![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst | Markeer forums als gelezen |
Maatschappij en samenleving Dit subforum handelt over zaken die leven binnen de maatschappij en in die zin politiek relevant (geworden) zijn. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#1 |
Banneling
Geregistreerd: 8 juni 2006
Berichten: 8
|
![]() Sterke stijging gedwongen opnames in psychiatrie
![]() ![]() ![]() "Jaar na jaar worden er meer Vlamingen gedwongen opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen", zegt Raf De Rycke, gedelegeerd bestuurder van de Broeders van Liefde. Op basis van cijfers voor Oost-Vlaanderen was 2005 volgens hem opnieuw een recordjaar. Uit die extrapolatie leert hij dat in alle Vlaamse psychiatrische ziekenhuizen in 2005 2.400 tot 2.500 gedwongen opnames waren. De oorzaken van de stijging zijn niet geheel duidelijk. Het stijgend misbruik van roesmiddelen als alcohol, drugs of geneesmiddelen speelt mee. Net als maatschappelijke fenomenen als stress en vereenzaming. De meest recente cijfers van de FOD Volksgezondheid dateren van 2003, maar ook in die cijfers is een duidelijke stijging merkbaar, tot 1.968 in 2003. (Belga) 10/06/06 07u01 Wie maken ze daar nog allemaal kapot ? http://www.ncrm.nl/psychiatrische%20drugs.htm http://home.hetnet.nl/~aanklaagster/index.html Laatst gewijzigd door Whoopi : 10 juni 2006 om 12:52. |
![]() |
![]() |
![]() |
#2 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 11 juli 2004
Berichten: 18.955
|
![]() En ondertussen maar zeiken da iedereen hard moeten werken.
|
![]() |
![]() |
![]() |
#3 |
Banneling
Geregistreerd: 18 februari 2006
Locatie: 2000
Berichten: 21.703
|
![]() niemand moet werken.
Laat staan hard. Waar haal je dat schat? |
![]() |
![]() |
![]() |
#4 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 11 juli 2004
Berichten: 18.955
|
![]() Ik zeg toch niks?
Anderen doen dat. |
![]() |
![]() |
![]() |
#5 |
Banneling
Geregistreerd: 18 februari 2006
Locatie: 2000
Berichten: 21.703
|
![]() uwe *** niet intrekken he slumme
|
![]() |
![]() |
![]() |
#6 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 11 juli 2004
Berichten: 18.955
|
![]() Doe ik ni.
|
![]() |
![]() |
![]() |
#7 | |
Banneling
Geregistreerd: 19 oktober 2003
Berichten: 3.399
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#8 |
Banneling
Geregistreerd: 13 juni 2003
Berichten: 6.792
|
![]() ik heb vroeger als jongeling ook nog in de psychiatrie gezeten, ik ga prat op mijn psychiatrisch verleden
Veel van die psychiatrische patiënten zitten daar onterecht , het zijn dikwijls slecht begrepen genieën .. Het is natuurlijk een ander geval met de zenuwzieken, dat zijn totale en beklagenswaardige zwakkelingen ook het gebruik van roesmiddellen wijst daarop : oorzaak en gevolg mogen niet verwisseld worden .... |
![]() |
![]() |
![]() |
#9 |
Minister
Geregistreerd: 3 november 2003
Locatie: Vlaanderen, Antwerpen
Berichten: 3.315
|
![]() Seutje,het feit dat jij en de brave werkende loon- en weddetrekkende middenklasse nooit eens stilstaat bij het nut van dit alles, is gewoon lachwekkend. Afdokken dus.
|
![]() |
![]() |
![]() |
#10 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 2 mei 2006
Locatie: Dietsland-Europa Ideologie: Solidarisme en corporatisme
Berichten: 10.620
|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
#11 |
Banneling
Geregistreerd: 16 februari 2004
Berichten: 23.890
|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
#12 |
Minister
Geregistreerd: 8 mei 2005
Berichten: 3.659
|
![]() een beetje theorie kan nooit kwaad
http://207.218.208.16/~vierdewe/?q=node/502 http://207.218.208.16/~vierdewe/?q=node/550 http://207.218.208.16/~vierdewe/?q=node/809 de luierikken van het vierde wereld syndicaat zorgden voor deze texten ![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
#13 | |
Europees Commissaris
Geregistreerd: 6 mei 2004
Locatie: limburg
Berichten: 7.552
|
![]() Citaat:
Erich Fromm schreef dat al in de jaren 60/70. Zijn uitspraken worden vandaag de dag alleen maar meer en meer bewaarheid.
