![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Over koetjes en kalfjes... Op verzoek van de gebruikers van dit forum: een hoekje waarin je over vanalles en nog wat kan praten... De boog moet namelijk niet altijd gespannen staan hé. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#1 |
Minister
|
![]() Wiskunde voor advocaten, juristen en magistraten
Inhoudsopgave Inleiding Waarom deze verhandeling? De vrees en de mythe van de onverenigbaarheid tussen wiskunde en recht Wat is ‘juridische wiskunde’ niet? --- Deel I – Wiskunde en het Recht: een historisch perspectief Hoofdstuk 1. Een historisch overzicht van wiskunde in juridische context Wiskundige modellen in de Romeinse rechtstraditie Probabiliteit in de middeleeuwen: oordelen onder onzekerheid De opkomst van kansrekening in de moderne rechtspraak (Pascal, Bernoulli) Statistische bewijsvoering en het begin van forensische wiskunde Informatica en logica in het 20e-eeuwse recht Hoofdstuk 2. Wat juristen (niet) nodig hebben van wiskunde Misverstanden: het recht is geen exacte wetenschap Welke wiskundige takken wel zinvol zijn Grenzen: wanneer wiskunde juridisch irrelevant of zelfs gevaarlijk wordt De metafoor van het meetlint versus het morele kompas --- Deel II – Wiskundige fundamenten nuttig voor juristen Hoofdstuk 3. Logica voor juristen: van Aristoteles tot propositional calculus Premissen, conclusies, en natuurlijke deductie Modus ponens, modus tollens, contrapositie, reductio Juridische syllogismen en hun valkuilen De impact van foutieve logica in vonnissen Hoofdstuk 4. Verzamelingenleer en relaties Verzamelingen, deelverzamelingen en doorsneden van belangen Toepassing op juridische categorieën (personen, goederen, bevoegdheden) Equivalentierelaties en partities: rechtseenheid en precedentwerking Hoofdstuk 5. Kansrekening en waarschijnlijkheidsdenken De basis: kans, verwachting, conditionele waarschijnlijkheid Toepassingen: bewijswaardering, risicoanalyse, due diligence Bayesiaans denken en ‘a priori’-redeneringen in het strafrecht Hoofdstuk 6. Grafentheorie en netwerken in het recht Relaties, macht en belangen in juridische structuren Fraude-, corruptie- en samenzweringszaken als netwerken Grafen in juridische procedures en bewijsstructuren Hoofdstuk 7. Getaltheorie en cryptografie Elementaire getaltheorie Cryptografie, hashing en digitale handtekeningen Blockchain en smart contracts: juridische implicaties --- Deel III – Wiskundige abstractie en juridische structuur Hoofdstuk 8. Categorieën en juridische concepten – Een inleiding tot category theory Wat is categorietheorie? Morfismen, objecten, functoren: analogieën in het recht Commutatieve diagrammen en juridische consistentie Categorieën als hulpmiddel bij het structureren van rechtsregels Juridische “equivalenties” als natuurlijke transformaties Hoofdstuk 9. Algebraïsche structuren in het recht Groepen, ringen, en velden: betekenisvolle of overdreven analogieën? Structuren van rechten en plichten Eigenschappen als associativiteit en distributiviteit in juridische argumentatie Hoofdstuk 10. Topologie van juridische redeneringen Open en gesloten systemen van rechtsregels Grenzen en limieten van interpretatie Nabijheid en continuïteit van rechtsnormen --- Deel IV – Kritische toepassingen en reflecties Hoofdstuk 11. Juridische valkuilen bij wiskundig redeneren Statistische drogredenen in rechtszaken Misbruik van algoritmen en risico-assessmenttools De fallacy van schijnexactheid in schadeberekening Hoofdstuk 12. Wiskundige modellen in rechtspraak en wetgeving Gebruik van wiskunde in rechtseconomie Kosten-batenanalyse in wetgeving Simulatiemodellen in strafmaat en recidive Hoofdstuk 13. Kunstmatige intelligentie en bewijsevaluatie Machine learning en voorspellend recht Wat een jurist moet begrijpen van algoritmen Wiskundige bias in juridische AI-systemen --- Besluit Wat is gewonnen door wiskundig inzicht? De bescheiden plaats van de wiskunde in het recht Naar een geletterdheid in logische en wiskundige structuren bij magistraten --- Bijlagen Glossarium van wiskundige termen voor juristen Casusstudies en rechtspraak waarin wiskundige argumenten centraal stonden Lijst van basisliteratuur en verdere verdieping Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#2 |
