 40

Artikel 40 verlenen aan de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie de mogelijk om ingeval van aanwijzigingen van fraude met machtiging en met bijstand van de fiscale rechter over te gaan tot huiszoeking. Tevens wordt in dit geval aan de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie het recht verleend om over te gaan tot inbeslagname.

TITEL VI De oprichting van het fiscaal auditoraat

Afdeling 1. Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek

De artikelen 40 tot 101

Met de artikelen 40 tot 101 van het huidig voorstel wordt voorzien in de oprichting van het fiscaal auditoraat. Hierboven werd reeds aangegeven dat het de voorkeur verdient om binnen het openbaar ministerie per ressort van het Hof van Beroep een apart parket op te richten, bestaande uit fiscale specialisten, die zich uitsluitend op de vervolging van fiscale misdrijven moeten concentreren. Aldus werd met het huidig voorstel het ambt gecreëerd van fiscaal auditeur, van subsituut fiscaal auditeur en van toegevoegd substituut fiscaal auditeur. Terzeldertijd wordt het ambt van substituut gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden afgeschaft. Het is uiteraard de bedoeling dat het fiscaal auditoraat zou worden bevolkt door het huidig kader van de substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden die het statuut zullen krijgen van fiscaal auditeur of substituut fiscaal auditeur. Zij oefenen exclusief de strafvordering uit wegens een overtreding van de wetten en verordeningen in fiscale aangelegenheden. In geval van samenloop of samenhang van overtredingen van de wetten en verordeningen in fiscale aangelegenheden met een of meer overtredingen op andere niet fiscale wetsbepalingen, wijst de procureur generaal het parket van de procureur des Konings of het fiscaal auditoraat aan, dat bevoegd is om de strafvordering uit te oefenen. Er werd evenwel beslist om niet in elk gerechtelijk arrondissement een fiscaal auditoraat op te richten. Er werd de voorkeur gegeven aan het oprichten van een fiscaal auditoraat in elk ressort van de hoven van beroep. Deze artikelen passen de huidige bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek die verband houden met de rechterlijke organisatie aan aan het nieuwe ambt van fiscaal auditeur.

Afdeling 2. Wijzigingen aan het Wetboek van Strafvordering

De artikelen 102 tot 104

Deze artikelen passen de artikelen 9 en 22 W.Sv. aan aan het nieuwe ambt van fiscaal auditeur en passen artikel 28bis, §2 W.Sv. aan aan het nieuwe ambt van fiscaal auditeur. Daarnaast stelt artikel 109 voor om in de tweede zin van artikel 28bis, §2 Sv de woorden “en die zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 90ter, §§2, 3 en 4, uitmaken of zouden uitmaken” opgeheven, en worden de woorden “het voorkomen van misdrijven en” toegevoegd Het opsporingsonderzoek mag eveneens als finaliteit de voorkoming van misdrijven hebben. De procureur moet over de mogelijkheid beschikken op basis van typologiën van ernstige fraude proactief onderzoek te voeren, niet enkel met het oog op de vervolging van de daders van misdrijven, maar ook met het doel op die wijze misdrijven te voorkomen.

Afdeling 3. Wijzigingen aan de Wet van 22 april 2003 houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen

De artikelen 105, 106 en 107

Deze bepalingen passen artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste en tweede lid en artikel 5, eerste lid van de Wet van 22 april 2003 aan aan aan het nieuwe ambt van fiscaal auditeur.

Afdeling 4. Wijzigingen aan de Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt

Artikel 108

Deze bepaling past artikel 5, tweede lid van de Wet van 5 augustus 1992 aan aan aan het nieuwe ambt van fiscaal auditeur.

Afdeling 5. Wijzigingen aan de Wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten

Artikel 109

Deze bepaling past artikel 14, tweede lid van de Wet van 5 augustus 1992 aan aan aan het nieuwe ambt van fiscaal auditeur.