__________________
http://www.socialisme.be/lsp/ |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#14 |
Europees Commissaris
Geregistreerd: 6 mei 2004
Locatie: limburg
Berichten: 7.552
|
![]() De instelling van de handelaar
Als een dominerende trek ontwikkelde de instelling van de handelaar zich eerst in onze moderne tijd. Ten einde haar aard te begrijpen, dient men de economische functie van de markt in de moderne samenleving niet alleen te beschouwen in analogie met deze karakterologische gerichtheid maar vooral ook als haar belangrijkste ontstaansgrond in het hedendaagse leven. Hoewel de ruilhandel tot de oudste economische mechanismen behoort, bestaat er een hemelsbreed en wezenlijk verschil tussen de plaatselijke markt uit het verleden en de handelsmarkt, zoals deze zich binnen het moderne kapitalisme ontwikkeld heeft. Het ruilen en verhandelen op de oude, locaal begrensde markten bood de gelegenheid elkaar te ontmoeten ten einde tot de ruil van goederen te komen. Producent en consument kenden elkaar en behoorden tot betrekkelijk kleine groepen en de producent kon de vraag min of meer overzien, zodat hij zijn productie op deze gespecificeerde vraag kon instellen. Daarentegen is de moderne handelsmarkt niet langer een plaats van ontmoeting maar een soort mechanisme, dat door een abstracte en onpersoonlijke vraag gekenmerkt wordt. Men produceert niet voor een bekende klantenkring maar voor een zuiver rekenkundige markt, gebaseerd op de wet van vraag en aanbod, welke beslist in hoeverre en voor welke prijs het artikel verkocht kan worden. De gebruikswaarde komt niet in het geding. Is bijvoorbeeld het aanbod van een bepaald soort schoenen groter dan de vraag, dan is een bepaalde hoeveelheid van deze schoenen economisch ter dood veroordeeld en zouden zij even goed niet vervaardigd kunnen zijn. Voor zover het de ruilwaarde betreft, speelt de markt de rol van ‘het Laatste Oordeel’. Nu kan de lezer ons verwijten, dat wij in deze beschrijving de zaak te eenvoudig voorstellen. De producent probeert immers wel degelijk de vraag van te voren te taxeren en slaagt er in een monopolistische situatie zelfs tot op zekere hoogte in, de vraag te beheersen. Desondanks is de regulerende functie van de markt steeds, en tot de dag van heden, overheersend genoeg geweest om een diepe invloed uit te oefenen op de karakterbouw van de middenstand in de steden – en door middel van de maatschappelijke en geestelijke invloed van deze klasse op de gehele bevolking als zodanig. Het aan de markt ontleende waardebegrip, waarbij de klemtoon meer op de ruilwaarde dan op de gebruikswaarde valt, heeft met betrekking tot het menselijke en vooral tot de eigen persoon een overeenkomstig waardebesef in het leven geroepen. En zo versta ik onder de marktmentaliteit, ofwel de instelling van de handelaar, de karakterologische instelling die bepaald wordt door de visie op zichzelf als koopwaar en op de eigen waarde als ruilwaarde. De snelle groei, die de instelling van de handelaar in de huidige tijd doormaakt, gaat samen met de ontwikkeling van een geheel nieuwe marktvorm, die wij als een verschijnsel van de laatste decenniën beschouwen mogen: de ‘persoonlijkheidsmarkt’. Aan deze markt is iedereen onderworpen: geleerde en handelaar, dokter en makelaar, kunstenaar en advocaat, hoe verschillend hun wettelijke status en economische positie mag zijn. Want hoewel sommigen onafhankelijk zijn en een honorarium voor hun diensten mogen vragen, anderen in dienstverband werken en salaris ontvangen, zijn zij allen wat hun materieel welslagen betreft afhankelijk van de vraag, of zij persoonlijk