De tweestrijd tussen volledige vrijheid enerzijds, en een maatschappelijke norm anderzijds.
Een man (of een vrouw?) in bloot bovenlijf op het voetpad voor zijn huis, die op zijn hukken onkruid aan het trekken is,
versus
een man in bloot bovenlijf in een winkelstraat; af en toe binnen wandelend in een warenhuis genre c&a ...
Op strand of dijk in zwemslip of bikini,
versus hetzelfde in de straten net achter de dijk.
Idem dito voor "badkledij" maar dan in echte mini-vorm ...
Titel: Opgepast, badkleding in Blankenberge
https://www.standaard.be/cnt/dmf20210629_97579257
Citaat:
Stefaan Pleysier
Hoogleraar aan het Leuvens Instituut voor Criminologie (KU Leuven).
woensdag 30 juni 2021 om 3.25 uur
Toeristen die in bikini of met ont?*bloot?*?* bovenlijf in het centrum van Blankenberge rondlopen, riskeren een GAS-boete. Dat een stad bepaalt wat ongepast is, vindt Stefaan?* Pleysier verontrustend.
Strandgangers die naar het centrum van Blankenberge willen, trekken voortaan best niet alleen een broek aan, maar ook een T-shirt. Jimmy Kets
De gemeenteraad van Blankenberge keurde vorige week een nieuw artikel in het gemeentereglement goed dat het ‘ontbloten van het bovenlijf of het dragen van enkel badkleding op het openbaar domein’ alleen nog toestaat op het strand en de zeedijk. Een overtreding kan met een GAS-boete worden bestraft. Blankenberge volgt daarmee het voorbeeld van Knokke, waar eerder een gelijkaardig artikel werd goed?*gekeurd.
Die nieuwe artikelen zijn illustratief voor wat er misgaat met het systeem van de GAS-boetes. Ze leggen twee met elkaar verbonden problemen pijnlijk bloot. Steden en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de lokale open?*bare orde. Blankenberge en Knokke gaan een stap verder en spreken zich nu ook uit over wat ‘gepast’ of ‘ongepast’ is. Daarmee wordt wat als overlast kan worden gezien en beboet nóg onduidelijker.
Het imago van de stad
Steden en gemeenten zijn bevoegd om op te treden tegen overlast en gedrag dat de ‘materiële openbare orde’ verstoort of dreigt te verstoren. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat ze zich uitspreken over normen en waarden, over de ‘morele openbare orde’. Het is volstrekt onduidelijk hoe je een bloot bovenlijf of badkleding kunt verbinden met ‘overlast’ en een bedreiging van de ‘materiële openbare orde’.
Het is niet de bedoeling dat steden en gemeenten zich uitspreken over normen en waarden
Toen het artikel vorige week besproken werd op de gemeenteraad van Blankenberge leek burgemeester Daphné Dumery (N-VA) dat ook te besef?*fen. Ze zei dat ‘rondlopen in bad- en strandkledij in onze stad perfect kan, zolang dat geen overlast veroorzaakt, en het is aan de agent om te oordelen of er overlast is of niet’. Dat zet het probleem alleen maar meer in de verf, gezien het goedgekeurde artikel duidelijk stelt dat het ontbloten van het bovenlijf of dragen van bad?*kleding as such verboden is voor elke burger, behalve op het strand en op de zeedijk. Er is geen overlast nodig om een boete te geven.
Overlast is dus eerder een schijn?*beweging dan het echte motief. Dat laatste valt ook tussen de regels te lezen. De agenda van de gemeenteraad in Blankenberge stelt dat het verbod op bad- en strandkleding ‘duidelijkheid schept, ter ondersteuning van het kwaliteitsvolle imago van Blankenberge’. Allicht ook vanwege dat imago, waarom anders, geldt het verbod niet ‘buiten de toeristische zone’.
Ook in Knokke paste het verbod destijds in een ‘kwaliteitsplan dat de uitstraling van de stad moet garanderen’ door gedrag ‘aan te pakken dat de standing en identiteit van onze gemeente raakt’ (DS 12 september 2019). In werkelijkheid gaat het dus over normen en waarden, over de morele openbare orde, waar steden en gemeenten, volgens herhaalde rechtspraak van de Raad van State, niet voor bevoegd zijn.
Radio in het park
De tussenkomst van de burgemeester legt ook meteen het tweede probleem bloot: zij stelt dat het aan ‘de agent is om te oordelen of er overlast is of niet’, maar wanneer veroorzaakt een bloot bovenlijf overlast? En hoe moet die agent dat beoordelen, als ook de burgemeester het niet duidelijker kan omschrijven? Bovendien staat in het reglement wel degelijk dat het verboden is, of er nu sprake is van overlast of niet. Die interpretatievrijheid of ‘discretionaire ruimte’ die de vaststeller op het terrein heeft, werd in het kader van de GAS-boetes al vaker aan?*geklaagd.
Zo verbieden bijvoorbeeld meerdere steden en gemeenten ‘elk gerucht of rumoer bij dag of nacht, dat zonder noodzaak wordt veroorzaakt en van aard is om de rust van de inwoners te storen’. Maar wanneer verstoort ‘zo’n gerucht of rumoer’ de rust van inwoners? Als die klagen? Als de agent oordeelt dat het overlast is?
In mijn eigen stad, Leuven, werden tijdens de coronacrisis GAS-boetes gegeven aan jongeren, omdat ze overdag in een park een radio op hadden staan. Artikel 422 van het gemeentereglement zegt dat ‘het gebruik van geluidsvoortbrengende toestellen op of langs het openbaar domein onderworpen is aan een voorafgaande schriftelijke vergunning van de burgemeester’. Dat die radio de rust verstoort?* of een vorm van overlast is, is hier opnieuw zelfs geen vereiste.
De Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten beweerde in 2015, nadat een nieuwe GAS-wet was ingevoerd, dat de absurde GAS-boetes zouden verdwijnen. Of ze aan een opmars bezig zijn of nooit echt zijn verdwenen, laat ik in het midden. Feit is dat steden en gemeenten zich niet beperken tot de rechtmatige handhaving van de materiële openbare orde, maar zich ook graag bemoeien met wat ‘gepast’ of ‘ongepast’ is, met de morele openbare orde. Daarmee veroorzaken ze niet alleen onduidelijkheid en onzekerheid bij burgers, maar hollen ze ook het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties, dat hen zelf zo dierbaar is, verder uit.
|