Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 28 januari 2003
Locatie: België
Berichten: 21.892
|
Bob Maes was de oprichter ervan (als ik me niet vergis) en nadien nam Bert Eriksson het roer over. Na Bert Eriksson was het de beurt aan Xavier Buisseret.
Het verleden van deze laatste heren laat niets aan de verbeelding over.
Een kleine bloemlezing van Eriksson:
Citaat:
De Vlaamse Militantenorganisatie
De voorgeschiedenis: de periode 1947-1951
In de prille periode van de Vlaams Nationale Partij (VNP) schreef Karel Dillen in het toenmalige partijblaadje, onder de tekst ‘Bloemen voor Eriksson’, het volgende, ik citeer : ‘meer dan 25 jaar geleden, nog voor Wim Maes, wanneer wij herdenkingen inrichtten voor gevallen Vlaams-Nationale leiders, wanneer de eerste openbare meetings voor Amnestie ingericht werden, kon dit gebeuren omdat de toenmalige militantenploeg ons beschermde tegen de terreur van de straat. Bij die militantenploeg behoorde desteijds reeds Bert Eriksson (...).’ Einde citaat.
Het is inderdaad in die periode dat het verhaal begint – mijn verhaal. Ik schrijf 1945. de Vlaamse Beweging lag lamgeslagen ter aarde. Duizenden waren opgesloten in kampen en gevangenissen, velen in ballingschap, tientallen terechtgesteld. Het was een tijd dat er niet al te velen waren die zich ‘vlaming’ durfden noemen. Er was bijna geen straat die ontsnapte aan de terreur. Ik was 13 toen twee mannen met armbanden en geweren mij kwamen ophalen; tussen de twee in ging het te voet naar de Brederodestraat, alwaar het hoofdkwartier van de weerstand gevestigd was; een klein ventje tussen twee volwassenen met geladen geweren! de ganse dag heb ik daar gezeten. Onder het gejoel en gekrijs van het gepeupel werden de ‘zwarten’ binnengebracht, de meesten mishandeld; vrouwen werden kaal geschoren; buiten op straat klonk een ten hemel schreiend gejoel telkens een ‘zwarte’ werd binnengekeild. Ik moet er uitgezien hebben als een klein angstig vogeltje dat niet begreep waarom al die mensen zo wreed konden zijn. ‘s Avonds werd ik door een vrouwelijke weerstander naar huis gestuurd (waarschijnlijk had ze medelijden met mij).
In die jaren kort na W.O.II was er niets dat erop wees dat het met de Vlaamse Beweging ooit nog zou goedkomen. De vruchtbare Vlaamse grond was verkoold zoals de heide na een bosbrand. Niets kon er ooit nog op groeien. Alhoewel... wat onmogelijk bleek kwam al in het jaar 1947! hier en daar begon de verkoolde grond tekenen van nieuw leven te geven: er kwam terug wat groen tevoorschijn.
In Antwerpen begonnen jonge kerels – de meesten uit de Nieuwe Orde-jeugdbewegingen, zoals NSJV, HJ-vlaanderen en Landdienst – elkaar te zoeken; hier en daar vormden zich kleine kernen. Handbalploegen en spaarkasjes werden boven de doopvont gehouden. Stilaan maar zeker rezen de groepjes uit de grond. Vooral in het antwerpse was er voor ieders smaak of ideologische grondslag wel iets te vinden, van Groot-Germaans naar Groot-Diets. Soort zoekt soort, ook in die periode!
Uit de konfrontatie van sommige kernen ontstonden in het antwerpse twee volksdans- en trekkersgroepen: ‘Den Durendaal’ en ‘ODAL’. Ons uniform bestond meestal uit een wit of geruit hemd, korte broek of lange zwarte skibroek; koppel en broodzak hielden alles bijeen. De haarsnit van de kerels was meestal kort, pruisisch kort; de freules droegen haarvlechten. De intellektuelen onder ons, of zij die dachten het te zijn, hanteerden een pijp (ik had er géén). Bijna iedere week gingen wij op trektocht en zongen ergens in de kempen of ardennen de Heilige Liederen. Er werden volksdansen en andere volkse spelen georganiseerd.