in de smaak vallen bij degenen, die hun diensten behoeven of als hun werkgevers optreden. Zowel bij de persoonlijkheidsmarkt als bij de goederenmarkt is het waarderingscriterium hetzelfde met als enig verschil, dat op de ene markt ‘persoonlijkheden’, op de andere goederen te koop worden aangeboden. Maar de waarde is in beide gevallen de ruilwaarde, waarvoor de gebruikswaarde slechts een noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde vormt. Zeker, ook ons huidige economische systeem zou niet kunnen werken, wanneer men, onbedreven in het werk dat men beroepshalve verrichten moet, slechts met een innemende persoonlijkheid begiftigd was. Zelfs de meest charmante ziekbed-conversatie zou evenmin als de duurste inrichting ergens op Park Avenue een New-Yorkse arts tot glorie en rijkdom kunnen brengen, wanneer hem een minimum aan medische kennis en kunde ontbreekt. En alleen door redelijk snel te typen kan een secretaresse aan het anders onvermijdelijk ontslag ontkomen, alle bekoorlijkheden van haar persoon ten spijt. Desondanks blijft het feit bestaan, dat wij op onze vraag naar het procentueel aandeel van kunde en ‘persoonlijkheid’ als voorwaarden voor succes slechts in uitzonderingsgevallen kunde en enige andere menselijke kwaliteiten zoals eerlijkheid, fatsoenlijkheid en rechtschapenheid de doorslag zien geven. De ‘persoonlijkheidsfactor’ speelt steeds een beslissende rol, hoe variabel de verhouding tussen kunde en menselijke kwaliteiten enerzijds en ‘persoonlijkheid’ anderzijds ook mag zijn. Het succes is grotendeels afhankelijk van de vraag, hoe goed een bepaalde persoon zich op de markt weet te verkopen, hoe goed hij zijn persoonlijkheid naar voeren weet te brengen, wat voor een aantrekkelijk ‘pakketje’ hij oplevert: of hij ‘vrolijk’ is, ‘gezond’, ‘pittig’, ‘betrouwbaar’, ‘ambitieus’ is, uit welke familie afkomstig, tot welke clubs hij behoort en of hij de juiste connecties heeft. Het persoonlijkheidstype, dat in een speciaal geval gewenst is, blijft uiteraard tot op zekere hoogte van de desbetreffende werkkring afhankelijk. Maar al moeten dan een effectenmakelaar, een handelsreiziger, een secretaresse, een spoorwegbeambte, een professor of een hotel-manager elk een andere vorm van persoonlijkheid te bieden hebben, één voorwaarde moet ongeacht al deze verschillen vervuld zijn: men moet als persoon in trek zijn. De gesteldheid, dat het voor succes niet voldoende is, kunde en uitrusting voor het beoefenen van zijn vak te bezitten, maar at men zich als persoonlijkheid in concurrentie met vele anderen ‘moet doorzetten’, modificeert eveneens de houding van de mens jegens zichzelf. Ware het voldoende, louter op wat men weet en beheerst te vertrouwen, om een redelijk bestaan te winnen, dan zou er volstrekte evenredigheid bestaan tussen iemands capaciteiten en zijn zelfgevoel, dat wil zeggen tussen zijn zelfwaardering en zijn gebruikswaarde. Maar aangezien het succes grotendeels afhankelijk is van de kwaliteiten als verkoper van eigen ‘persoonlijkheid’, gaat men zichzelf ook als koopwaar bezien, of liever gezegd zowel als de verkoper en als het te verkopen artikel. Zorgen en idealen hebben dan niets meer te maken met leven en geluk, maar met het streven, zo goed mogelijk verkoopbaar te zijn. Men zou dit kunnen vergelijken met de gevoelens van een artikel, bijvoorbeeld van damestassen op een winkeltoonbank, wanneer die konden denken en voelen. Elk tasje zou zich dan zo ‘aantrekkelijk’ mogelijk proberen te maken, ten einde klanten aan te trekken en er zo duur mogelijk uit te zien, om een hogere prijs dan de rivalen te behalen. En het duurst