Minister
|
![]()
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven Laatst gewijzigd door bedrijven docter : 10 juli 2025 om 23:20. |
![]() |
![]() |
![]() |
#3 |
Minister
|
![]() ---
INLEIDING Waarom deze verhandeling nodig is: wiskunde wordt vaak als vijandig ervaren door juristen, maar bevat instrumenten die het juridische denken kunnen verrijken. Deze inleiding maakt komaf met clichés over wiskunde als "hard" of "onmenselijk" en verkent hoe logisch-structureel denken net zeer nuttig is in het recht. Tegelijk wordt gewaarschuwd tegen overmatig formalisme. --- DEEL I – Wiskunde en het Recht: een historisch perspectief Hoofdstuk 1. Een historisch overzicht van wiskunde in juridische context Van de Romeinse jurisprudentie tot algoritmische rechtspraak vandaag: dit hoofdstuk toont hoe juridische systemen altijd al structuren bevatten die verwant zijn aan wiskundig denken. Denk aan probabiliteit in canoniek recht, of logische schema’s bij rechtsleer van de Verlichting. Hoofdstuk 2. Wat juristen (niet) nodig hebben van wiskunde Een praktische gids: dit hoofdstuk onderscheidt welke wiskunde relevant is (logica, kansrekening, verzamelingenleer…) en welke eerder irrelevant of zelfs misleidend kan zijn in een juridische context (b.v. abstracte differentiaalvergelijkingen). De nadruk ligt op bruikbaarheid en kritische attitude. --- DEEL II – Wiskundige fundamenten nuttig voor juristen Hoofdstuk 3. Logica voor juristen: van Aristoteles tot propositional calculus Hier worden de fundamenten van formele logica uitgelegd, inclusief syllogismen, deductie en implicatie. Juridische argumenten worden getoetst aan logische vormen en valkuilen zoals non sequitur, affirming the consequent, of valse disjuncties. Hoofdstuk 4. Verzamelingenleer en relaties Een basisbegrip in wiskunde én in recht: verzamelingen (groepen van personen, goederen, rechten) en hun onderlinge relaties. Denk aan overlappingen bij bevoegdheden of eigendomsrechten. Juridische equivalentie en partities worden met eenvoudige wiskundige begrippen verduidelijkt. Hoofdstuk 5. Kansrekening en waarschijnlijkheidsdenken Het evalueren van bewijs gebeurt vaak impliciet via kansdenken. Dit hoofdstuk introduceert basisbegrippen zoals conditionaliteit, Bayes’ regel en verwachte waarde. Er wordt ook gewezen op de gevaren van misinterpretaties (de ‘prosecutor’s fallacy’). Hoofdstuk 6. Grafentheorie en netwerken in het recht Juridische relaties zijn vaak netwerkachtig (denk aan aandeelhouders, contractpartijen, samenzweringen). Grafentheorie helpt structuren begrijpen waarin macht, verantwoordelijkheid of informatie circuleert. Hoofdstuk 7. Getaltheorie en cryptografie Hoe werkt encryptie juridisch? Hier worden de elementaire wiskundige principes achter digitale handtekeningen, blockchain, en smart contracts uitgelegd. Met aandacht voor hun juridische implicaties en limieten. --- DEEL III – Wiskundige abstractie en juridische structuur Hoofdstuk 8. Categorieën en juridische concepten – Een inleiding tot category theory Categorietheorie biedt een krachtig abstract kader om juridische structuren te analyseren via relaties, transformaties en commutatieve diagrammen. Dit