Het moge bizar lijken, nu achteraf, 50 jaar later, wijdurfden toen méér dan nu en, ongelofelijk maar waar, wij mochten méér! er was toen nog geen Pater Leman, er waren toen nog geen anti-rassisitische wetten; het stond u vrij revisionist te zijn (de politiekers die deze wet zouden stemmen moesten nog geboren worden, ook de Vlaams-Nationalistische!)
In 1948 lazen wij ‘rommelpot’ en ‘wit en zwart’ ; later kwam dan ‘opstanding’. In datzelfde jaar deden de Vlaams-Nationale bals hun intrede; terwijl nog tienduizenden opgesloten zaten, dansten en zongen wij de heilige liederen, liederen die bijna iedereen kende. Voor de jongeren was er géén sprake van een katakombenperiode: wat zij deden, deden zij met open vizier; wij zongen en droegen wat wij wilden. In zware marskledij, behangen met allerlei Germaanse Runen, togen wij naar de Ijzerbedevaart en joelden de weersanders uit die daar protserig en arrogant ons opwachtten met hun Belgische vlaggen. Riskeer nu, 50 jaar later, op de vooravond van de Ijzerbedevaart, maar eens een Keltisch kruisje te dragen! Vechtpartijen met anglofielen en kommunisten waren schering en inslag. In 1946 was ik reeds voor de kinderrechtbank moeten verschijnen; de betichting luidde: ‘werkdadig deel uitgemaakt te hebben van een groepering, vereniging of organisatie, die de vernietiging van België’s onafhanekelijkheid nastreeft, van de grondwetteljke vrijheden en instellingen van het Belgische volk’.
Om een lang verhaal kort te maken:
Sinds 1943 was ik lid geweest van de Hitlerjeugd Vlaanderen, net zoals André Leysen...
In 1949 deed ook de Vlaams nationale politiek terug haar intrede; de ‘Vlaamse Concentratie’ was dan ook de wens-hoop en harteklop voor vele tienduizenden, zowel binnen als buiten de gevangenismuren. Met ‘Opstanding’ trokken wij de boer op, meestal uitgejouwd en bespuwd. Bij nacht en ontij gingen wij de straat op om te kalken op te plakken. ‘Amnestie’ was onze strijdleuze en de ‘Vlaamse Concentratie’ onze partij. Het was hetzelfde jaar dat er in antwerpen-stad 10 Vlaams-Nationale herbergen hun best deden om klanten te lokken. De gevangenisdeuren werden op een kier gezet en af en toe kwam er wel eens een vrijgelatene een van de cafés binnen (achteraf bekeken zijn het er nooit velen geweest).
De ‘Vlaamse Concentratie’ haalde net geen zetel; de ontgoocheling was dan ook groot. Jong en fanatiek zijnde, zetten wij door. Af en toe verzamelden wij bij autorijschool ‘Latour’ aan de Belgiëlei, waar ‘intellektuele-Dietsers-Met-Pijpen’ ons vertelden wat wij moesten doen, maar ook niet mochten. Een paar van hen heb ik onthouden, maar geen ervan heb ik later ooit in een betoging gezien. Het zijn mensen met ronkende namen en een torenhoge jaarwedde.
De stormafdeling (SA) van de Nationale en Sociale Beweging (NSB) van wijlen Fons Rongé sprak mij meer aan. De meesten onder ons, althans velen, kregen in de jaren ’50-’51 het oproepinsbevel om naar het Belgische leger te gaan. Aangezien mijn wieg in de Finse Aland-archipel stond, was ik vrij van legerdienst. Groepen, kernen, handbalploegen vielen uiteen, ransels, broodzakken en runen werden in de kasladen opgeborgen en zouden nadien door de meeste niet meer bovengehaald worden; erger: velen zouden niet meer naar de stal terugkeren.
