[font=Times New Roman]
Artikel 63 van de Grondwet bepaalt :
« § 1. De Kamer van volksvertegenwoordigers telt honderdvijftig leden.
§ 2. Elke kieskring telt zoveel keren een zetel als de federale deler in het cijfer van de bevolking
van de kieskring begrepen is. De federale deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer van het
Rijk te delen door honderdvijftig.
De overblijvende zetels worden toegewezen aan de kieskringen met het grootste nog niet
vertegenwoordigde bevolkingsoverschot.
§ 3. De indeling van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers over de kieskringen
wordt door de Koning bepaald in verhouding tot de bevolking.
Het cijfer van de bevolking van elke kieskring wordt om de tien jaar vastgesteld door een
volkstelling of door enig ander middel, bepaald door de wet. De Koning maakt binnen een termijn
van zes maanden de uitslagen bekend.
Binnen een termijn van drie maanden na die bekendmaking bepaalt de Koning het aantal zetels
dat aan iedere kieskring toekomt.
De nieuwe indeling wordt toegepast vanaf de eerstvolgende algemene verkiezingen.
§ 4. De wet bepaalt de kieskringen; zij bepaalt eveneens de voorwaarden waaraan men moet
voldoen om kiezer te zijn, alsmede het verloop van de kiesverrichtingen. »
De bestreden bepaling is aangenomen ter uitvoering van artikel 63, § 4, van de Grondwet.
B.3.4. Uit de lezing van de genoemde grondwetsbepalingen in samenhang met artikel 67 van de
Grondwet, dat de samenstelling van de Senaat vaststelt, blijkt dat de Grondwetgever, gelet op het
federatief karakter van de Staat, heeft gekozen voor een gewaarborgde vertegenwoordiging van de
gemeenschappen in de federale wetgevende kamers door de aanwijzing van eenentwintig senatoren
door en uit de Gemeenschapsraden, enerzijds, en voor een samenstelling van de Kamer van
volksvertegenwoordigers louter op basis van de bevolkingscijfers, anderzijds.
[/font][font=Courier New]41
[/font][font=Times New Roman]Bovendien verzet het in artikel 62 van de Grondwet opgenomen beginsel van de evenredige
vertegenwoordiging zich ertegen dat in een bepaalde kieskring slechts één enkele volksvertegenwoordiger
te verkiezen zou zijn, wat onvermijdelijk het geval zou zijn voor een aparte
kieskring voor het Duitse taalgebied, gelet op het aantal volksvertegenwoordigers, enerzijds, en het
bevolkingscijfer, anderzijds.
B.3.5. De grief van de verzoekende partijen die gericht is tegen het feit dat aan de inwoners van
het Duitse taalgebied een gewaarborgd mandaat in de Kamer van volksvertegenwoordigers is
ontzegd, is een kritiek op de artikelen 61 en volgende van de Grondwet, waarin de verkiezing van
de Kamer wordt geregeld.
Het Hof is niet bevoegd om uitspraak te doen over een door de Grondwetgever gemaakte
keuze.
[/font][font=Courier New]42
[/font][font=Times New Roman]Zaak met rolnummer 650
Over de bestreden bepalingen
[/font][font=Times New Roman]B.4.1. De verzoekers vorderen de vernietiging van artikel 9, § 3, en van artikel 43 van de
bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur.
Uit de uiteenzetting in het verzoekschrift blijkt dat met de eerste bestreden bepaling bedoeld is
artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,
vervangen bij artikel 9 van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale
staatsstructuur, en meer bepaald het eerste lid, 1[/font][font=Symbol]° [/font][font=Times New Roman]en 2[/font][font=Symbol]°[/font][font=Times New Roman].
Die bepaling luidt :
« § 3. De Franse Gemeenschapsraad bestaat uit :
1[/font][font=Symbol]° [/font][font=Times New Roman]75 leden van de Waalse Gewestraad;
2[/font][font=Symbol]° [/font][font=Times New Roman]19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad
bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse
instellingen. »
De verzoekers vorderen tevens de vernietiging van artikel 43 van de bijzondere wet van 16 juli
1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, dat in de bijzondere wet van 8 augustus
1980 tot hervorming der instellingen een artikel 31[/font][font=Times New Roman]bis [/font][font=Times New Roman]invoegt. Uit het verzoekschrift blijkt dat
slechts de vernietiging van het eerste lid van die bepaling wordt gevorderd, dat luidt :
« Alvorens in functie te treden leggen de leden van de Vlaamse Raad de volgende eed af : ' Ik
zweer de Grondwet na te leven '. »
[/font][font=Times New Roman]Over de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging
[/font][font=Times New Roman]B.4.2. De Ministerraad en de Vlaamse Regering voeren aan dat de verzoekers niet doen blijken
van het rechtens vereiste belang ten aanzien van artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van
8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij artikel 9 van de bijzondere wet van
[/font][font=Courier New]43
[/font][font=Times New Roman]16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur. Het belang van de verzoekers wordt
niet betwist in zoverre hun beroep gericht is tegen artikel 31[/font][font=Times New Roman]bis[/font][font=Times New Roman], eerste lid, van de bijzondere wet
van 8 augustus 1980, zoals ingevoegd door artikel 43 van de bijzondere wet van 16 juli 1993.