TITEL VII Het versterken van de samenwerking tussen de parketten en de fiscale administratie

De artikelen 111 tot 116

De artikelen 111 tot 116 van het huidig voorstel voorzien in de opheffing van artikel 463 W.I.B.92, 74bis W.B.T.W., artikel 207octies W.Reg., artikel 133decies W.Succ., en artikel 207decies W.D.R.T. Deze tekst van deze artikelen is identiek en luid als volgt:
‘ De ambtenaren van de Administratie der directe belastingen van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen en van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie mogen, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige worden gehoord.
Het eerste lid is niet van toepassing op de krachtens artikel 71 van de wet van 28 december 1992 bij het parket gedetacheerde ambtenaren van die administraties.
Het eerste lid is evenmin van toepassing op de ambtenaren van die administraties die, krachtens artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, ter beschikking zijn gesteld van de federale politie. ‘

Zoals reeds vermeld in de memorie kent deze bepaling zijn oorsprong in het ‘Charter van de belastingplichtige’. Ingevolge enkele ruchtmakende fraudezaken vond de toenmalige regering het optreden van de BBI-ambtenaren en hun inmenging in het strafonderzoek te vergaand. Volgens toenmalig Minister van Financiën Eyskens werden evenwel in het departement Financiën geen misbruiken van ambtenaren vastgesteld. Ingevolge het Charter van de belastingplichtige werd de rol van de ambtenaar in een strafonderzoek beperkt tot deze van getuige, en bijgevolg niet langer als deze van deskundige. Het gevolg in de praktijk van deze bepaling was dat als het ware een kloof werd geslagen tussen de fiscale administratie en het gerecht. De belastingambtenaren kunnen niet deelnemen aan verhoren of confrontaties in het kader van een (fiscaal) strafonderzoek. Er wordt aangenomen dat zij geen huiszoekigen kunnen bijwonen of technisch advies kunnen geven aan de procureur. Naast de kritiek dat fiscale ambtenaren de feitelijke leiding van het onderzoek zouden overnemen, rees tevens kritiek tegen de aanwending van de gegevens die ingevolge het strafonderzoek door de ambtenaren werden verkregen voor taxatiedoeleinden.

Wat betreft het gebruik van de gegevens uit een (fiscaal) strafonderzoek voor het vestigen van de belasting, voorziet de huidige wetgeving in een regeling van wederzijdse uitwisseling van gegevens tussen het gerecht en de fiscus. Enerzijds voorzien artikel 327, lid 1 en 2 van het Wetboek der Inkomstenbelastingen de mogelijkheid voor de belastingambtenaar om inzage te nemen van een gerechtsdossier mits de toestemming van de Procureur-Generaal of de Auditeur-Generaal. Anderzijds voorziet artikel 2 van de wet van 28 april 1999 wat betreft de bestrijding van fiscale fraude in de verplichting voor de procureur om de Minister van Financiën onmiddellijk in te lichten van indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen . De procureur moet de fiscale administratie onmiddellijk inlichten over aanwijzigen van ontduiking en de administratie kan gebruik maken van de gegevens van een strafdossier voor de heffing van de verschuldigde belastingen. De toepassing van deze bepalingen in de praktijk geven geen aanleiding tot willekeur of misbruiken. Het Hof van Cassatie oordeelde in een arrest van 27 maart 1985, zijnde vóór het Charter dat de samenwerking aan banden legde, dat de medewerking van fiscale ambtenaren geen inbreuk uitmaakt op het geheim karakter van het strafonderzoek, ook niet wannneer de onderzoeksrechter de verdachte ondervraagt en een huiszoeking doet uitvoeren in aanwezigheid van ambtenaren van het ministerie van financiën . Ook de rechtsleer stelt bij monde van L. HUYBRECHTS dat de medewerking van fiscale ambtenaren aan een fiscaal onderzoek geen inbreuk is op de scheiding der machten en op zich het recht van verdediging niet miskent.