hoofdstuk legt helder uit hoe juridische begrippen als eigendom, bevoegdheid of aansprakelijkheid hierin passen. Hoofdstuk 9. Algebraïsche structuren in het recht Groepen, ringen en andere algebraïsche structuren worden hier niet uitgediept om hun eigen sake, maar omdat ze als metafoor kunnen dienen om juridische handelingen (combinaties van handelingen, annuleerbaarheid, neutraliteit) te begrijpen. Hoofdstuk 10. Topologie van juridische redeneringen Dit hoofdstuk bekijkt het ‘landschap’ van rechtsregels: wat is dicht bij elkaar, wat is geïsoleerd? Wanneer is een norm "continu" toepasbaar en waar treden breuken op? Een juridische toepassing van abstracte topologie. --- DEEL IV – Kritische toepassingen en reflecties Hoofdstuk 11. Juridische valkuilen bij wiskundig redeneren Wiskunde kan misbruikt worden om objectiviteit te veinzen. Denk aan statistisch misbruik in forensisch bewijs, of foutieve kansberekeningen bij DNA-analyse. Dit hoofdstuk toont hoe kritisch juristen moeten blijven. Hoofdstuk 12. Wiskundige modellen in rechtspraak en wetgeving Modellen worden vaak gebruikt in het bestuursrecht en de rechtseconomie. Dit hoofdstuk bespreekt onder meer hoe regressiemodellen, simulaties en economische optimalisaties juridische beslissingen beïnvloeden — en welke problemen dat met zich meebrengt. Hoofdstuk 13. Kunstmatige intelligentie en bewijsevaluatie AI en machine learning doen hun intrede in het recht. Dit hoofdstuk legt uit hoe wiskundige algoritmes functioneren en waarom het cruciaal is dat juristen hun aannames en beperkingen begrijpen, zeker inzake transparantie en bias. --- BESLUIT Een reflectie op de plaats van wiskunde in de rechtspraktijk. Geen dogma’s, wel een pleidooi voor helderheid, structuur en consistentie. Wiskunde is geen vervanging voor het recht, maar een taal die het denken van de jurist kan aanscherpen. --- BIJLAGEN Glossarium: toegankelijke verklaringen van wiskundige termen Casusstudies: juridische voorbeelden waar wiskunde doorslaggevend was Literatuurlijst: verder studiemateriaal voor geïnteresseerde juristen
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#4 |
Minister
|
![]() INLEIDING
Waarom deze verhandeling? Deze verhandeling is geschreven voor wie het recht ernstig neemt, en daarom ook helderheid nastreeft in zijn redeneringen. Want het recht heeft nood aan precisie, en precisie heeft baat bij structuur. En net dat is de kern van de wiskunde: niet cijfers of formules, maar helder gestructureerd denken. De idee dat wiskunde iets is voor ingenieurs of natuurkundigen, maar niet voor juristen of magistraten, is diepgeworteld en wordt zelden bevraagd. Toch is de overlap tussen beide groter dan men op het eerste gezicht vermoedt. Het recht werkt met definities, gevolgtrekkingen, uitzonderingen, analogieën, implicaties, zelfs transformaties — net als de wiskunde. De juridische praktijk wemelt van regels die lijken op logische connectieven, of structuren die verwant zijn aan verzamelingenleer of grafentheorie, zonder dat dit expliciet wordt benoemd. Deze verhandeling is geen wiskundeboek voor specialisten, maar een gids voor juristen. Ze wil geen omvorming tot wiskundige opleggen, maar net een beter begrip geven van hoe wiskundige denkwijzen het juridische redeneren kunnen ondersteunen, verrijken of verduidelijken. En evengoed: hoe verkeerde toepassingen tot misleiding kunnen leiden. De vrees en de mythe van de onverenigbaarheid tussen wiskunde en recht De relatie tussen recht en wiskunde is vaak gekenmerkt door wantrouwen. Wiskunde wordt als te abstract, te rigide, te "onmenselijk" beschouwd. Het recht daarentegen beweegt zich in een wereld van menselijke omstandigheden, billijkheid en nuance. Waar juristen vaak