Voor ons, jongeren, de oorlogsjeugd, was het een harde maar mooie periode. Het was een tijd dat wij met de vuist de straat moesten vijrvechten voor de eerste povere uitingen van Vlaams-Nationaal bewegingsleven. Wij moesten de bijeenkomsten der ‘Vrouwenbeweging voor Amnestie’ beschermen. Zelfs voor kinder- en Kerstfeesten moesten wij instaan. Wij zorgden ervoor dat de politiekers van de ‘Vlaamse Concentratie’ hun bijeenkomsten konden houden. Tijdens een bepaalde periode stonden wij dag en nacht in de bres om te plakken, te schilderen en te knokken. De weg voor Vlaanderen’s stem moest letterlijk worden vrijgevochten.
In de jaren 1950-1951 waren voor de meesten de wilde jaren voorbij; voor mij echter zouden ze pas beginnen. Ik voelde mij eenzaam, liet me tot ‘Belg’ naturaliseren en trok naar de Kommandotroepen; vandaar naar Korea.
Achter de stapelwolken kwam af en toe de zon terug schijnen boven Vlaanderen.
De oude VMO: periode +/- 1950 tot +/- 1971
Dit hoofdstuk over de VMO is het resultaat van opzoekingswerk in oude archieven, bijpersonen en uit eigen weten. Volledig is het niet.
De Vlaamse Militanten Organisatie (VMO) is in brussel onststaan onder de auspiciën van Bob Maes, en dit in 1949-1950. in stirjd met sommige levensbeschrijvingen is Wim Maes NIET medeoprichter, wèl was hij in het jaar 1954 nauw betrokken bij de gewestelijke oprichting en uitbreiding van de VMO, waarvan hij weldra de leider zou worden in het Antwerpse.
In den beginne was het allemaal een onsamenhangend zootje en waren de aktiviteiten zeer plaatselijk. Bob Maes in het brusselse, Kamiel van Damme in het Gentse en in Antwerpen enkele groepjes of beter gezegd: restgroepjes (de meesten van de Nieuwe Orde-jeugdbewegingen waren naar het leger vertrokken). Ikzelf had dienst bij de kommandotroepen; in 1954-1955 kwam daar enigszins verandering in.
De ‘Vlaamse Concentratie’ was inmiddels door innerlijke twisten over de kling gejaagd. De christelijke Volksunie was geboren. Nadien zou de VMO jarenlang de propagandaploeg van de volksunie worden. Plak en kalkwerk, kolportages en ordediensten, kortom: het voeren van een duidelijke aanwezigheidspolitiek op straat was de taak van de toenmalige VMO-er. Deze VMO was de baanbreker voor een Vlaams Nationale partij, die pas salonfähig werd nadat de VMO voor haar de straten had schoongeveegd en de rode loper had uitgerold.
Intussen was het lamgeslagen Vlaanderen enigszins weer te been, zij het dan op krukken. De VMO had een keurig uniform gekregen; er kwamen vaandels, er kwam een muziekkapel. De enorme stommiteit van baron Guillaume te Oostende kwam via de TV. In duizenden Vlaamse huiskamers; ineens sprong de Vlaamse Beweging uit het keurslijf der zwarte veruigzing. Het werd zelfs populair om zich ‘Vlaming’ te noemen.
Onderwijl had zich in de suksesvolle Volksunie het een en ander voorgedaan. Nieuwe sterren rezen aan het parlementaire kiesfront. Oude nationalisten, in zoverre zij over de nodige politieke rechten beschikten om aktief in de partij te staan, werden stilaan opzij gezet. Men moest de massa winnen. In veel gevallen gingen de nieuwelingen als idealisten de partij in. Achteraf werden oude idealen weggedrukt ten behoeve van carrièredrang. En zo ging het van idealisten naar politiekres. De partijkas groeide evenredig met het aantal mandaten. De aanplakbiljetten werden groter. En de VMO maar plakken.
Het sukses van de Volksunie deed velen het oude idealisme vaarwel zeggen. De ‘zwarte’ verf werd het liefst weggekrabd. ‘Amnestie!’ roepen was niet meer aan de orde en zij die het niet laten konden, werden dan met een boa-sissend geblaas én grote verontwaardiging weggehoond. De afstand tussen VMO en Volksunie werd groter, vooral toen de Volksuniejongeren boven de doopvont werd gehouden. Dat in werkelijkheid er een linkse ondergraving plaats vond, kwam pas later uit; toen echter was het te laat. Uit die tijd stammen de eerste aanvallen op de VMO.