verkochte tasje zou zich dan bijzonder fier en verheven voelen, omdat het daarmee ook het meest ‘waardevolle’ zou zijn; en alle niet-verkochte tasjes zouden moeten treuren, overtuigd van hun eigen waardeloosheid. Voor dit lot blijft geen enkel tasje gespaard, hoe aantrekkelijk en praktisch het ook mag zijn uitgevoerd, wanneer het ongelukkigerwijs door een verandering van mode verouderd raakt. Niet alleen op het gebied van damestassen maar ook op de persoonlijkheidsmarkt behoort men in de mode te zijn, en daartoe behoort men te wetten, welke soort persoonlijkheid het meest in trek is. En de gehele opvoeding, van kleuterklas tot universiteit en nogmaals aangevuld door het gezin, is er op ingesteld, deze kennis op de opgroeiende mens over te brengen. Toch blijft de in dit eerste stadium verworven kennis nog onvoldoende, voor zover daarin slechts een aantal algemene kwaliteiten naar voren worden gebracht, zoals aanpassingsvermogen, eerzucht en een fijn aanvoelen van de veranderingen in wat anderen van ons verwachten. Het meer gedetailleerde beeld van de voorwaarden tot succes verwerft men elders. Het zijn de geïllustreerde weekbladen, de dagbladen en de nieuwsberichten, die ons in woord en beeld op de vele varianten van het geslaagde leven vergasten, zoals ook de beeldreclame een overeenkomstige werking uitoefent. De geslaagde verkoper, zoals afgeschilderd in de advertentie van een kleermaker, geeft ons het voorbeeld hoe wij ons moeten voordoen, om op de hedendaagse persoonlijkheidsmarkt de grote prijzen in de wacht te slepen. De belangrijkste rol bij het overbrengen van het gewenste persoonlijkheidspatroon op de gemiddelde mens wordt tegenwoordig door de film vervuld. Zo tracht het jonge meisje in gezichtsexpressie, kapsel en gebaren zo veel mogelijk een duur betaalde filmster nabij te komen, de jonge man in uiterlijk en daad zo veel mogelijk op zijn bewonderde held van het witte doek te lijken, als de gunstigste weg naar het succes. Geheel verschillend van het geringe contact dat de doorsnee burger met het leven van de meest geslaagde mensen heeft, is zijn verhouding tot de sterren van het witte doek. Werkelijk contact bezit hij ook met hen niet, maar hij kan hen telkens weer opnieuw op het doek bewonderen, hen schrijven en hun foto’s ontvangen, van hun handtekening voorzien. Eens was de acteur een maatschappelijk veracht man, maar desondanks degene, die de grote dichters en hun werken tot zijn gehoor bracht. Tegenwoordig is het tegendeel het geval: onze filmsterren hebben geen grote meesterwerken en geen diepe gedachten meer over te brengen, daarentegen fungeren zij persoonlijk als de schakel tussen de gemiddelde mens en de wereld van de ‘groten’. Men mag dan al niet voor een even groot succes geschapen zijn, maar men kan hen in elk geval trachten te benaderen. Want zij zijn de heiligen, die op grond van hun succes de normen en idealen van dit bestaan belichamen. De moderne mens ziet zichzelf tegelijk als verkoper en als koopwaar op de markt des levens en bijgevolg is zijn zelfachting afhankelijk van factoren, die hem ontsnappen. Heeft hij succes, dan is hij ook waardevol. Maar ontbreekt het, dan is hij ook voor zichzelf aan waardeloosheid prijsgegeven. En de mate van onzekerheid, die van deze instelling het gevolg is, kan men nauwelijks overschatten. Ervaart men de eigen waarde niet als primair gelegen in menselijke deugden en kwaliteiten, maar in het te behalen succes op een concurrentie-markt met telkens wisselende omstandigheden, dan moet ook de zelfachting noodzakelijkerwijs wankel zijn en verbonden met de behoefte, telkens van buiten af