Wat betreft de kritiek van de te vergaande samenwerking tussen de fiscale administratie en het gerecht, kan worden verwezen naar de praktijk inzake de rechtshandhaving in de andere domeinen van de organisatie van onze rechtsstaat. Inzake de sociale handhaving gelden quasi geen beperingen in de samenwerking tussen de sociale inspectiediensten en het arbeidsauditoraat. Noch het Wetboek van Strafvordering, noch de “Franchimont-wet” voorzien in een bepaling die de auditeur de bevoegdheid geeft om de inspectiediensten te vorderen. Deze bevoegdheid wordt in de praktijk gesteund op het algemene vorderingsrecht van de auditeur en wordt door de rechtsleer aanvaard . Het gevolg van de specifieke bevoegdheid van de arbeidsauditeur houdt derhalve in dat de inspectiediensten, die in hoofdzaak gelast zijn met de vaststelling van sociaalrechtelijke inbreuken, de opdrachten van de auditeur moet uitvoeren. Zonder de mogelijkheid van de auditeur om aan de gespecialiseerde inspectiediensten opdrachten te geven, kan de rechtsvordering niet naar behoren worden uitgeoefend . Dit werd uitdrukkelijk bevestigd door de Minister van Justitie in een antwoord op een parlementaire vraag, waarin deze oordeelde dat “de arbeidsauditeur bevoegd is om alle nodige opdrachten uit te schrijven en de inspectie met vaststellingen, opsporingen, enz. te belasten”.

Een dergelijke samenwerking tussen de administratie en het parket is ook op fiscaal vlak onontbeerlijk met het oog op de efficiënte bestrijding van de fiscale fraude. In de praktijk heeft de kloof tussen de fiscale administratie en het gerecht tot gevolg dat het gerecht het werk van de fiscale administratie veelal moet overdoen, zonder een beroep te mogen doen op de aanwezige deskundigheid van de behandelende ambtenaar. Eenmaal de klacht is ingediend en er een klachtbevestiging is gebeurd, stopt de betrokkenheid van de fiscale administratie bij het verdere verloop van het strafrechtelijk onderzoek. Het is onder de huidige wetgeving voor de procureur uitgesloten een fiscale ambtenaar te gelasten een opdracht of onderzoeksmaatregel, terwijl de sociale strafonderzoeken onder leiding van de arbeidsauditeur bijna uitsluitend worden uitgevoerd door de sociale inspecties. Ondanks de uitspraak van het Hof van Cassatie van 20 juni 2000 in de zaak “Beerschot”, waarbij een ruimere interpretatie werd gegeven aan de mogelijkheden tot samenwerking tussen de fiscus en het gerecht, blijft wegens de wettelijke beperking een normale samenwerking onmogelijk en gaat veel tijd en informatie verloren. Deze wettelijke beperking tot samenwerking vormt een ware handicap voor een efficiënte fiscale rechtshandhaving en vindt geen verantwoording in de vrees van misbruik en willekeur, vandaar dat zij moet worden opgeheven.

Het huidig voorstel voorziet dan ook in de mogelijkheid voor de parketten om op een meer uitgebreide wijze beroep te kunnen doen op de fiscale expertise van de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie. Met het oog op een adequate fraudebestrijding verdient het de voorkeur dat ook fiscale ambtenaren en meer bepaalde de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie actief zouden kunnen mee werken aan het fiscaal strafrechtelijk onderzoek. Dit kan enkel maar indien aan de door de Koning aangewezen ambtenaren van de B.B.I., gelet op hun specifieke taken, het statuut van officier van gerechtelijke politie wordt toegekend. Aldus zullen de ambtenaren van de B.B.I. ook zelf de bevoegdheid hebben om fiscale misdrijven vast te stellen en de nodige informatie in te winnen in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, daar waar het parket in de huidige stand van de wetgeving een beroep moet doen op derden die dit statuut bezitten.

TITEL VIII De oprichting van een Comité(F)raude
De artikelen 117 tot 124

De parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek van de grote fiscale fraudedossiers heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is werk te maken van een vast extern toezichtsorgaan, naar het model van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten (Comité P) en het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I). Dat toezichtsorgaan zou er met name mee moeten worden belast toe te zien op de eenvormige en billijke toepassing van de fiscale wetgeving, zowel inzake beheer als inzake vaststelling, inning en betwisting van de belastingen, met inbegrip van de verschillende soorten schikkingen. Voorts zou dat orgaan de met redenen omklede klachten moeten behandelen die erbij worden ingediend door ambtenaren en door burgers, met betrekking tot de niet-naleving van voormelde aspecten. Dankzij een dergelijk orgaan zouden de activiteiten van de belastingadministraties en de andere instanties die optreden in de strijd tegen de verschillende vormen van fraude (fiscale, economische en sociale), worden onderworpen aan een échte en regelmatige parlementaire controle. De versterking van de vaste parlementaire controle op de fraudebestrijding en de daarmee belaste diensten moet, parallel met het toezicht van het Rekenhof op de vaststelling en de inning van de fiscale inkomsten, garanderen dat de voor onze overheidsfinanciën fundamentele beleidskeuzen optimaal worden uitgevoerd.