De ‘teeraktie’ te Oostende was voor de nieuwe touwtrekkers in de Volksunie de gelegenheid om zich van de ‘bende van Wim Maes’ te ontdoen. De boer echter, die ploegde voort. De VMO was de wegbereider van de volksunie geweest, een tijdlang zelfs organisch verbonden met de partij: Wim Maes, die de VMO te Antwerpen tot grote bloei had gebracht, stond op de loonlijst van de partij. De ‘Teeraktie’ te Oostende kreeg een gerechtelijk staartje. Voor de tienduizende belgische franken onkosten, die de volksunie voor de VMO moest ophoesten, zou de VMO achteraf de tol dienen te betalen: ze werd zowat de lijfeigene van de Volksunie.
Het was al enkele jaren de gewoonte dat in de voormiddag van het Zangfeest te Antwerpen de Volksunie in de zaal ‘Majestic’ een meeting inrichtte en de VMO er de ordedienst verzorgde. Hugo Schiltz, die toen de vuile lakens uitdeelde, verbood de VMO in grijs hemd aan te treden. In wit neutraal hemd mocht; het werd die dag een wit neutraal hemd! In VMO-rangen werd, onderdrukt, gemopperd. Later werden de partijteugels nog strakker aangehaald: Schiltz verbood het dragen van het VMO-kenteken: het moest VUM (Volksunie-militant) worden. Het werd VUM! Nog méér en hardnekkiger gemopper.
Antwerpen en Brussel volgden de richtlijnen van Schiltz, maar Kamiel Van Damme uit Gent, en nog andere kernen, negeerden het gebod van Schiltz. Aldus ontstond er - voor gelukkig korte tijd - een bizarre toestand: een militantengroep met twee verschillende benamingen: VUM en VMO. Voor deze toegeving aan de partij kreeg Bob Maes achteraf de senaatszetel.
Tussen Volksunie en VMO kwam het tot een scheiding van tafel en bed.
De Volksunie ging meer en meer de linkse toer op en sommige VUJO-afdelingen konden zo gevormd zijn bij Mao Zedong onzaliger.
In 1968 overleed Wim Maes onverwacht aan een hartaanval. De trieste, eindeloos lange weg onder de herfstbomen van Brasschaat... Wim Maes, gedragen op de grijze schouders van zijn VMO-'Mannekes' (zoals hij in het Antwerps zijn militanten noemde: 'Komaan, mannekes, 't is tijd!"). Zo kwam een abrupt einde aan het VMO-leiderschap, dat gedurende twaalf jaar door de sterke persoonlijkheid van Wim Maes was beheerst. De laatste levensjaren van Wim Maes waren gekenmerkt door een eindeloze stroom van agitatie tegen hem en zijn militanten. Het overlijden van Wim Maes betekende ook het einde van de 'oude' VMO.
In 1968, na de dood van Wim Maes, volgde een overgangsperiode, die leidde tot de samenstelling van een leiderskollektief, waarvan Guido Caubergh de voorzitter werd, en vervolgens Bruno Bruininckx, Jeroen de Bois, Wim Verreycken, Luc Vermeulen en tenslotte ikzelf. Het moet gezegd dat alles werd gedaan om de ontstane leemte zo goed mogelijk op te vullen. Helaas, door het wegvallen van Wim Maes en andere pijnlijke voorvallen zat de molm reeds te diep in het VMO-hout.
Stilaan maar zeker kwijnde de VMO weg. De 'Slag om Stekene' (erepark SMF) bracht nog enigszins de lauweren waar zij zo naar snakte; dan was het gedaan.
Twintig jaar vechten voor Vlaanderen, van de Kust tot aan de Voerstreek, van Zwartberg naar het Voor. Twintig jaar onverdroten inzet voor Vlaanderen.
Wim Maes, ik groet U.
Bob Maes, intussen opgeklommen in de hiërarchie van de Volksunie, samen met inspraak van vroegere raadgevers, ontbond in 1971 de VMO!
De nieuwe VMO: de periode 1971-1984
Dezelfde avond, kort na de ontbinding, kwamen wij met een twintigtal personen bijeen om over de ontbinding onze meningen te toetsen. De VMO moest heropgericht worden, daar waren we het allen over eens: er was nog zoveel te doen. Grote vraag was: wie zou ons volgen? West en Oost-Vlaanderen, was daar iets te rapen? Groot waren de moeilijkheden. Op dit ogenblik van de grootste verwarring nam ik het initiatief en besloot dat de VMO moest blijven. Al de bruisende energie wendde ik aan om de ontbonden, uiteengeslagen VMO terug aaneen te lijmen.
In den beginne slaagde ik er maar gedeeltelijk in, want de tegenwerking van de deftige, zogenaamde intellektuelen, was groot. Een bijna doelmatige kampagne van een gedeelte van het oude VMO-bestuur, gesteund door "'t pallieterke", was de beginnende formatie bijna fataal. De oude VMO, die van de gewestleider Wim Maes, werd plots tot het altaar der heiligen verheven; de nieuwe, onder Eriksson, werd mikpunt van verguizing en laster. Men deed net alsof de oude VMO uit koorknapen bestond in vergelijking met die van de nieuwe. De kritikasters zijn diegenen die de termen "goede" en "slechte" VMO bedacht hebben.
De Ijzerbedevaart stond voor de deur. Wat moesten wij doen? Wij bezaten niets, geen vaandels, geen geld, geen muziekinstrumenten, kortom: niets. Zelfs het aantal leden van de nieuwe VMO was mij onbekend! Zo goed als mogelijk per rondschrijven, mondelings en telefonisch, riepen wij mensen op om de dag van de Ijzerbedevaart te verzamelen voor het Ijzerbedevaart-sekretariaat, liefst in uniform. Met die enkelen waren wij overeengekomen dat wij, die dag, zouden opmarcheren indien wij konden rekenen op circa 50 VMO-leden. Bewuste morgen van de Ijzerbedevaart leefde ik in de grootste spanning: hoeveel zouden er opdagen? De spanning en angsten smolten echter als boter in de zon toen de kaap van 50 geüniformeerde VMO-ers bereikt was. Het werden er zestig, zeventig... even later stonden er 88 VMO-ers keurig opgesteld voor het sekretariaat van de Ijzerbedevaart! Het regende aanmoedigingen; langs vele kanten klonk applaus; hier en daar werd geld toegestoken. Ik was trots op die achtentachtig rashengsten, die daar zo keurig in het gelid stonden. Dat vertelde ik ook aan twee B.O.B.-ers, die ons verboden op te stappen naar het "Vlaams Huis". Ik vertelde die heren dat wij, verbod of geen verbod, toch zouden marcheren. De heren moesten er beiden van overtuigd zijn geweest dat ik het meende, want ze vroegen even bedenktijd om hun oversten raad te vragen. Kort daarna kregen wij toelating om tot aan het "Vlaams Huis'" op te marcheren, ongeveer een 300 m. "Geen stap verder", dreigden ze.
Onze triomf was groot. In de opperbeste stemming toog ik huiswaarts - ik droomde reeds van een staatsgreep! Vast stond: de koning was dood - Leve de koning!
Enkele dagen later kwamen wij met enkele mensen uit Oost- en West-Vlaanderen, Brabant, Limburg bijeen om te beraadslagen over wat ons te doen stond. Er kwam een reorganisatie. "Vlaamse Militanten Organisatie" werd "Vlaamse Militanten Orde", het provinciekenteken op de mouw werd afgeschaft; in de plaats kwam het leeuwenschild; het koperen koppelslot maakte plaats voor een nikkelen koppelslot met de ODAL-rune. Er kwam een Leiding, er kwam een Raad; in tegenstelling met voorheen werd het geen Antwerpse aangelegenheid: elke provincie kreeg een plaats in de Leiding. Ook de werking werd anders: er kwamen gouwen, kernen en cellen. De nieuwe VMO kreeg structuur, meer organisatie. Er kwamen ook tal van nieuwe objektieven: het waren niet meer de Franse preken die onze Vlaamse gemeenschap kwamen schenden. Nieuwe problemen kwamen haar belasten: verdovingsmiddelen ("drugs"), gastarbeiders, anti-Westerse demagogie. De VMO was toen de eerste en enige groep die de linkse ondermijning binnen en buiten de Vlaamse Beweging aan de kaak stelde.
De linkse "revolutie" bracht bij vele misleide jongeren een nieuw socialisme, een geïndoktrineerde studentenmassa, die in alle geledingen van de maatschappij begon te infiltreren. Ook het Vlaams-Nationalisme werd aangepakt: denken we maar aan die fameuse pro-Vietcong betoging in 1972, toen leden van VUJO onder leiding van "rooie Nel" mee opstapten in een rode betoging met leeuwenvaandel! Het ging niet langer om Franse preken aan de kust of in Antwerpen, er was erger. Ook de abortus-problematiek liet ons niet onberoerd.
Stilaan groeide de groep; er kwamen vaandels, er kwam een maandblad "Alarm", in die tijd de stem van de militant. Mannen, kerels en knapen kwamen onze rangen versterken, soms voor lange, soms voor korte tijd. Er waren er van alle soorten: goede, minder goede, idealisten, meelopers, extraverten, introverten, ook af en toe een Judas. Met onze eerste centen schaften wij ons muziekinstrumenten aan.
Ondanks onze inzet bleven wij voor sommigen de "rare vogels"; de zogenaamde intellektuelen namen afstand van ons. De boosaardige aanvallen in die tijd onderscheidden zich in niets meer van de andere partijen van toen; helaas werden die maar al te vaak overgenomen door de brave, naïeve Vlaming. Een medewerker van "'t Pallieterke" formuleerde het eens zo: "stouter, brutaler, driester, gewelddadiger, baldadiger, geen ideeën, geen idealen, geen argumenten, charlatans en knokkers, geüniformeerde vechtersbazen...." Naamloos. Wat dacht je anders? Dit was zowat het proza dat de jongens van de VMO regelmatig moesten inkasseren. Dat de Vlaamse Beweging echter na 160 jaar nog reden van bestaan heeft, dat hebben wij te wijten aan een schromelijk tekort aan knokkers, zoals wijlen de VMO.
Als er dan zo'n paar zware jongens bijeen zijn, dan staat heel de brave Vlaamse Beweging op haar achterste poten. Ben ik een ketter wanneer ik beweer dat de benaming "lamme goedzak", een waardemeter die nogal eens aan de doorsnee Vlaming gegeven wordt, ver afwijkt van de eigenlijke aard van de Vlaming?
In de jaren 1973-74 werd de VMO-para-afdeling opgericht; 103 militanten waagden de eerste sprong.
Terwijl Dietsers-met-pijpen, de een na de andere ronde-tafel-bijeenkomsten organiseerden, brachten leden van de VMO wijlen Cyriel Verschaeve van het verre Sollbad Hall in Oostenrijk naar Vlaanderen ("Operatie Brevier"). Het was een periode dat de nieuwe VMO enorm hoge toppen scheerde. Ward Hermans, Jef François, Edgar Delvo, Rik de Ghein, Léon Degrelle, Jan Brans, Karel Dillen schaarden zich achter "de knokkers", de "charlatans" en de "rare vogels" van de nieuwe VMO.
Een opsomming van al de akties, de een al beter dan de andere, sommige minder geslaagd, zou te veel zijn van het goede. Het was das de nieuwe VMO die, als enige, het waagde betogingen in te richten tegen de aanwezigheid en het stemrecht voor gastarbeiders.(nvdr: zoals wij reeds op onze demo van 31/01/04 opmerkten).
Terwijl Vlaanderen nog nasidderde over het Egmontpakt en Karel Dillen en Lode Claes respektievelijk de V.N.P. en de V.V.P. oprichtten, slaagden enkele VMO-leden erin om de gewezen VNV-leider Staf de Clerq uit de slijkgreppel te halen en de Leider te laten overbrengen naar Asse, alwaar hij nu rust naast zijn trouwe echtgenote ("Operatie Delta").
Met alle eerbied voor die talrijke hognerstakingen, georganiseerd door tal van Vlaams-Nationale verenigingen de afgelopen 50 jaar, veel heeft dit niet opgebracht, of beter gezegd: niets! Stel je voor: een hongerstaking organiseren om van de belgische staat de terugkeer te eisen van de stoffelijke resten van Cyriel Verschaeve en Staf de Clerq! De VMO, tot dan voor het grote publiek praktisch onbekend gebleven, verwierf bekendheid tot ver buiten de grenzen.
In 1979 slaagden een 50-tal VMO-ers erin om, ondanks de militaire afgrendeling van de Voerstreek door de rijkswacht, op de vooravond van de grote TAK-betoging, dank zij de hulp van Leo Banken, de "dodenstrook" binnen te glippen. De dag van de betoging lukte de VMO erin om gedurende een vol uur het Voerense Gemeentehuis te bezetten, de rijkswacht bindend en alzo de hoofdmacht van TAK kans gevend de Voer ongehinderd binnen te wandelen! De VMO telde daags nadien duizenden sympathisanten.
Deze formidabele Voeroperatie betekende in feite het begin van... het einde: de VMO werd in staat van beschuldiging gesteld. Oude stoffige wetteksten werden uit vermolmde kasten gehaald. Vijftig lange jaren hadden ze daar gelegen, speciaal opgesteld om er het VERDINASO (DMO) mee te treffen: de beruchte wet op privé-milities van 29.7.1934-aanvulling van de wet van 3.1.1933, en Wet van 4.5.1936 waarbij art.1 toegevoegd wordt als art.1 bis bij arti.1 van de wet van 1934.
In afwachting van het Monsterproces organiseerden wij in allerijl een betoging tegen het stemrecht voor gastarbeiders, een betoging die eindigde in een verldslag.
Toen de heksenjacht tegen de VMO op haar hoogtepunt was, hebben wij het nodig geoordeeld om te Brussel in het Internationale Perscentrum een perskonferentie te beleggen om aan de heren demokraten eens haarfijn uit te leggen - in vier talen - wat de VMO was en NIET was! Sommige pershaaien, m.a.w. rood krapuul, hadden er niets beters op gevonden dan met helmen getooid de zaal te bezetten en de inboedel kort en klein te slaan. Buiten stond een meute joden en rood janhagel, ons hoofd te eisen. Dankzij de rijkswacht hebben wij het er levend afgebracht. En dit allemaal in naam van de volprezen "demokratie".
Het VMO-monsterproces, -109 betichten - eindigde in een veroordeling als zijnde een private militie. Het hof van beroep had ons daarin vrijgesproken, maar de Prokureur-Generaal ging in verbreking! Uiteindelijk werd de VMO veroordeeld als private militie, er werden 25 jaren gevangenisstraf uitgedeeld; ik kreeg de hoofdmoot: miljoenen aan boeten, gerechtskosten, herstelbetalingen en erelonen. Onder de gegeven omstandigheden werd het wijselijk geoordeeld de VMO te ontbinden.
Partij-voordrachten, kaas- en wijnavonden zijn in de plaats van de VMO gekomen. Het betogingsgewoel is uit de straten verdwenen; buiten het partijgekrakeel is het in Vlaanderen stil geworden. Partijbelangen en daarmee het vooruitzicht op postjes voor zichzelf en hun kringetje in de plaats van het doel, is voor velen helaas het levensdoel geworden.
Wat uiteindelijk Bert Eriksson betreft: ik weet van mezelf dat ik een rare vogel ben, iemand die altijd te rade is gegaan bij zijn hart, nooit met het verstand. Dat zal waarschijnlijk de reden zijn dat ik veel fouten heb goed te maken.
Eén zaak echter koester ik als een kleinood: mijn levenslange vechten met open vizier! Dit kan niet van elke Vlaams-Nationalist gezegd worden. Dit is waarschijnlijk de reden waarom men mij de meest omstreden figuur noemt in het rechts-radikale kamp in Vlaanderen.
Vlaanderen, ik groet U.
Bert Eriksson
|
|