door anderen bevestigd te worden. Dit drijft de mens tot een onophoudelijke jacht naar succes, waarbij men iedere tegenslag als een ernstige bedreiging van zijn zelfrespect ondervindt, met als gevolg hulpeloosheid, onzekerheid en inferioriteitsgevoelens. Zijn de wisselvalligheden van de markt eenmaal de rechters geworden, die over onze waarde beslissen, dan is het met onze fierheid en gevoel van eigenwaarde gedaan. Het gaat hier evenwel niet alleen om de problemen van zelfwaardering en zelfachting, maar uiteindelijk van zichzelf als een onafhankelijke éénheid, om de identiteit en éénheid van de mens met zichzelf. Zoals wij nog later nader zullen zien, ontleent de gerijpte en creatieve mens zijn gevoel van persoonlijke éénheid aan de mogelijkheid, zich als de handelende te kunnen ondervinden, die met zijn vermogens een onverbrekelijke eenheid vormt, een vorm van zelfbesef die kort kan worden samengevat in de woorden ‘Ik ben wat ik doe’. Nu ontmoet de mens in de aan de markt ontleende handelaars-instelling zijn eigen vermogens juist als goederen, die van hem ontvreemd zijn. In plaats van met hem een eenheid te vormen, zijn zij juist aan zijn blik onttrokken, omdat over hen niet beslist wordt door zijn zelfverwerkelijking, naarmate zij door hem gebruikt worden, maar door zijn succes, naarmate zij verkocht worden. Vervreemd zowel van zijn vermogens als van wat hij er mee verricht, ervaart hij dit alles als iets, dat niet tot hemzelf behoort, en waarover anderen moeten oordleen en beschikken. Zowel zijn identiteitsgevoel als zijn zelfachting worden daardoor aan het wankelen gebracht en van de eerste blijft niet meer over dan de som van alle rollen, die hij spelen kan: ‘Ik ben zoals het u belieft’. In Ibsen’s Peer Gynt vinden wij deze toestand zeer duidelijk tot uitdrukking gebracht, wanneer Peer Gynt zijn eigen zelf tracht te ontdekken en bemerkt dat hij een soort ui is: laag na laag kan worden afgepeld, tot er tenslotte geen enkele kern over blijkt te zijn. Maar aangezien de mens in een volledige twijfel aan zichzelf als éénheid niet leven kan, moet hij bijgevolg in de instelling van de handelaar de overtuiging van zijn persoonlijke identiteit aan iets anders ontlenen: in de plaats van een waardering van zichzelf en de eigen vermogens treedt nu de mening die anderen over hem koesteren. Aanzien en de bereikte sport van de maatschappelijke ladder, succes en het feit, dat anderen hem als een bepaalde persoon kennen en behandelen vormen nu het surrogaat voor een echt gevoel van persoonlijke éénheid. En deze situatie maakt hem uitermate afhankelijk van wat anderen van hem denken en dwingt hem de rol te blijven spelen, waarmee hij eens succes heeft behaald. Is eenmaal de scheiding tussen mijzelf en mijn vermogens een feit geworden, dan wordt mijn eigen zelf ook inderdaad door niets anders bepaald dan door de prijs die ik maken kan. Er is geen enkel verschil tussen deze wijze van zelfervaring en de manier, waarop ik anderen ervaar: zij zijn mij evenzeer handelswaar als ik zelf en vertegenwoordigen niet zichzelf maar datgene wat aan hen verkoopbaar is. Daarmee wordt het onderscheid tussen de mensen gereduceerd tot een slechts quantitatief verschil in de mate van geslaagdheid, aantrekkelijkheid en bijgevolg waardevol zijn, een proces dat ook hier in niets verschilt van wat zich op de goederenmarkt afspeelt. Men kan zowel een schilderij als een paar schoenen uitdrukken in – en dat wil zeggen reduceren tot – hun ruilwaarde, hun prijs, zodat een bepaald aantal schoenen gelijkwaardig zijn aan één schilderij. Op dezelfde manier kan men ook het onderscheid tussen mensen herleiden tot een gemeenschappelijke factor, te weten hun prijs op de levensmarkt. Hun individualiteit, datgene wat specifiek en onvervangbaar aan hen is, wordt daarmee impliciet tot een waardeloos iets, en in feite tot nutteloze ballast. De betekenis die het woord ‘eigenaardig’ in de loop der tijd gekregen heeft, maakt deze houding zeer duidelijk zichtbaar. In plaats van onder eigen-aard de hoogste verwezenlijking van de mens te begrijpen, namelijk de eigen individuele geaardheid zo volledig mogelijk ontwikkeld te hebben, is men het als een synoniem van de woorden ‘vreemd’ of ‘raar’ gaan zien. En ook het woord ‘gelijkheid’ is van betekenis veranderd. De gedachte, dat alle mensen gelijk geschapen zijn, hield oorspronkelijk in, dat alle mensen eboren worden met hetzelfde fundamentele en onvervreemdbare recht, niet als middel maar als doel op zichzelf beschouwd te worden. Heden ten dage heeft deze gelijkheid zich ontwikkeld tot een equivalent van onderlinge verwisselbaarheid en tot de regelrechte ontkenning der individualiteit. Gelijkheid betekent dan niet meer de voorwaarde tot de ontplooiing van wat in iedere mens als zijn eigen aard aanwezig is, maar de vernietiging van iedere individualiteit, de oneigenlijkheid, die voor deze handelaarsinstelling zo karakteristiek is. Eens was gelijkheid onverbrekelijk met onderscheid verbonden, sindsdien werd het tot een synoniem van wat geen onderscheid of verschil meer kent. En waarlijk, door niets wordt de moderne mens in zijn verhouding tot zichzelf en tot anderen meer gekenmerkt, dan door dit onderscheidsloze, dat met een ander woord onverschilligheid heet. De hier beschreven structuren en omstandigheden laten geen enkel gebied van onderlinge, menselijke verhouding onbesmet. Zodra het individuele zelf verwaarloosd wordt, treedt ook in de verhouding tussen de mensen onderling onontkoombaar de heerschappij van het oppervlakkige op, daar het dan geen mensen zijn, die met elkaar in contact komen, maar verwisselbare goederen. De verschillende individuen verliezen dan wederkerig het vermogen zich op datgene te richten wat in de ander onvervangbaar en bijzonder is. Toch sticht ook de markt-situatie een eigen soort kameraadschap en collegialiteit, doordat iedereen in dezelfde concurrentiestrijd betrokken is, dezelfde zucht naar succes deelt, en allen elkaar onder dezelfde, door de markt bepaalde voorwaarden ontmoeten en bestrijden (of dit althans geloven te doen). Omdat zij allen in hetzelfde schuitje varen, kennen zij ook allen elkanders gevoelens; de eenzaamheid, de angst om te falen en de behoefte, te behagen. In deze strijd wordt geen pardon gegeven of verwacht. De oppervlakkige geaardheid van de algemene tussenmenselijke verhoudingen roept in velen de hoop wakker, althans diepte en intensiteit van gevoelens te kunnen vinden in de individuele liefde. Liefde voor één persoon en algemene naastenliefde zijn evenwel niet te scheiden en in iedere gegeven beschaving ligt in de liefdesverhoudingen slechts in meer geconcentreerde vorm uitgedrukt wat in het algemeen voor de dominerende vormen van tussenmenselijke verhouding in die beschaving kenmerkend is. Men bedriegt zich bijgevolg in de verwachting, als zou de eenzaamheid van de mens, die in de hedendaagse aan de markt georiënteerde levensinstelling haar oorsprong vindt, door de persoonlijke liefde te genezen zijn. Zowel denken als voelen worden door deze aan de markt georiënteerde houding bepaald. Wat het denken betreft: het vervult dan vooral de functie, zo snel mogelijk de feiten in de greep te krijgen ten einde hen met goed gevolg te kunnen hanteren, wat gesteund door een zeer brede en doeltreffende ontwikkeling wel tot een hoge graad van verstand, maar niet van rede leidt. Voor praktische doeleinden behoeft men alleen de uiterlijke kanten van de zaak, het oppervlakkige te weten. Waarheid, te ontdekken door diep in het wezen der dingen binnen te dringen, wordt dan tot een verouderd begrip; en dat geldt dan niet alleen voor de waarheid in de voorwetenschappelijke betekenis van ‘absolute’ waarheid, dogmatisch in stand gehouden zonder op empirische gegevens betrekking te hebben, maar evenzeer voor de andere vorm van waarheid, die de mens bereikt door zijn redelijke vermogens op zijn waarnemingen toe te passen en die altijd open blijft voor verbeteringen. De meeste intelligentie-tests zijn op deze vorm van denken afgestemd en meten minder het vermogen tot redelijk denken en begrip dan tot een snelle mentale aanpassing aan een gegeven situatie. Men zou hen toepasselijker ‘mentale aanpassings-tests’ kunnen noemen. Meer dan het gorndig analyseren van een gegeven fenomeen en zijn eigenschappen is voor deze denkwijze vooral kenmerkend en essentieel het toepassen als denkschema van vergelijking en kwantitatieve meting. Alle problemen zijn hier even ‘interessant’ en slechts zwak ontwikkeld is het gevoel voor hun verschillen op het punt van belangrijkheid. En terwijl de kennis zelf tot een soort koopwaar wordt, raakt ook hier de mens vervreemd van zijn eigen vermogen. Denken en kennen zijn hem slechts werktuigen, bestemd om resultaten voort te brengen. En ook de kennis omtrent de mens zelf, de psychologie, die eens in de grote traditie van het Westerse denken beschouwd werd als de voorwaarde voor deugd, geluk en het juiste handelen, degradeerde tot een instrument, waarvan men gebruik maakt voor het doelmatiger hanteren van anderen en zichzelf, in het kader van de marktanalyse, ten dienste van politieke propaganda, reclame enzovoort. Zonder twijfel oefent deze denkwijze ook een diepgaande invloed op ons onderwijsstelsel uit. Van lager tot hoger onderwijs is de studie ingesteld op het vergaren van de soort feitenkennis, die hoofdzakelijk aan de vereisten van de markt beantwoordt. Van de leerlingen wordt een zo grote dosis feitelijke kennis vereist, dat hen nauwelijks tijd en energie overblijft om te denken. Niet de belangstelling in de onderwezen onderwerpen of in kennis en inzicht als zodanig vormt de belangrijkste stimulans tot de behoefte aan meer en beter onderwijs, maar de verhoogde ruilwaarde, die door kennis verkregen wordt. Heden ten dage zien wij een enorm enthousiasme voor kennis en ontwikkeling samengaan met een sceptische of minachtende houding jegens het voor onpraktisch en nutteloos versleten denken, dat zich ‘alleen’ met de waarheid bezig houdt en op de markt van iedere ruilwaarde gespeend is. Tot dusver werd deze aan de markt ontleende geesteshouding als behorende tot de niet-creatieve instellingen behandeld. Haar specifieke kenmerken zijn evenwel zo talrijk en belangrijk, dat zij feitelijk in een eigen categorie thuishoort. De receptieve, exploiterende en conserverende houdingen hadden ten minste één ding gemeen: zij waren alle menselijke contactvormen die een persoon en zijn gedrag kenmerkten, wanneer zij in zijn karakter overheersten (terwijl wij later zullen zien, dat deze instellingen niet noodzakelijkerwijs de tot dusver beschreven negatieve eigenschappen vertonen). Daarentegen brengt de markt-instelling niet iets tot ontwikkeling, dat al in de persoon als mogelijkheid aanwezig was (tenzij men van de absurde onderstelling uitgaat, dat ook ‘niets’ tot datgene behoort, waarmee de mens door de natuur is toegerust). Essentieel is namelijk voor deze instelling, dat door haar geen specifieke en duurzame houding tot stand wordt gebracht, maar dat als haar enige blijvende eigenschap juist deze veranderlijkheid van houding optreedt. Bij deze instelling komen slechts de eigenschappen tot ontwikkeling, die het meest verkoopbaar zijn. Buiten de gesignaleerde leegheid, die zich uiterst snel met iedere gewenste eigenschap vullen laat, heft geen enkele specifieke geaardheid de overhand. En van eigenschappen is dan hoogstens in oneigenlijke zin sprake: men speelt hoogstens een rol en suggereert een eigenschap, die weer even snel ingeruild kan worden, wanneer iets anders wenselijker blijkt te zijn. Zo is bijvoorbeeld fatsoen in bepaalde gevallen zeer gewenst. In sommige takken van het zakenleven behoort de verkoper zijn klanten te overtuigen door gepaalde kwaliteiten op het gebied van betrouwbaarheid, eenvoud en fatsoen, die eens in de negentiende eeuw voor veel zakenlieden kenmerkend en authentiek waren. Tegenwoordig zoekt men slechts de man die vertrouwen inboezemt, omdat hij er uitziet, als bezat hij deze kwaliteiten. Zijn artikel op de persoonlijkheidsmarkt is dan de geschiktheid waarmee hij zijn rol vervult, terwijl het er niets toe doet en ook niemand iets aangaat, welke mens zich in werkelijkheid achter deze rol verbergt. En ook zelf interesseert hem niet zijn eerlijkheid, maar datgene, wat zij hem op de markt oplevert. De instelling van de handelaar heeft als haar enige en beslissende voorwaarde een algemene leegheid en het ontbreken van iedere specifieke en niet onbegrensd te veranderen eigenschap, omdat iedere duurzame karaktertrek de kans loopt, op een goede dag in botsing te komen met de vereisten van de markt. En gebeurt het dan, dat sommige rollen onverenigbaar blijken te zijn met wezenskenmerken van de persoon, dan moet één van beide partijen wijken, en dat zal altijd de laatstgenoemde zijn. Want de tot handelswaar geworden persoonlijkheid moet voor alles vrij zijn, dat wil zeggen bevrijd van alle individualiteit. Uit: Fromm E., De zelfstandige mens. Sociale karakterologie en psychologie der ethiek, Utrecht, Uitg. J.Bijleveld, 1969, p. 64-73.
__________________
http://www.socialisme.be/lsp/ |
![]() |
![]() |
![]() |
#15 | |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 11 juli 2004
Berichten: 18.955
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#16 | |
Europees Commissaris
Geregistreerd: 6 mei 2004
Locatie: limburg
Berichten: 7.552
|
![]() Citaat:
![]()
__________________
http://www.socialisme.be/lsp/ |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#17 | |
Minister-President
Geregistreerd: 23 november 2005
Locatie: Antwerpen City
Berichten: 4.672
|
![]() Citaat:
![]()
__________________
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#18 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 21 oktober 2005
Locatie: geel 2440
Berichten: 27.815
|
![]() Citaat:
![]()
__________________
In alles zit er wel wat waarheid ,je moet er enkel maar naar willen luisteren |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#19 | |
Minister
Geregistreerd: 8 mei 2005
Berichten: 3.659
|
![]() Citaat:
![]()
__________________
De profiteurs,dat zijn deze met zwembaden in hun tuinen,te veel autos op hun opritten enz |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#20 |
Banneling
Geregistreerd: 18 april 2004
Berichten: 20.937
|
![]() Een mens zou moeten kunnen leven zoals Pallieter...
Sommigen doen dat ook... en worden toch nog opgenomen... Laatst gewijzigd door Chipie : 11 juni 2006 om 11:46. |
![]() |
![]() |