WETSVOORSTEL

TITEL I – Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. De oprichting van een federale beleidsstructuur voor de strijd tegen de fiscale fraude

Afdeling 1. De Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding

Artikel 2

Het beleid van de strijd tegen de fiscale fraude wordt bepaald door de Ministerraad. De Ministerraad belast elke bevoegde minister met de uitvoering van dit beleid.

Artikel 3

Er wordt een Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding opgericht bestaande uit een federaal Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding en regionale Cellen voor de fiscale vervolging.

Artikel 4

De voorzitter van de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding wordt op voordracht van de Ministers van Financiën en van Justitie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad door de Koning benoemd voor een mandaat met een duur van vier jaar, dat hernieuwbaar is. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de Minister Financiën en van de Minister van Justitie, de voorwaarden van de benoeming en stelt het geldelijk en administratief statuut van de voorzitter vast.

Artikel 5

Tijdens de duur van zijn mandaat kan de voorzitter geen enkele andere functie uitoefenen, noch titularis zijn van een openbaar mandaat dat door verkiezing is toegekend. Er wordt, op grond van de voorafgaande machtiging door de Koning, van de in vorige lid vermelde regel afgeweken wanneer het gaat om de uitoefening van een onderwijsopdracht in een instelling van hoger onderwijs of om een lidmaatschap van een examenjury.

Artikel 6

De voorzitter roept de leden van de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding ten minste twee maal per jaar samen. De voorzitter deelt aan de leden de krachtlijnen mee van het beleid inzake strijd tegen de fiscale fraude, zoals vastgesteld door de Ministerraad. De voorzitter oefent het dagelijks beheer van de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding uit en voert de beslissingen van de Ministerraad uit. Ieder jaar brengt de voorzitter verslag over de toestand van de strijd tegen de fiscale fraude, en over de actie die, in het kader van deze wet, door de verschillende diensten wordt gevoerd. Het door de leden van de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding goedgekeurd verslag wordt door de voorzitter aan de Kamer van volksvertegenwoordigers gericht en voorgesteld en maakt het voorwerp uit van een publicatie.

Artikel 7

In het kader van zijn opdracht waakt de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding over :
1° het uitvoeren van het beleid zoals vastgesteld door de Ministerraad, waarbij aandacht wordt besteed aan de coördinatie van de acties gevoerd door de verschillende administraties die bevoegd zijn voor de strijd tegen de fiscale fraude en de sensibilisering van de verschillende diensten en besturen;
2° de oriëntering inzake preventie en het bepalen van de acties die er betrekking op hebben.
De Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding heeft eveneens tot opdracht, voorstellen te richten aan de bevoegde minister(s) teneinde de wetgeving die van toepassing is op de strijd tegen de fiscale fraude aan te passen.Hij stelt aanbevelingen op en brengt adviezen uit, ambtshalve of op verzoek van een minister, over ontwerpen en voorstellen van wetten betreffende de strijd tegen de fiscale fraude.

Artikel 8

De Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding is belast met het voorbereiden van de partnerschapsovereenkomsten tussen de bevoegde minister(s) en beroepsorganisaties.
In de partnerschapovereenkomst, kunnen de ondertekenende partijen beslissen over elke informatie- en sensibiliseringsactie gericht tot de professionelen en de consumenten, en over elke opsporingsactie.
De Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding nodigt de beroepsorganisatie die een partnerschapsovereenkomst heeft ondertekend minstens éénmaal per jaar uit op één van haar vergaderingen, overeenkomstig de door de Federale Dienst voor de fiscale fraudebestrijding bepaalde voorwaarden.