B.4.3. De verzoekers voeren aan dat ze als Franstalig parlementslid of Franstalige kiezers van
een van de gemeenten van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde er belang bij hebben
dat de Franstalige burgers van die gemeenten als zodanig een eigen vertegenwoordiging hebben die
de weerspiegeling is van hun identiteit en van hun opinie in een wetgevende vergadering die bevoegd
is voor de aangelegenheden die nauw verwant zijn met hun taal- en culturele eigenheid, namelijk de
cultuur, het onderwijs en het gebruik van de talen. Zij wijzen erop dat ze tot bij de inwerkingtreding
van de bestreden bepaling een dergelijke vertegenwoordiging konden hebben in de Franse Gemeenschapsraad,
terwijl de bestreden bepaling dit vanaf de eerstvolgende verkiezing van de Raden van
gemeenschappen en gewesten onmogelijk maakt.
B.4.4. Op grond van het vroegere artikel 29, §§ 1 en 2, van de bijzondere wet van 8 augustus
1980, [/font][font=Times New Roman]juncto [/font][font=Times New Roman]artikel 1, § 1, 2[/font][font=Symbol]°[/font][font=Times New Roman], van de wet van 3 juli 1971 tot indeling van de leden van de
Wetgevende Kamers in taalgroepen en houdende diverse bepalingen betreffende de cultuurraden
voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap en voor de Franse Cultuurgemeenschap, behoorden
kandidaten uit het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde die bij de federale
parlementsverkiezingen verkozen werden, wanneer zij verkozen de eed in het Frans af te leggen, tot
de Franse taalgroep van de Kamer of van de Senaat en daardoor van rechtswege tot de Franse
Gemeenschapsraad; kiezers uit het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde konden hun stem
op dergelijke kandidaten uitbrengen.
Overeenkomstig de bestreden bepaling zal de Franse Gemeenschapsraad bestaan uit de
vijfenzeventig rechtstreeks verkozen leden van de Waalse Gewestraad en uit negentien leden
gekozen uit en door de Franse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Met toepassing van de artikelen 24[/font][font=Times New Roman]bis [/font][font=Times New Roman]en 25, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
en de artikelen 12, § 1, 13 en 14 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de
Brusselse instellingen, heeft dit tot gevolg dat in de Franse Gemeenschapsraad voortaan enkel
verkozenen zitting kunnen hebben die hun woonplaats hebben in een gemeente van het Waalse
Gewest of van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en in het bevolkingsregister van een gemeente
[/font][font=Courier New]44
[/font][font=Times New Roman]van een van beide gewesten ingeschreven zijn; voor de samenstelling van die Raad komt slechts
kiesrecht toe aan kiezers ingeschreven in het bevolkingsregister van een van de gemeenten van beide
gewesten.
De inwoners van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, dat deel uitmaakt van het
Vlaamse Gewest, hebben derhalve vanaf de inwerkingtreding van de bestreden bepaling geen actief
of passief kiesrecht meer ten aanzien van de Franse Gemeenschapsraad.
Nu de bestreden bepaling de Franstalige inwoners van het administratief arrondissement Halle-
Vilvoorde niet meer toestaat bij te dragen tot de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad
terwijl ze dat voordien wel konden, kunnen de verzoekers daardoor ongunstig geraakt zijn en doen
ze derhalve blijken van het rechtens vereiste belang om de vernietiging ervan te vorderen.
[/font][font=Courier New]45
[/font][font=Times New Roman]Ten gronde
Ten aanzien van artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen, ingevoegd bij artikel 9 van de bijzondere wet van 16 juli 1993
tot vervollediging van de federale staatsstructuur
Over het eerste middel
[/font][font=Times New Roman]B.4.5. De verzoekers voeren aan dat de bestreden bepaling een schending inhoudt van de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol
bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat die bepaling de Franstalige
burgers van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde verhindert vertegenwoordigd te zijn in
een wetgevende vergadering die « de weerspiegeling is van hun identiteit en hun opinie », terwijl een
dergelijke vertegenwoordiging wel gewaarborgd is ten aanzien van de Nederlandstalige burgers van
het arrondissement Halle-Vilvoorde en van het arrondissement Brussel-Hoofdstad.
B.4.6. De Franse Gemeenschapsraad - waarvan de samenstelling door de verzoekers wordt
bestreden - wordt als dusdanig niet rechtstreeks verkozen doch bestaat uit de vijfenzeventig
rechtstreeks verkozen leden van de Waalse Gewestraad en uit negentien leden gekozen uit en door
de Franse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
In de Franse Gemeenschapsraad kunnen enkel verkozenen zitting hebben die hun woonplaats
hebben in het Waalse Gewest of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en komt voor de samenstelling
van die Raad slechts kiesrecht toe aan kiezers ingeschreven in het bevolkingsregister van een
gemeente van een van beide gewesten.
B.4.7. Naar luid van de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet, hebben de decreten van de
Franse Gemeenschapsraad in geen enkele aangelegenheid kracht van wet in het Nederlandse taalgebied
en derhalve evenmin in de gemeenten van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde.
B.4.8. Artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens bepaalt :
[/font][font=Courier New]46
[/font][font=Times New Roman]« De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije,
geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden welke de vrije meningsuiting van het volk bij
het kiezen van de wetgevende macht waarborgen. »
Die bepaling waarborgt het recht om te kiezen of verkozen te worden, maar slechts bij de
verkiezing van vergaderingen die een wetgevende bevoegdheid uitoefenen ten aanzien van de kiezers
of kandidaten die zich op bedoeld artikel 3 beroepen.
B.4.9. Bij het verlenen van het kiesrecht voor wetgevende vergaderingen bevoegd voor
gemeenschapsaangelegenheden worden, in tegenstelling tot wat de verzoekers voorhouden, de
Franstalige inwoners van de gemeenten van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde niet
anders behandeld dan de Nederlandstalige inwoners van die gemeenten. Beide bevolkingsgroepen
hebben actief en passief kiesrecht ten aanzien van de wetgevende vergadering die in
gemeenschapsaangelegenheden te hunnen opzichte bevoegd is.
Omgekeerd kan geen van beide bevolkingsgroepen deelnemen aan de verkiezing van een te
haren opzichte onbevoegde wetgevende vergadering.
B.4.10. Wat het door de verzoekers aangeklaagde onderscheid in behandeling betreft tussen de
Franstalige inwoners van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, die niet vertegenwoordigd
kunnen zijn in de Franse Gemeenschapsraad, en de Nederlandstalige inwoners van het
administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, die wel kunnen bijdragen tot de verkiezing van de
Vlaamse Raad, moet worden opgemerkt dat de regeling die voor Brussel-Hoofdstad geldt geen
uitzondering vormt op de algemene regel dat burgers slechts kunnen bijdragen tot de verkiezing van
de te hunnen opzichte bevoegde raad, vermits op basis van artikel 129 van de Grondwet de
Vlaamse Raad, zoals de Raad van de Franse Gemeenschap, in gemeenschapsaangelegenheden
bevoegd is in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
B.4.11. Het eerste middel is niet gegrond, in zoverre het gericht is tegen artikel 24, § 3, van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980, ingevoegd bij artikel 9 van de bijzondere wet van 16 juli 1993
tot vervollediging van de federale staatsstructuur.
[/font][font=Times New Roman]Over het eerste onderdeel van het tweede middel
[/font][font=Courier New]47
[/font][font=Times New Roman]B.4.12. De verzoekers betogen dat de bestreden bepaling een schending inhoudt van de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met artikel 27 van het Internationaal Verdrag
inzake burgerrechten en politieke rechten.
Voormeld artikel 27 bepaalt :
« In Staten waar zich etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden bevinden, mag aan
personen die tot die minderheden behoren niet het recht worden ontzegd, in gemeenschap met de
andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de
praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal te bedienen. »
B.4.13. De verzoekers voeren aan dat de bestreden bepaling de Franstalige minderheid in het
arrondissement Halle-Vilvoorde geen kiesrecht verleent voor de Franse Gemeenschapsraad, en
aldus die minderheid rechten ontzegt die gewaarborgd worden door de genoemde verdragsbepaling,
terwijl die rechten wel worden toegekend aan de « Vlaamse taalminderheid » in het administratief
arrondissement Brussel-Hoofdstad.
B.4.14. Artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
heeft betrekking op de bescherming van personen behorende tot etnische, religieuze en linguïstische
minderheden en verbiedt de verdragsstaten onder meer aan die personen het recht te ontzeggen om
in gemeenschap met de andere leden van hun groep hun eigen cultuur te beleven.
De bestreden bepaling ontzegt de Franstalige inwoners van het administratief arrondissement
Halle-Vilvoorde niet het recht om in gemeenschap met de andere leden van hun groep hun eigen
cultuur te beleven.
Ze ontzegt hun evenmin het recht om - indien ze dat wensen, zoals de verzoekers voorhouden -
gebruik te maken van de culturele voorzieningen die onder de bevoegdheid van de Franse
Gemeenschap ressorteren.
Overigens, zoals hiervoor is uiteengezet (B.4.9), heeft de bestreden bepaling niet tot gevolg dat
inzake de verkiezing van het wetgevende lichaam bevoegd voor gemeenschapsaangelegenheden, de
Franstaligen in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde anders worden behandeld dan de
[/font][font=Courier New]48
[/font][font=Times New Roman]Nederlandstaligen in het arrondissement Brussel-Hoofdstad.
In het licht van de waarborgen verleend door artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten stelt de bestreden bepaling derhalve op het vlak van het kiesrecht
voor de voor gemeenschapsaangelegenheden bevoegde Raden geen ongelijkheid van behandeling in
tussen de door de verzoekers bedoelde minderheden, zodat het middel niet kan worden
aangenomen.
[/font][font=Times New Roman]Over het derde middel
[/font][font=Times New Roman]B.4.15. De verzoekers voeren aan dat de bestreden bepaling een schending inhoudt van de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat ze voor de Franstalige inwoners van het administratief
arrondissement Halle-Vilvoorde de mogelijkheid uitsluit om vertegenwoordigd te zijn in de Franse
Gemeenschapsraad, terwijl krachtens de bijzondere wet van 8 augustus 1980 de burgers van de
Vlaamse minderheid van de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad de
mogelijkheid hebben vertegenwoordigd te zijn hetzij in de Vlaamse Raad, hetzij in de Franse
Gemeenschapsraad, naargelang van de taalrol van de kandidaat voor wie ze bij de verkiezingen
voor de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest stemmen.
B.4.16. Dat de bijzondere wetgever de inwoners van het administratief arrondissement Brussel-
Hoofdstad toestaat - zij het onrechtstreeks - bij te dragen tot de samenstelling hetzij van de Vlaamse
Raad, hetzij van de Franse Gemeenschapsraad, hangt samen met het feit dat beide Raden in
gemeenschapsaangelegenheden bevoegd zijn voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Nu in
de gemeenschapsaangelegenheden enkel de decreten van de Vlaamse Raad van toepassing zijn in
het arrondissement Halle-Vilvoorde, met uitsluiting van de decreten van de Franse Gemeenschapsraad,
is het niet discriminerend aan de inwoners van dat administratief arrondissement stemrecht te
ontzeggen voor een andere Gemeenschapsraad dan de Vlaamse Raad. De specifieke situatie van
het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verklaart derhalve het verschil in behandeling dat door de
verzoekers wordt aangeklaagd.
[/font][font=Times New Roman]Ten aanzien van artikel 43 van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van
[/font][font=Courier New]49
[/font][font=Times New Roman]de federale staatsstructuur
[/font][font=Times New Roman]B.4.17. De middelen zijn ook gericht tegen artikel 43 van de bijzondere wet van 16 juli 1993
tot vervollediging van de federale staatsstructuur, dat in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen een artikel 31[/font][font=Times New Roman]bis [/font][font=Times New Roman]invoegt, dat luidt :
« Alvorens in functie te treden leggen de leden van de Vlaamse Raad de volgende eed af : ' Ik
zweer de Grondwet na te leven '.
(...) ».
[/font][font=Courier New]50
[/font][font=Times New Roman]Over het eerste middel
[/font][font=Times New Roman]B.4.18. De verzoekers betogen dat de bestreden bepaling een schending inhoudt van de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol
bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, door de Franstalige leden van de Vlaamse
Raad, verkozen in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, te verplichten de eed af te
leggen in het Nederlands, wat tot gevolg heeft dat hun vertegenwoordiging in de Vlaamse Raad
wordt gelijkgesteld met de Nederlandstalige meerderheid in die vergadering waardoor ze als
Franstaligen « geen eigen vertegenwoordiging hebben die de weerspiegeling is van hun identiteit en
hun opinie », terwijl dat wel het geval is voor de Nederlandstalige burgers van de gemeenten van het
administratief arrondissement Halle-Vilvoorde of van de gemeenten van Brussel-Hoofdstad, die als
Nederlandstaligen in de Vlaamse Raad vertegenwoordigd zijn. De verzoekers beklagen zich in
wezen derhalve over de ongerechtvaardigde gelijke behandeling van wat zij beschouwen als
ongelijke toestanden.
B.4.19. De Vlaamse Raad is samengesteld uit 118 verkozenen die hun woonplaats hebben en
ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeenten van het Nederlandse taalgebied, daarin
begrepen de Franstalige burgers die verkozen zouden zijn in het administratief arrondissement Halle-
Vilvoorde, dat deel uitmaakt van het eentalig Nederlandse taalgebied. Daarnaast hebben in de
Vlaamse Raad zes leden van de Nederlandse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke
Gewest zitting, dit zijn inwoners van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, die bij hun
kandidaatstelling voor de verkiezing van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
geopteerd hebben voor het behoren tot de Nederlandse taalgroep.
De Vlaamse Raad is het wetgevende orgaan van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse
Gemeenschap. Als gewestorgaan is de Vlaamse Raad bevoegd voor het Vlaamse Gewest
(artikel 19, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980), dat samenvalt met het eentalig
Nederlandse taalgebied. Als gemeenschapsorgaan is de Vlaamse Raad enerzijds bevoegd voor het
Nederlandse taalgebied, behalve wat de in artikel 129, § 2, van de Grondwet bedoelde
uitzonderingen betreft, en anderzijds voor de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad die wegens hun activiteiten of hun organisatie moeten worden beschouwd uitsluitend te
behoren tot de Vlaamse Gemeenschap (artikelen 127 tot en met 129 van de Grondwet).
[/font][font=Courier New]51
[/font][font=Times New Roman]B.4.20. Met betrekking tot artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens, heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in
zijn arrest van 2 maart 1987 ten aanzien van de relatie tussen het kiesrecht en het gebruik der talen
overwogen :
« Bij het onderzoek van het in het geding zijnde kiesstelsel mag de algehele context niet uit het
oog worden verloren (...). Daaruit vloeit, voor de taalminderheden, de noodzaak voort hun stemmen
uit te brengen op personen die in staat en bereid zijn om de taal van hun streek te gebruiken. Een
analoge verplichting treft men in tal van Staten aan bij de organisatie van hun verkiezingen. Een
dergelijke situatie, zo wijst de ervaring uit, vormt niet noodzakelijkerwijze een bedreiging voor de
belangen van die minderheden » (overweging 57; [/font][font=Times New Roman]Série A[/font][font=Times New Roman], nr. 113; [/font][font=Times New Roman]eigen vertaling[/font][font=Times New Roman]).