zoeken naar het redelijke, lijkt de wiskunde slechts te zoeken naar het zekere. Deze tegenstelling is echter grotendeels cultureel en historisch gegroeid. Ze wordt gevoed door clichés: het beeld van de wiskundige als wereldvreemde rekenaar, en de jurist als pragmatische redeneerder. In werkelijkheid vertonen beide disciplines diepe verwantschap in hun streven naar consistentie, argumentatieve geldigheid en gestructureerde probleemoplossing. De angst voor wiskunde onder juristen is deels begrijpelijk — ze wordt vaak onderwezen op een afstandelijke manier, los van context. Maar wie ooit met logische inconsistenties, onduidelijke regelgeving of bewijsvoering heeft geworsteld, voelt intuïtief aan dat heldere structuur soms broodnodig is. Daarin kan wiskundig denken, mits goed gedoseerd, een bondgenoot zijn. Wat is ‘juridische wiskunde’ niet? Voor alle duidelijkheid: deze verhandeling is geen pleidooi voor een mathematisering van het recht in de zin van algoritmisch denken, automatisering of het vervangen van menselijk oordeel door berekeningen. Ze is ook geen poging om het recht onder te brengen in een strak wiskundig systeem, zoals logisch positivisten dat ooit droomden. En ze wil al helemaal niet suggereren dat wiskunde “objectiever” is dan recht — want objectiviteit zonder interpretatie bestaat niet. ‘Juridische wiskunde’ is in deze verhandeling geen formuleleer, geen algebra van schuld, geen numerieke benadering van rechtvaardigheid. Het is vooral: een denkhouding die helderheid bevordert een verzameling tools om structuren te herkennen een taal om inconsistenties bloot te leggen een manier om de grenzen van het redeneren zichtbaar te maken We tonen dus niet “hoe wiskunde het recht kan oplossen”, maar wel hoe ze het juridisch denken kan ondersteunen, verhelderen en kritisch uitdagen. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#5 |
Minister
|
![]() Hoofdstuk 1. Een historisch overzicht van wiskunde in juridische context
1.1. Inleiding Wie denkt dat de integratie van wiskunde in het recht een recent fenomeen is, vergist zich. Hoewel het recht zelden expliciet beroep doet op wiskundige formules, is de geschiedenis van de juridische praktijk doorspekt met vormen van structurering, formalisering en abstrahering die verwant zijn aan wiskundig denken. Dit hoofdstuk schetst een kort historisch overzicht van die wisselwerking — van Romeins recht tot hedendaagse algoritmische rechtspraak. --- 1.2. Romeins recht: classificatie en deductie Het Romeins recht bevatte reeds een sterk logisch-structurele benadering. Rechtsgeleerden zoals Gaius en Ulpianus ontwierpen juridische systemen die werkten met indelingen, definities en analogieën — instrumenten die vandaag ook wiskundige methodes typeren. Denk aan de klassieke driedeling: res corporales – res incorporales, of het onderscheid tussen obligatio ex contractu en obligatio ex delicto. Dit zijn in wezen verzamelingen met onderverdelingen en eigenschappen — een embryonale vorm van verzamelingenleer. Romeinse juristen dachten bovendien vaak deductief: van een algemeen beginsel naar een concrete toepassing. Deze methode is verwant aan het syllogistische denken dat Aristoteles reeds ontwikkelde, en dat later aan de basis zou liggen van formele logica én van juridische redenering. --- 1.3. Middeleeuwen en kansdenken in canoniek recht In middeleeuwse kerkelijke rechtspraktijken (zoals bij het bepalen van schuld of boete) speelde probabilistisch denken al een bescheiden rol. De canonieke juristen gebruikten begrippen als notoriteit, vermoeden en geloofwaardigheid, waarbij ze impliciet wogen hoe waarschijnlijk bepaalde verklaringen of gedragingen waren. Hoewel ze geen expliciete kansrekening gebruikten, herkennen