Artikel 9

De beroepsorganisatie die een partnerschapsovereenkomst heeft gesloten, kan zich burgerlijke partij stellen in de procedures betreffende de fiscale fraude, wanneer de gepleegde feiten van aard zijn de belangen te schaden die zij gelast is te verdedigen en te bevorderen.

Afdeling 2. Het Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding

Artikel 10
Er wordt een Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding opgericht, hierna het Comité genoemd, samengesteld uit leden die afkomstig uit de Federale Overheidsdiensten en uit de instellingen van openbaar nut die betrokken zijn bij de strijd tegen de fiscale fraude. Het comité is verplicht samengesteld uit :
a) een magistraat van een fiscaal auditoraat of van een parket-generaal
b) de Voorzitter van het Vast Comité voor de strijd tegen de fiscale fraude van de Administratie van Fiscale Zaken
c) de leidinggevende ambtenarern van de fiscale administraties
c) 1 lid van de federale politie.
Het geheel van de leden wordt benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een mandaat van maximum vier jaar, dat hernieuwbaar is.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het administratief en geldelijk statuut van de leden van het Comité en van het secretariaat.

Artikel 11

Het Beleidsorgaan voor de fiscale fraudebestrijding is belast met het vastleggen van de criteria van het federaal fiscaal vervolgingsbeleid volgens de richtlijnen van de ministerraad.

Afdeling 3. De Cellen voor de fiscale vervolging

Artikel 12

In elk gerechtelijk arrondissement waar een fiscaal auditoraat is gevestigd wordt een Cel voor de fiscale vervolging opgericht voorgezeten door de fiscale auditeur en voor het overige samengesteld uit parketmagistraten en gedetacheerde fiscale ambtenaren.
Een Cel voor de fiscale vervolging kan meerdere gerechtelijke arrondissementen omvatten.
Elke Cel voor de fiscale vervolging wordt bijgestaan door een secretariaat.

Artikel 13

De opdracht van de Cel voor de fiscale vervolging bestaat in het ontvangen en onderzoeken van de fiscale strafklachten en in het nemen van de beslissing om de zaak hetzij strafrechtelijk, hetzij administratief af te handelen.

TITEL III De vervanging van het bestaande systeem van cumulatieve fiscale sanctionering door een systeem van alternatieve fiscale sanctionering

Artikel 14

Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten worden ofwel administratiefrechtelijk ofwel strafrechtelijk gesanctioneerd. De inbreuken op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten worden administratiefrechtelijk gesanctioneerd, tenzij het openbaar ministerie oordeelt dat, de ernst van de inbreuken in acht genomen, strafvervolging moet ingesteld worden.

Titel IV Het vastleggen van een uniform sanctioneringmodel

Afdeling 1. Wijzigingen aan het Wetboek Inkomstenbelastingen

Artikel 15

In Titel VII Vestiging en invordering van de belastingen, Hoofdstuk X Strafbepalingen, Afdeling I Administratieve sancties van het Wetboek Inkomstenbelastingen, worden de opschriften ‘Onderafdeling 1 Belastingverhogingen’, ‘Onderafdeling 2 Administratieve boete’ en ‘Onderafdeling 3 Verval van het recht om belastingplichtigen te vertegenwoordigen’ geschrapt.

Artikel 16

Artikel 444 van het Wetboek Inkomstenbelastingen wordt vervangen als volgt :
§ 1. Binnen de in § 2, § 3, § 4, § 5 en § 6 gestelde grenzen, wordt het bedrag van de administratieve fiscale sancties ingevolge overtredingen op het Wetboek Inkomstenbelastingen of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, door de Koning vastgesteld.
§2. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten die het gevolg zijn van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige worden niet gesanctioneerd.
§3. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan zonder het opzet de belasting te ontduiken worden gesanctioneerd met een administratieve fiscale geldboete van minstens 50 EUR en hoogstens 1.250 EUR en met een administratieve verhoging van minstens 15% en hoogstens 50% van de verschuldigde belasting, of met een van deze sancties alleen.
§4. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden gesanctioneerd met een administratieve fiscale geldboete van minstens 1.250 EUR en hoogstens 5.000 EUR en met een administratieve verhoging van minstens 50% en hoogstens 200% van de verschuldigde belasting, of met een van deze sancties alleen.
§5. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden strafrechtelijk vervolgd indien het bedrag van de ontdoken belasting een door de Koning bepaald grensbedrag overschrijdt.
§6. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden strafrechtelijk vervolgd, indien zij werden begaan door een persoon die reeds eerder in de afgelopen vijf jaar de belastingwetten of de ter uitvoering ervan genomen besluiten heeft overtreden met het opzet de belasting te ontduiken.