B.4.21. In het licht van die rechtspraak en ermede rekening houdend dat de eed evenzeer hen
aanbelangt die hem ontvangen als hen die hem afleggen, is het niet discriminerend dat de bijzondere
wetgever, ter uitvoering van artikel 115 van de Grondwet, aan alle leden van de Vlaamse Raad de
verplichting oplegt de eed in het Nederlands af te leggen.
Het middel is niet gegrond.
[/font][font=Times New Roman]Over het tweede onderdeel van het tweede middel
[/font][font=Times New Roman]B.4.22. De verzoekers voeren aan dat de bestreden bepaling tevens een schending inhoudt van
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met artikel 27 van het Internationaal Verdrag
inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat de « Franstalige leden van de Gewestraad »
verkozen door de burgers van het arrondissement Halle-Vilvoorde worden verplicht in de Vlaamse
Raad de eed af te leggen in het Nederlands, terwijl de Nederlandstalige leden van de Raad van het
Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in die Raad de eed in het Nederlands kunnen afleggen en de
Duitstalige leden van de Waalse Gewestraad het recht hebben in die Raad de eed in het Duits af te
leggen. Voor de onderscheiden behandeling van die verschillende taalminderheden bestaat volgens
de verzoekers geen objectieve en redelijke verantwoording.
B.4.23. De Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is de wetgevende vergadering van
[/font][font=Courier New]52
[/font][font=Times New Roman]en bevoegd voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, dat samenvalt met het grondwettelijk
erkende tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De Raad bestaat uit verkozenen die hun woonplaats
hebben in een gemeente van dat tweetalige gebied en die bij hun kandidaatstelling moeten kiezen
voor het behoren tot de Nederlandse dan wel de Franse taalgroep van de Raad. De leden van de
Nederlandse taalgroep leggen de eed af in het Nederlands; de leden van de Franse taalgroep leggen
de eed af in het Frans.
De Waalse Gewestraad is de wetgevende vergadering van en bevoegd voor het Waalse
Gewest, dat de grondwettelijk erkende Franse en Duitse taalgebieden omvat. De leden van de
Waalse Gewestraad die hun woonplaats hebben in dat eentalig Duitse taalgebied mogen in de
Waalse Gewestraad de eed afleggen in het Duits.
De specifieke situatie van elk van beide Gewestraden verantwoordt de bijzondere regel
betreffende de eedaflegging alsook het verschil in behandeling ten opzichte van de Vlaamse Raad.
B.4.24. De bestreden bepaling houdt geen algemeen verbod in ten aanzien van de Franstalige
minderheid in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde om zich van hun eigen taal te bedienen,
doch wijkt van dat recht af voor het bijzondere geval van de eed die de verkozenen in de
Vlaamse Raad moeten afleggen.
Zoals het Hof reeds heeft opgemerkt onder B.4.21, belangt de eed evenzeer hen aan die hem
ontvangen als hen die hem afleggen.
De bestreden bepaling kan niet worden aangezien als een kennelijk onredelijke beperking van
het aan eenieder bij artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke
rechten gewaarborgde recht om met de andere leden van zijn groep zich van de eigen taal te bedienen.
Het tweede middel, in zijn tweede onderdeel, is niet gegrond.
[/font][font=Courier New]53
[/font][font=Times New Roman]Zaak met rolnummer 651
Ten aanzien van de omvang van het beroep tot vernietiging
[/font][font=Times New Roman]B.5.1. De verzoekers vorderen de vernietiging van « de artikelen 42, 43, 47, 55, 57, 66, 71,
74, 76, 80, 183, 184, 189, 199, 200, 201, 205, 207, 208, 209, 213 en 214 van de gewone wet
van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur », alsmede van « de bijlage 4 bij
voormelde wet ».
Tevens vorderen zij, in de uiteenzetting der middelen, de vernietiging van « alle andere niet
opgesomde bepalingen van de wet van 16 juli 1993 die impliciet of expliciet het bestaan van de
kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde bevestigen ».
B.5.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989
op het Arbitragehof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de
regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden geschonden zijn, alsook welke de bepalingen
zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde
bepalingen zouden zijn geschonden.
Die vereisten worden verantwoord, enerzijds, door de verplichting voor het Hof om dadelijk na
de ontvangst van het beroep te onderzoeken of het niet klaarblijkelijk niet-ontvankelijk of
klaarblijkelijk ongegrond is ofwel of het Hof niet klaarblijkelijk onbevoegd is om er kennis van te
nemen, en, anderzijds, door de verplichting voor de partijen die op de argumenten van de
verzoekers wensen te antwoorden, om dit te doen bij een enkele memorie en binnen de op straffe
van niet-ontvankelijkheid vastgestelde termijnen.
Het beroep tot vernietiging is niet ontvankelijk in zoverre het gericht is tegen niet uitdrukkelijk
opgesomde bepalingen van de gewone wet van 16 juli 1993.
[/font][font=Times New Roman]Ten aanzien van de ontvankelijkheid
[/font][font=Times New Roman]B.5.3. De bestreden bepalingen bieden aan de kiezers met woonplaats in een gemeente van het
[/font][font=Courier New]54
[/font][font=Times New Roman]administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, dat behoort tot het eentalig Nederlandse taalgebied,
de keuzemogelijkheid om voor de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren en van de
leden van het Europees Parlement te behoren tot het Franse dan wel tot het Nederlandse kiescollege,
alsmede om bij de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers te stemmen op
kandidaten uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, terwijl die keuzemogelijkheid niet is
toegekend aan inwoners van andere administratieve arrondissementen gelegen in een eentalig
taalgebied.
De bestreden bepalingen voeren aldus een verschil in behandeling in tussen categorieën van
kiezers met woonplaats in een eentalig taalgebied. Een dergelijk verschil in behandeling is van die
aard dat het de situatie van de verzoekers hetzij in de hoedanigheid van kiezer hetzij in de
hoedanigheid van kandidaat rechtstreeks en ongunstig kan raken.
De exceptie van niet-ontvankelijkheid, gesteund op het ontbreken van het rechtens vereiste
belang, kan niet worden aangenomen.
[/font][font=Times New Roman]Ten gronde
Ten aanzien van de beweerde schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet
[/font][font=Times New Roman]B.5.4. Het beroep tot vernietiging is in hoofdorde gericht tegen
« de indeling van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde bij
- de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de Kamer van
Volksvertegenwoordigers (vooral artikel 42 van de bestreden wet, in combinatie met bijlage 4);
- de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en niet bij de Vlaamse kieskring voor de verkiezing van
de rechtstreeks verkozen senatoren (vooral artikel 43 van de bestreden wet);
- de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en niet bij de Vlaamse kieskring voor de verkiezing van
het Europees Parlement (vooral artikel 199 van de bestreden wet). »
In ondergeschikte orde
« is het verzoekschrift ook gericht tegen de niet-opname van de arrondissementen Nijvel en
Leuven bij de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (-Nijvel-Leuven) voor dezelfde verkiezingen. »
[/font][font=Courier New]55
[/font][font=Times New Roman]B.5.5. De verzoekers voeren aan dat de bestreden bepalingen een schending inhouden van de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat ze, in strijd met de grondwettelijke en administratiefrechtelijke
indeling in gewesten, taalgebieden en provincies, zonder objectieve en redelijke
verantwoording, een onderscheid invoeren tussen kiezers en kandidaten uit hetzelfde taalgebied,
hetzelfde gewest en dezelfde provincie, door de enen wel en de anderen niet in te delen bij een
tweetalige kieskring. De bestreden bepalingen doen aldus « andere politieke rechten ontstaan tussen
kiezers en kandidaten van eentalige gebieden, provincies en gewesten naargelang hun woonplaats ».
B.5.6. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een
verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op
een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met
het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende
beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van
evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
[/font][font=Courier New]56
[/font][font=Times New Roman]B.5.7. De verzoekers betwisten in essentie, onder de regels van de hervorming der instellingen
die de Belgische Staat in een federale Staat hebben omgevormd, die welke betrekking hebben op
de samenstelling en de verkiezing van de federale Kamers.
In dat verband heeft de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale
staatsstructuur de kieswetgeving aangepast en de kieskringen herschikt; dezelfde wet heeft ook de
kieskringen aangepast voor de verkiezing van het Europees Parlement.
Het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is voor de verkiezing van de federale Kamers
en van het Europees Parlement ongewijzigd als kieskring behouden.
B.5.8. Het behoud van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de
federale Kamers en van het Europees Parlement is een keuze die is ingegeven door de zorg voor
een algeheel compromis, in het raam waarvan werd beoogd het onontbeerlijke evenwicht te
verwezenlijken tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de
Belgische Staat.
Dat doel kan het door de bestreden bepalingen gemaakte onderscheid tussen de kiezers en de
kandidaten van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en die van de andere kieskringen
verantwoorden, in zoverre althans de genomen maatregelen redelijkerwijze kunnen worden
aangezien als niet onevenredig. De genomen maatregelen zouden met name onevenredig zijn indien
een dergelijke oplossing werd betracht ten koste van een miskenning van fundamentele rechten en
vrijheden.
B.5.9. De bestreden bepalingen tasten de vrijheid van elkeen om te stemmen voor de kandidaat
van zijn keuze en om zich kandidaat te stellen bij de verkiezingen niet op onevenredige wijze aan; zij
hebben niet tot gevolg dat de essentie van het kiesrecht wordt aangetast of de effectiviteit ervan
teniet wordt gedaan.
De bestreden bepalingen hebben evenmin tot gevolg dat sommige kiezers minder invloed hebben
op de aanduiding van vertegenwoordigers dan andere kiezers, noch dat één bepaalde politieke partij
wordt begunstigd ten nadele van andere of dat aan één welbepaalde kandidaat een electoraal
voordeel wordt toegekend ten nadele van anderen.
[/font][font=Courier New]57
[/font][font=Times New Roman]B.5.10. Dat de arrondissementen Nijvel en Leuven niet zijn opgenomen in één kieskring met
Brussel-Halle-Vilvoorde - wat de verzoekers in ondergeschikte orde aanvechten - kan worden
verantwoord door het feit dat de randgemeenten met een eigen regeling inzake het gebruik der talen
in bestuurszaken - Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en
Wezembeek-Oppem - alle in het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn gelegen.
B.5.11. De middelen gesteund op de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn
niet gegrond.
[/font][font=Times New Roman]Ten aanzien van de beweerde schending van artikel 129 van de Grondwet (vroeger
artikel 59bis, § 3 en § 4, tweede lid)
[/font][font=Times New Roman]B.5.12. De verzoekers voeren ook aan dat de bestreden bepalingen door bevoegdheidsoverschrijding
zijn aangetast doordat zij het gebruik der talen regelen voor kiesverrichtingen,
wat een vorm van bestuurszaken is.
In haar met toepassing van artikel 85 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 ingediende
memorie sluit de Vlaamse Regering zich bij die vordering aan.
Uit de uiteenzetting der middelen blijkt dat in dat verband enkel grieven worden aangevoerd
tegen de artikelen 57, 66, 74, 76, 207, 208 en 214 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot
vervollediging van de federale staatsstructuur.
[/font][font=Courier New]58
[/font][font=Times New Roman]De bestreden bepalingen zijn :
a) Artikel 57 van de gewone wet van 16 juli 1993, dat artikel 116 van het Kieswetboek
vervangt, waarvan paragraaf 4, tweede lid, bepaalt :
« De voordracht vermeldt welk letterwoord, bestaande uit ten hoogste zes letters, boven de
kandidatenlijst moet komen op het stembiljet. Eenzelfde letterwoord kan worden gesteld, hetzij in
een enkele nationale taal, hetzij vertaald in een andere nationale taal, hetzij in een nationale taal
samen met de vertaling in een andere nationale taal. »
b) Artikel 66 van de gewone wet van 16 juli 1993, dat artikel 128 van het Kieswetboek vervangt,
waarvan paragraaf 2, vierde lid, en paragraaf 5 bepalen :
« § 2. (..)
Deze laatste doet op de stembiljetten die voor zijn kieskring bestemd zijn, de kandidatenlijsten
vermelden die zowel in het hoofdbureau van het Nederlandse kiescollege als in dat van het Franse
kiescollege zijn voorgedragen. Daartoe wordt het stembiljet overeenkomstig de bij dit Wetboek
gevoegde modellen II d), II e), II f) of II g) opgemaakt.
(...)
§ 5. Wanneer een kieskanton is samengesteld uit gemeenten met verschillend taalstelsel, zijn de
stembiljetten eentalig in de eentalige gemeenten en tweetalig in de andere. »
De in paragraaf 2, vierde lid, van het nieuwe artikel 128 van het Kieswetboek bedoelde
modellen zijn krachtens artikel 98 van de gewone wet van 16 juli 1993 opgenomen in de bijlage 5
van die wet. Zij bepalen telkens hoe de stembiljetten worden opgemaakt, met inbegrip van de
daarbij te gebruiken taal of talen. Bedoelde bijlage 5 is evenwel niet op ontvankelijke wijze bestreden,
zoals blijkt uit B.5.1 en B.5.2.
c) Artikel 74 van de gewone wet van 16 juli 1993, dat aan artikel 156 van het Kieswetboek,
waarvan de vroegere tekst de eerste paragraaf vormt, een paragraaf 2 toevoegt, waarvan het
tweede lid bepaalt :
« In deze kieskring (Brussel-Halle-Vilvoorde) wordt de modeltabel vermeld in artikel 161,
tweede lid, in tweevoud opgemaakt : een exemplaar in het Nederlands bevat de uitslagen van de
stemopneming die bestemd zijn voor het Nederlandse kiescollege en een tweede exemplaar in het
Frans bevat de uitslagen van de stemopneming die bestemd zijn voor het Franse kiescollege. »
[/font][font=Courier New]59
[/font][font=Times New Roman]d) Artikel 76 van de gewone wet van 16 juli 1993, dat in het Kieswetboek een artikel 161[/font][font=Times New Roman]bis
[/font][font=Times New Roman]invoegt, waarvan het tweede lid bepaalt :
« Het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde maakt twee verzamelstaten op :
een in het Nederlands, waarin de uitslagen worden opgenomen die geregistreerd zijn op de tabellen,
opgemaakt door de kantonhoofdbureaus en bestemd voor het Nederlandse collegehoofdbureau; het
andere in het Frans, waarin de resultaten worden opgenomen die geregistreerd zijn op de tabellen,
opgemaakt door de kantonhoofdbureaus en bestemd voor het Franse collegehoofdbureau. »
e) - Artikel 207, 1[/font][font=Symbol]°[/font][font=Times New Roman], van de gewone wet van 16 juli 1993, dat de woorden « of IIb » in
artikel 23 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement
vervangt door de woorden « , IIb of IIc ».
- Artikel 208, 3[/font][font=Symbol]°[/font][font=Times New Roman], van de gewone wet van 16 juli 1993, dat in artikel 24, § 3, tweede lid, van
de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement, de woorden
« model IIC » vervangt door de woorden « model IId ».
Krachtens artikel 217 van de gewone wet van 16 juli 1993 zijn de bedoelde modellen gevoegd
als bijlage 9 bij die wet; evenwel worden noch artikel 217 noch de bedoelde bijlage 9 op
ontvankelijke wijze bestreden, zoals blijkt uit B.5.1 en B.5.2.
f) Artikel 214 van de gewone wet van 16 juli 1993, dat artikel 35, tweede lid, van de wet van
23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement door de volgende bepaling
vervangt :
« Het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde maakt twee verzamelstaten op :
- de ene in het Nederlands gesteld waarop de uitkomsten opgenomen worden die door de
kantonhoofdbureaus uit de kieskring geregistreerd werden op de tabellen bestemd voor het
Nederlandse collegehoofdbureau;
- het andere in het Frans gesteld waarop de uitkomsten opgenomen worden die door de
kantonhoofdbureaus uit de kieskring geregistreerd werden op de tabellen bestemd voor het Franse
collegehoofdbureau. »
B.5.13. Artikel 129, § 1, 1[/font][font=Symbol]°[/font][font=Times New Roman], van de Grondwet bepaalt :
[/font][font=Courier New]60
[/font][font=Times New Roman]« De Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, bij uitsluiting van de federale
wetgever, ieder wat hem betreft, bij decreet, het gebruik van de talen voor :
1[/font][font=Symbol]° [/font][font=Times New Roman]de bestuurszaken; »
Artikel 129, § 2, van de Grondwet bepaalt :
« Deze decreten hebben kracht van wet, respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het
Franse taalgebied, uitgezonderd wat betreft :
- de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het
gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat.
Voor deze gemeenten kan in de bepalingen betreffende het gebruik van de talen voor de
aangelegenheden bedoeld in § 1 geen verandering worden aangebracht dan bij een wet aangenomen
met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid;
- de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn;
- de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking
gemeen is aan meer dan één gemeenschap. »
B.5.14. Het gebruik der talen bij de kiesverrichtingen valt onder het begrip « het gebruik van de
talen voor de bestuurszaken » als bedoeld in artikel 129, § 1, 1[/font][font=Symbol]°[/font][font=Times New Roman], van de Grondwet (vroeger
artikel 59[/font][font=Times New Roman]bis[/font][font=Times New Roman], § 3).
Voor het Nederlandse en het Franse taalgebied, behalve voor de in artikel 129, § 2, van de
Grondwet, bedoelde uitzonderingen, zijn respectievelijk de Raden van de Vlaamse en de Franse
Gemeenschap bevoegd om het taalgebruik in bestuurszaken te regelen.
B.5.15. Daartegenover staat dat krachtens artikel 8, eerste lid, van de Grondwet, het de
Grondwetgever zelf en de federale wetgever toekomt de voorwaarden voor de uitoefening van het
kiesrecht en de verkiesbaarheid te regelen. Krachtens de artikelen 63, § 4, en 68, § 3, van de
Grondwet, bepaalt de federale wetgever « het verloop van de kiesverrichtingen ».
De federale wetgever is dus bevoegd om de modaliteiten te bepalen waarbij de leden van de
Kamer van volksvertegenwoordigers en de rechtstreeks verkozen senatoren worden aangewezen;
hij is ook bevoegd voor de vaststelling van de modaliteiten van aanwijzing van de Belgische leden
van het Europees Parlement.
[/font][font=Courier New]61
[/font][font=Times New Roman]B.5.16. De bevoegdheid van de federale wetgever om de kiesverrichtingen te regelen omvat
niet de bevoegdheid om in die aangelegenheid het gebruik der talen te regelen.
De bevoegdheid tot het organiseren van de kiesverrichtingen kan evenwel niet volledig - en dus
niet nuttig - worden uitgeoefend indien de federale wetgever niet zou vermogen - met eerbiediging
van de bestaande wetgeving over het gebruik der talen - aan te geven hoe de stembiljetten en
andere officiële bescheiden, zoals modeltabellen en verzamelstaten, moeten worden opgemaakt.
In zoverre de federale wetgever daarbij de door de bevoegde wetgever vastgelegde regels met
betrekking tot het gebruik der talen niet wijzigt, kan het in de wettelijke regeling van de
kiesverrichtingen opnemen van aanduidingen over het taalaspect, voor zover strikt noodzakelijk, niet
worden aangezien als een wilsuiting om in die materie te legifereren; een dergelijk optreden kan,
binnen de aangeduide begrenzingen, niet als een bevoegdheidsoverschrijding worden beschouwd.
B.5.17. In het licht van wat voorafgaat, bestaat er geen aanleiding tot vernietiging van de
artikelen 57, 66, 76, 207, 208 en 214 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de
federale staatsstructuur.
Hetzelfde geldt evenwel niet voor de bepaling van artikel 74 van de gewone wet van 16 juli
1993, die een paragraaf 2 toevoegt aan artikel 156 van het Kieswetboek; luidens het tweede lid van
bedoeld artikel 156, § 2, moet in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde door elk
stemopnemingsbureau - ook de bureaus in gemeenten zonder bijzonder taalstatuut die in het eentalig
Nederlandse taalgebied gelegen zijn - de modeltabel vermeld in artikel 161, tweede lid, in tweevoud
worden opgemaakt : een exemplaar in het Nederlands, het andere in het Frans.
Die bepaling behelst een wijziging van de wetgeving op het gebruik der talen in bestuurszaken
voor de gemeenten zonder bijzonder taalstatuut van het eentalig Nederlandse taalgebied; zij is door
bevoegdheidsoverschrijding aangetast.
[/font]
|