we hier de kiemen van wat later zou uitgroeien tot probabilistische bewijsleer. Zo ontstonden gradaties van bewijs: probatio plena, probatio semiplena, enzovoort — wat vandaag herinnert aan Bayesian reasoning, zij het in ruwe, intuïtieve vorm. --- 1.4. Vroegmoderne tijd: logica, systematiek en codificatie In de 17e en 18e eeuw raakte het juridische denken steeds meer beïnvloed door rationalistische en systematische ideeën. De verlichting bracht niet enkel natuurwetenschappen voort, maar ook een hernieuwd geloof in universele principes — zowel in het recht als in de wiskunde. Codificaties zoals de Code Civil van Napoleon (1804) zijn exemplarisch: ze beogen een gesloten systeem van regels, ondergebracht in een hiërarchische structuur — vergelijkbaar met axioma’s, stellingen en corollaria in de meetkunde. In Duitsland ontwikkelde men het Begriffsjurisprudenz, waarin het recht werd gezien als een gesloten deductief systeem: men vertrok van fundamentele begrippen en leidde daaruit de rest logisch af. Tegelijk werkte Leibniz aan een project dat hij “characteristica universalis” noemde — een universele logische taal om redeneringen te formaliseren, inclusief juridische. Zijn droom: conflicten oplossen via berekening: Calculemus! Hoewel utopisch, toont dit het historische verlangen naar structuur en helderheid in rechtstoepassing. --- 1.5. 20e eeuw: statistiek, economische analyse en rechtsinformatica Vanaf de 20e eeuw trad wiskunde het recht binnen via twee poorten: 1. De opkomst van statistiek: in strafzaken werden forensische technieken gebaseerd op kansrekening belangrijk (denk aan bloedsporenanalyse, DNA-profielen, foutenmarges). De ‘prosecutor’s fallacy’ werd voor het eerst als probleem erkend. 2. Law and Economics: deze school, vooral in de VS, maakte intensief gebruik van wiskundige modellen om rechtsregels te evalueren op efficiëntie. Regressiemodellen, beslissingsbomen en speltheorie vonden ingang in het juridisch debat. Daarnaast ontwikkelde zich de rechtsinformatica: juridische kennissystemen, expert systems en later algoritmische besluitvorming. Die technologische ontwikkelingen brachten ook fundamentele vragen mee over transparantie, uitlegbaarheid en verantwoordingsplicht. --- 1.6. Hedendaagse ontwikkelingen: AI, algoritmes en categorietheorie In de 21e eeuw wordt wiskunde steeds vaker gebruikt als onderliggend mechanisme in juridische beslissystemen. Denk aan risico-inschattingen in strafzaken (predictive policing), automatisch gegenereerde boetes, of smart contracts op blockchaintechnologie. Op academisch niveau groeit de belangstelling voor categorietheorie als meta-taal om juridische concepten en transformaties te beschrijven. Ze biedt een denkkader waarin structuren, relaties en contextverschuivingen helder benoemd kunnen worden — wat bijzonder relevant is in een tijd waarin rechtsnormen niet langer uitsluitend hiërarchisch georganiseerd zijn, maar in netwerken functioneren. --- 1.7. Conclusie De vermeende tegenstelling tussen wiskunde en recht is historisch onhoudbaar. Beide disciplines ontwikkelen structuren om complexe realiteiten te ordenen en controleerbaar te maken. Doorheen de geschiedenis zien we hoe het recht impliciet of expliciet wiskundige denkpatronen heeft overgenomen, aangepast of afgewezen. Het is dus geen kwestie van of wiskundig denken in het recht thuishoort, maar hoe men het verstandig toepast. De volgende hoofdstukken bouwen hierop voort: ze verduidelijken welke onderdelen van de wiskunde nuttig zijn voor juristen, hoe ze concreet gebruikt kunnen worden, en waarvoor men moet opletten.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#6 |
Minister
|
![]() Hoofdstuk 2. Welke wiskunde wél, en welke niet?