Artikel 17

In het Wetboek Inkomstenbelastingen wordt artikel 445 opgeheven.

Artikel 18

Artikel 449 van het Wetboek Inkomstenbelastingen wordt vervangen als volgt :
‘ Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 100% tot 200% van de ontdoken belasting of met één van die straffen alleen. ‘

Afdeling 2. Wijzigingen aan het Wetboek Inkomstenbelastingen en aan het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen

Artikel 19

Artikel 2, derde lid van het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen wordt vervangen als volgt:
‘ De overtredingen van de bepalingen van dit Wetboek en van de besluiten tot uitvoering ervan worden gestraft met dezelfde straffen als gesteld zijn in de artikelen 445 tot 453 en 455 tot 459 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met inachtneming van de voorwaarden in die artikelen bepaald, behalve in zover daarin wordt verwezen naar bepalingen die geen toepassing vinden inzake met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. ‘

Artikel 20

Artikel 2bis van het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen wordt vervangen als volgt :
§ 1. Binnen de in § 2, § 3, § 4, § 5 en § 6 gestelde grenzen, wordt het bedrag van de administratieve fiscale sancties ingevolge overtredingen op het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, door de Koning vastgesteld.
§2. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten die het gevolg zijn van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige worden niet gesanctioneerd.
§3. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan zonder het opzet de belasting te ontduiken worden gesanctioneerd met een administratieve fiscale geldboete van minstens 50 EUR en hoogstens 1.250 EUR en met een administratieve verhoging van minstens 15% en hoogstens 50% van de verschuldigde belasting, of met een van deze sancties alleen.
§4. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden gesanctioneerd met een administratieve fiscale geldboete van minstens 1.250 EUR en hoogstens 5.000 EUR en met een administratieve verhoging van minstens 50% en hoogstens 200% van de verschuldigde belasting, of met een van deze sancties alleen.
§5. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden strafrechtelijk vervolgd indien het bedrag van de ontdoken belasting een door de Koning bepaald grensbedrag overschrijdt.
§6. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden strafrechtelijk vervolgd, indien zij werden begaan door een persoon die reeds eerder in de afgelopen vijf jaar de belastingwetten of de ter uitvoering ervan genomen besluiten heeft overtreden met het opzet de belasting te ontduiken.

Artikel 21

Artikel 40, tweede lid van het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen wordt vervangen als volgt:
‘ De belasting van ambtswege vastgesteld, moet dadelijk worden betaald.’

Artikel 68 van het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen wordt vervangen als volgt:
‘In geval van bedrog of verzuim, hetzij in het register of in de tickets, kaarten of biljetten bedoeld bij de artikelen 54, eerste lid, en 55, hetzij in de voorgeschreven aangiften, wordt de belasting desnoods van ambtswege vastgesteld op grond van de vermoedelijke ontvangsten.’

De artikelen 71, 72 en 89, tweede lid van het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen worden opgeheven.

Afdeling 3. Wijzingen aan het B.T.W.-wetboek

Artikel 22

In Hoofdstuk XI Strafbepalingen, wordt het opschrift van Afdeling I Administratieve geldboeten vervangen door het opschrift ‘Administratieve sancties’.

Artikel 23

Artikel 70 van het B.T.W.-Wetboek wordt vervangen als volgt :
§ 1. Binnen de in § 2, § 3, § 4, § 5 en § 6 gestelde grenzen, wordt het bedrag van de administratieve fiscale sancties ingevolge overtredingen op het B.T.W.-wetboek of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, door de Koning vastgesteld.
§2. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten die het gevolg zijn van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige worden niet gesanctioneerd.
§3. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan zonder het opzet de belasting te ontduiken worden gesanctioneerd met een administratieve fiscale geldboete van minstens 50 EUR en hoogstens 1.250 EUR en met een administratieve verhoging van minstens 15% en hoogstens 50% van de verschuldigde belasting, of met een van deze sancties alleen.
§4. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden gesanctioneerd met een administratieve fiscale geldboete van minstens 1.250 EUR en hoogstens 5.000 EUR en met een administratieve verhoging van minstens 50% en hoogstens 200% van de verschuldigde belasting, of met een van deze sancties alleen.
§5. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden strafrechtelijk vervolgd indien het bedrag van de ontdoken belasting een door de Koning bepaald grensbedrag overschrijdt.
§6. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werden begaan met het opzet de belasting te ontduiken worden strafrechtelijk vervolgd, indien zij werden begaan door een persoon die reeds eerder in de afgelopen vijf jaar de belastingwetten of de ter uitvoering ervan genomen besluiten heeft overtreden met het opzet de belasting te ontduiken.

Artikel 24

In het B.T.W.-Wetboek wordt artikel 71 hernomen als volgt:
‘ De Minister van Financiën kan, bij gemotiveerd besluit, voor een tijdperk dat vijf jaar niet overtreft, elke persoon het recht ontzeggen belastingplichtigen te vertegenwoordigen in de hoedanigheid van lasthebber, behoudens wanneer die persoon onderworpen is aan een wettelijk ingerichte beroepstucht of zijn last vervult krachtens de wet of een rechterlijke beslissing.’

In het B.T.W.-Wetboek wordt artikel 72 hernomen als volgt:
‘ Het in artikel 71 bedoelde besluit mag slechts worden uitgevaardigd nadat de betrokken lasthebber is uitgenodigd om binnen twintig dagen te verschijnen, ten einde te worden gehoord door een ambtenaar van het Ministerie van Financiën, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft, doch op zijn minst met de graad van inspecteur.
De lasthebber mag zich door een raadsman laten bijstaan.
Proces-verbaal van dit verhoor wordt opgemaakt. Na voorlezing wordt het proces-verbaal door de ambtenaar en de betrokken lasthebber ondertekend. Zij laten hun handtekening voorafgaan door de met de hand geschreven woorden "Gelezen en goedgekeurd". Weigert de betrokkene te ondertekenen, dan wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal, dat de reden van de weigering nader omschrijft.
Een eensluidend verklaard afschrift van het proces-verbaal wordt binnen acht dagen na zijn dagtekening aan de lasthebber ter kennis gegeven. ‘

In het B.T.W.-wetboek wordt een artikel 72bis ingevoegd als volgt :
‘ Het in artikel 71 bedoelde besluit, waarvan een eensluidend verklaard afschrift bij ter post aangetekende brief aan de betrokken lasthebber wordt toegestuurd, wordt in uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, tenzij betrokkene zijn beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. In dit geval zal de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad slechts geschieden zo het besluit niet door de Raad van State verbroken werd. ‘

Artikel 25

Artikel 73 van het B.T.W.-Wetboek wordt vervangen als volgt :
‘ Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van van 100% tot 200% van de ontdoken belasting of met één van die straffen alleen. ‘

Afdeling 4. Wijzigingen aan het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten

Artikel 26

In Titel I Registratierecht wordt het opschrift van Hoofdstuk XI Tekort in waardering, bewimpeling en veinzing, sancties vervangen door het opschrift ‘Administratieve sancties’.

Artikel 27

In Titel I Registratierecht, Hoofdstuk XI Administratieve sancties wordt het artikel 201 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen als volgt :
§ 1. Binnen de in § 2, § 3, § 4, § 5 en § 6 gestelde grenzen, wordt het bedrag van de administratieve fiscale sancties ingevolge overtredingen op het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, door de Koning vastgesteld.
§2. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten die het gevolg zijn van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige worden niet gesanctioneerd.
§3. Overtredingen op de belastingwetten of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die werd

Bron: politics.be
Politics.be is offline   Met citaat antwoorden
Antwoord



Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 13:11.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be