2.1. Inleiding: functionele selectie Niet alle wiskunde is relevant voor het recht. De doelstelling van dit hoofdstuk is tweeledig: (1) een overzicht bieden van de wiskundige domeinen die bruikbaar zijn binnen juridische contexten; (2) aantonen welke wiskundige technieken irrelevant of zelfs misleidend kunnen zijn. Zoals in elke discipline moet ook hier het juiste instrument worden gekozen naargelang de aard van het probleem. Instrumentum non confundendum cum fine. 2.2. Wiskunde die wél relevant is 2.2.1. Logica en verzamelingenleer De basis van juridische redenering is vaak logisch van aard. Propositielogica, predikatenlogica en formele afleidingsregels zijn nuttig bij het structureren van argumentaties. Verzamelingenleer ondersteunt het juridisch denken in termen van categorieën, uitsluitingen en overlappingen (bv. wie behoort tot de klasse van 'rechtssubjecten'?). Latijnse spreuken als ubi eadem ratio, ibi eadem lex en argumentum a fortiori kunnen wiskundig onderbouwd worden met behulp van implicatierelaties en subsumpties. Een concrete toepassing hiervan is te vinden in de manier waarop administratieve rechtbanken redeneren met uitzonderingclausules. 2.2.2. Kansrekening en Bayesian reasoning In strafzaken is het belang van correcte kansinschattingen evident. De klassieke 'prosecutor’s fallacy' toont aan hoe foutief toegepaste statistiek tot veroordelingen kan leiden. Bayesian redeneringen (bijv. wat is de kans op schuld, gegeven een positief DNA-resultaat?) winnen aan belang in bewijswaardering. Zie bijvoorbeeld de zaak R v. Adams (UK, 1996) waarin Bayesiaanse argumentatie door experten werd aangebracht. 2.2.3. Statistiek en regressieanalyse In sociaal recht, antidiscriminatierecht en economisch recht speelt statistiek een cruciale rol. Discriminatiezaken worden vaak onderbouwd met regressieanalyses. In de VS werd in Griggs v. Duke Power Co. (1971) statistiek erkend als juridisch bewijs. De Europese rechtspraak erkent ondertussen het indirect bewijs via statistiek, zolang die robuust is en door experten wordt ondersteund. 2.2.4. Grafentheorie en netwerkmodellen In het mededingingsrecht en bij de analyse van criminele netwerken zijn grafen en netwerkmodellen essentieel. Zo kan men aantonen hoe bepaalde bedrijven kartelafspraken maken of hoe informatie circuleert binnen een organisatie. 2.2.5. Categorie-theorie (inleiding) Categorietheorie biedt een abstract, maar krachtig model om juridische transformaties, correspondenties en systemen in kaart te brengen. Functoren kunnen juridische begrippen in verschillende contexten met elkaar verbinden. Denk bijvoorbeeld aan de relatie tussen burgerlijk en fiscaal recht bij fraudekwalificaties. Zie Hoofdstuk 4 voor een diepere behandeling. 2.3. Wiskunde die niet bruikbaar is — of met grote omzichtigheid 2.3.1. Hogere algebra en getaltheorie Hoewel esthetisch intrigerend, zijn abstracte algebra en getaltheorie zelden relevant voor juristen. Hun toepassingen situeren zich vooral in cryptografie en computationele veiligheid — nuttig voor ICT-juristen, maar minder voor magistraten of procesadvocaten. 2.3.2. Integralen, differentiaalvergelijkingen, topologie Hoewel sommige juridische domeinen (bv. milieurecht of telecomregulering) technische berekeningen vereisen, vallen differentiaalvergelijkingen en topologische modellen buiten het cognitieve bereik van de meeste rechtspraktijken. Ze zijn eerder het domein van technische experten dan van juridische redenering. Gebruik ervan vereist interdisciplinaire samenwerking. 2.3.3. Formulefetisjisme Een valkuil is het blind vertrouwen op wiskundige formules zonder inzicht in hun aannames. Het recht is niet louter cijfermatig: context, interpretatie en proportionaliteit zijn essentieel. Een regressiemodel is geen bewijs op zich, maar slechts één element in een grotere bewijsconstructie. Quod non est in actis, non est in mundo. 2.4. Conclusie: het juiste gereedschap voor de juiste zaak Juridisch denken kan profiteren van wiskundige inzichten, mits deze functioneel, transparant en correct toegepast worden. De juiste analogie is niet die tussen de rechter en de rekenmachine, maar tussen de jurist en de ingenieur: iemand die gebruik maakt van modellen om de werkelijkheid te ordenen, maar die tegelijk beseft dat modellen abstraheringen zijn — geen vervangingen van de werkelijkheid. De volgende hoofdstukken gaan dieper in op concrete toepassingen van logica, kansrekening, grafentheorie en categorietheorie in juridische praktijken.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |