Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Algemeen > Binnenland
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst

Binnenland Onderwerpen omtrent de binnenlandse politiek kunnen hier terecht. Let er wel op dat dit subforum enkel over dergelijk algemene zaken gaat die niet thuishoren in de themafora.

Bekijk resultaten enquête: Democratie
ik ben overtuigd democraat! 29 31,87%
democratie..mm...nog steeds de beste van de slechtste systemen (naar Churchill) 28 30,77%
ik w�*s democraat 1 1,10%
het parlementarisme is een schijndemocratie en moet verdwijnen 10 10,99%
democratie is een systeem voor de kleine man die zich groot wil wanen, in de vuilbak ermee! we hebben nood aan een sterke Leider 13 14,29%
alle macht aan het proletariaat! 10 10,99%
Aantal stemmers: 91. Je mag niet stemmen in deze enquête

Antwoord
 
Discussietools
Oud 1 januari 2003, 02:07   #41
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Nog een andere boekbespreking.

MARC ELCHARDUS
EN DE (DIRECTE) DEMOCRATIE


Mark Elchardus en Wendy Smits (2002) “Anatomie en Oorzaken van het Wantrouwen” Brussel: VUB Press

Mark Elchardus (2002) “De Drama-democratie” Tielt: Lannoo

VUB-socioloog Mark Elchardus, nogal eens uitgeroepen tot huisideoloog van de socialisten, heeft al enkele jaren belangwekkende onderzoeksresultaten over het maatschappelijk vertrouwen (of wantrouwen) gepubliceerd. In ‘Anatomie en Oorzaken van het Wantrouwen’ wordt de oogst van jaren inspanningen bijeengebracht. Dat is des te interessanter, daar Elchardus meent een voorlopig bevredigende verklaring te hebben gevonden voor het fenomeen van het toenemend maatschappelijk wantrouwen (p.9). Waarover gaat het precies? Uit tal van peilingen, gehouden op nationaal of Europees niveau, blijkt dat de burgers erg weinig vertrouwen hebben in de ‘instellingen’. Helemaal onderaan bengelen de politieke partijen, die in ons land op het vertrouwen van minder dan 10% van de bevolking kunnen rekenen. Gerecht (16%), regering (16,3%) en parlement (16,8%) worden in ons land door slechts kleine minderheden vertrouwd. Het meest vertrouwen hebben wetenschap, onderwijs, en artsen, die krediet krijgen van ongeveer 7 op 10 Belgische burgers (p.16). Elchardus trekt die conclusie niet, maar het eerste besluit uit deze cijfers is natuurlijk, dat België onmogelijk een democratie kan worden genoemd: de grote meerderheid van de burgers is van oordeel, dat hun zogenaamde ‘vertegenwoordigers’ hen niet op betrouwbare wijze vertegenwoordigen. Voor het gerecht trekken Elchardus en Smits de conclusie wel: “Het vertrouwen in het gerecht is zo laag, dat we gerechtigheid voortaan moeten beschouwen als een bedreigde waarde. Gerechtigheid is een verzuchting geworden die geen instelling meer heeft om zich te verwezenlijken” (p.21). Of nog: “De laatste vijf jaar is een meerderheid van de bevolking van oordeel dat de politie hen niet meer tegen criminelen kan beschermen. Dat is zonder meer een dramatisch gegeven. Het betekent dat de overheid in de ogen van een meerderheid van de bevolking haar eerste en belangrijkste opdracht niet meer aankan” (p.102). Het geloof in de rechtstaat is weg.

Nadere analyse van de gegevens leert ons enkele fundamentele zaken over dit maatschappelijk vertrouwen. Ten eerste: dit maatschappelijk vertrouwen betreft één, niet verder opdeelbaar aspect van de sociale werkelijkheid. De gegevens laten niet toe om een onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld wantrouwen tegenover economische instellingen, en wantrouwen tegenover politieke instellingen (p.26). Het lage maatschappelijke vertrouwen wordt wel het best weerspiegeld in de houding van de burgers tegenover parlement, regering en politieke partijen (p.26). Andere belangrijke bevinding: maatschappelijk vertrouwen (in de instellingen) moet worden onderscheiden van sociaal vertrouwen (in individuen). “Het vertrouwen in de instellingen beschouwen we (...) best als een ééndimensioneel gegeven dat zich duidelijk onderscheidt van het sociaal vertrouwen” (p.31).

België neemt terzake in Europees verband een unieke positie in. Nergens is het maatschappelijk vertrouwen de afgelopen twintig jaar meer gedaald dan in ons land, en nergens ligt het lager (p.32).

Democratie volgens Smits en Elchardus

Elchardus en Smits gaan uit van de fictie, dat België in een of andere zin een reële democratie is. Het wantrouwen van de meeste burgers tegenover de ‘democratische instellingen’ interpreteren ze als een afwijzing van de democratie: “Op de kerk na vervullen de acht instellingen die het minste vertrouwen genieten, allemaal belangrijke democratische functies: vertegenwoordiging (partijen, regering, parlement, vakbonden), belangenbehartiging (partijen, vakbonden, pers) en de taken van de rechtstaat (advocatuur en gerecht). In feite worden alle instellingen die belangrijk zijn voor het functioneren van een democratische rechtstaat sterk gewantrouwd. De instellingen die het meeste vertrouwen genieten roepen daarentegen het beeld op van een maatschappelijke orde die vooral steunt op centraal en professioneel gezag: wetenschap, onderwijs, artsen, ziekenhuizen en de koning. De rangorde van het vertrouwen verraadt met andere woorden een duidelijke hang naar gezag dat, bekeken vanuit het standpunt van de burger ontegensprekelijk is” (p.41).

Het is ontegensprekelijk een belangwekkende vaststelling: de instellingen die het meest worden geïdentificeerd met de ‘vertegenwoordigende democratie’ worden het minst vertrouwd. Partijen, regering en parlement zijn er het belabberst aan toe, en de vakbonden en de pers - instellingen die nauw met het politieke machtscentrum zijn verweven - zijn er met ongeveer 20% vertrouwen niet veel beter aan toe. Elchardus en Smits schrijven dit toe aan een ‘hang naar gezag’. Maar er zijn andere interpretaties mogelijk. De evidente conclusie uit de gepresenteerde cijfers lijkt te zijn, dat de mensen wantrouwen wat onecht is.

Een leraar, een dokter of zelfs een koning, zijn in grote lijnen ook daadwerkelijk wat ze pretenderen te zijn. Wellicht krijgen zij relatief veel vertrouwen, omdat hun feitelijke activiteiten in grote lijnen overeenkomen met wat zij zeggen te doen (respectievelijk onderwijzen, genezen, en af en toe een moraliserende toespraak afscheiden).

Wat Elchardus en Smits met de naam ‘vertegenwoordigende democratie’ aanduiden, is daarentegen structureel leugenachtig. De parlementsleden vertegenwoordigen de kiezers niet, noch structureel noch feitelijk. Zij vertegenwoordigen de kiezers niet structureel, omdat het mandaat dat zij zogezegd van de kiezer kregen, de facto een afgedwongen pseudo-mandaat is. Een écht mandaat wordt in vrijheid gegeven, wat inhoudt dat de mandaatgever de vrijheid heeft om eventueel geen mandaat te geven, maar zelf te handelen of te beslissen. In de zogezegde ‘parlementaire democratie’ moéten de kiezers ‘mandateren’; zij mogen niet rechtstreeks beslissen. Het zogezegde mandaat waarmee de parlementairen hun macht uitoefenen wordt door dwang aan de kiezers ontwrongen. En feitelijk vertegenwoordigen parlementsleden niet de kiezers, maar hun partijleidingen (en via die leidingen, de maatschappelijke ‘elite’).

De evidente nulhypothese zou voor Elchardus en Smits moeten zijn, dat de burgers de instellingen van de ‘vertegenwoordigende democratie’ wantrouwen, omdat die instellingen wegens structurele leugenachtigheid dat wantrouwen verdienen. De mens is geneigd om wantrouwen aan de dag te leggen wanneer hij bedrog vermoedt. Elchardus en Smits zouden dus de vraag moeten beantwoorden: bedriegen de ‘vertegenwoordigende instellingen’ de kiezer? Vertegenwoordigen zij de burgers, of vertegenwoordigen zij enkel de maatschappelijke elite? Indien dit laatste het geval is, lijkt het ook normaal dat de minst begoede en minst geschoolde kiezers het meeste wantrouwen aan de dag leggen. Het zijn inderdaad deze burgers die door de elite het meest worden misprezen en geviseerd. Moet men niet beginnen met na te gaan, of onbehagen objectieve oorzaken heeft? Neem bijvoorbeeld de criminaliteit. Toen Wathelet in 1988 minister van justitie werd, waren er in België 6.222 gedetineerden. Toen Verwilghen op 15 maart 2002 , op vraag van Vlaams Blok-parlementslid Guido Tastenhoye cijfers bekendmaakte over de nationaliteit van de gedetineerden, bleek hun aantal reeds gestegen tot 9098 : een toename van 46% op nog geen 15 jaar. Wanneer je naar de nationaliteiten kijkt, zie je dat de Marokkanen met 1066 gedetineerden de kroon spannen. Een land als Algerije, waarmee België op het eerste gezicht geen speciale banden heeft, levert 221 gedetineerden (vergelijk: buurland Nederland levert 133 gedetineerden, Frankrijk 253, Duitsland 29). Zeker oudere mensen hebben tijdens hun leven een explosie meegemaakt van de criminaliteit. Men kan wel degelijk nagaan of het onbehagen, en met name het onveiligheidsgevoel, objectieve oorzaken heeft. Het is ook normaal dat dit onbehagen zich vooral in de lagere sociale klassen verspreidt: die mensen hebben minder opties om zich te beschermen, en de gevolgen van een misdaad als bv. een beroving zullen voor hen verhoudingsgewijs zwaarder doorwegen.

Elchardus en Smits gaan niet in op dit soort zakelijke vraagstelling. Zij nemen daarentegen het onthutsende besluit, om a priori iedere verklaring voor het wantrouwen uit te sluiten, die op de prestaties van de instellingen is gebaseerd (p.42). Zij voeren hiervoor drie redenen aan: (1) er zijn geen objectieve gegevens om die prestaties in te schatten; (2) subjectieve evaluaties van genoemde prestaties verhelderen niets, omdat zij juist het te verklaren wantrouwen weergeven; (3) de prestaties van de instellingen kunnen niet afdoende worden geëvalueerd, ze vereisen juist vertrouwen (p.42). De logica achter deze houding is min of meer te vergelijken met die van de dronkelap, die zijn verloren huissleutel alleen maar onder de straatlantaarn zoekt, omdat daar alleen voldoende licht brandt. Maar je kan de sleutel natuurlijk niet verbieden om in de duisternis te liggen, en je kan de verklaring voor het wantrouwen niet beletten om wel degelijk in de objectieve sfeer te liggen.

Elchardus en Smits laten dus de objectieve prestaties van de ‘vertegenwoordigende democratie’ voor wat ze zijn, en gaan het hart van de burger bekloppen op zoek naar zielskundige oorzaken. Hun verklaringsmodel (p.44) zit in grote lijnen als volgt in elkaar: het wantrouwen wordt in eerste instantie voortgebracht door het gevoel van onbehagen, dat zich bij de burgers heeft genesteld. Dit onbehagen wordt gemeten, door via bevraging het veiligheidsgevoel en het vertrouwen in de toekomst van de burgers te peilen. Mensen die zich minder veilig achten, ontwikkelen een gevoel van onbehagen en gaan de ‘democratische instellingen’ wantrouwen. Het onbehagen wordt op zijn beurt in de hand gewerkt door veroudering (mensen op leeftijd voelen zich minder behaaglijk) en ontkerkelijking (mensen met een christelijke of katholieke overtuiging hebben substantieel meer vertrouwen in de instellingen). Een hogere scholingsgraad, betere geïnformeerdheid of een intensere participatie aan het verenigingsleven zijn factoren die het onbehagen verlagen. “De wantrouwige burger is gemiddeld een minder geëngageerde, minder geïnteresseerde, daarom waarschijnlijk ook minder goed geïnformeerde burger. Hogere scholing leidt niet rechtstreeks tot een meer kritische opstelling die wantrouwig maakt; lage scholing gaat wel gepaard met onbehagen en dat leidt tot wantrouwen” (p.55). Merkwaardig genoeg hebben de sociaal-economische positie (inkomen) of de ervaring van werkloosheid en armoede geen invloed op onbehagen en vertrouwen (p.53).Een belangrijk argument dat Elchardus en Smits aandragen om het gevoel van onbehagen te sub-jectiveren luidt dan ook: “In het algemeen dragen de theorieën die het wantrouwen beschouwen als een rationeel antwoord op ervaren deprivatie niet veel bij tot de verklaring van het wantrouwen” (p.57). Maar de mens is een maatschappelijk wezen. Een gevoel van onveiligheid hoeft helemaal niet veroorzaakt te worden door persoonlijke ervaringen. Het volstaat dat men de onveiligheid en de misdrijven rondom zich ziet toenemen. Hetzelfde geldt voor gebrek aan vertrouwen in de toekomst: men kan via waarneming van zijn omgeving best objectieve gronden hebben voor zo’n afgenomen vertrouwen, ook wanneer men individueel geen werkloosheid of armoede heeft ervaren.

Elchardus en Smits hebben ook gepeild naar de steun die bestaat voor wat zij de ‘democratische rechten’ noemen. Die steun is praktisch universeel. De stelling “Iedereen moet het recht hebben haar/ zijn mening te zeggen, ook al heeft de meerderheid een andere mening” wordt door 97,2% (versus 1,7%) van de Vlamingen onderschreven; “Iedereen heeft recht op een eerlijk proces” wordt door 97,8% (versus 1,2%) goedgekeurd; “verdraag-zaamheid is voor mij een belangrijke waarde binnen onze samenleving” krijgt de steun van 97,2% (versus 1,1%) (p.83). De ‘verzuurde burgers’ wijzen dus helemaal niet de grondrechten af. Daarentegen wijzen de meeste burgers wel de bewering af, dat wij in een democratie zouden leven. “De politieke partijen zijn alleen maar geïnteresseerd in mijn stem en niet in mijn mening” wordt door 72,1 % (versus 11%) van de Vlamingen onderschreven; “De meeste politici beloven veel, maar doen niets” draagt de goedkeuring weg van 73,9 (versus 9,1%) van de bevolking (p.86). Bij de bevolking leeft een tamelijk sterk ressentiment tegen ‘politiek’ (p.84-85). Zo is 49,5% (versus 34,2%) van de ondervraagden het eens met de uitspraak: “Ik heb de politiek niet nodig”. “Men moet de politiek gewoon afschaffen, en het land laten besturen door wijze mensen” krijgt het akkoord van 31,4% (versus 47,8%). Elchardus en Smits interpreteren dit soort resultaten als “het verwerpen van de democratie” (p.84), terwijl het veeleer gaat om het verwerpen van de particratie. ‘Politiek’ is op de keper beschouwd een zeer afgeleid begrip, dat in verschillende opzichten helemaal geen synoniem, maar juist een antoniem is voor ‘democratie’. Beschouw bijvoorbeeld het bij uitstek politiek fenomeen van de coalitievorming, waarbij bepaalde partijen een ‘meerderheidscoalitie’ vormen en daarbij een ‘oppositie’ uitsluiten. Dit is een bij uitstek politiek fenomeen, maar het is volstrekt ondemocratisch. De opsplitsing van de verkozenen in een ‘meerderheid’ en een ‘oppositie’ betekent, dat de politieke impact van de oppositiekiezers eenzijdig wordt vernietigd (of minstens drastisch wordt verkleind) zonder dat hiervoor enige democratische legitimatie voorhanden is. Democratisch zou een ‘Konkordanz’-bestuur zijn, zoals bijvoorbeeld in Zwitserland gebruikelijk is. Om een zuivere vraagstelling te krijgen, die de democratische gezindheid van de burgers correct weergeeft, hadden Elchardus en Smits hun vragenbatterij in twee opzichten moeten veranderen. Enerzijds hadden zij moeten peilen naar de steun voor directe democratie, met name voor het bindend referendum op volksinitiatief. Zo’n vraag zou bij uitstek geschikt zijn om de steun voor het beginsel van de volkssoevereiniteit in kaart te brengen (waar het in een authentieke democratie tenslotte om draait). En anderzijds hadden zij in hun vragen de begrippen ‘politiek’ en ‘democratie’ veel scherper moeten scheiden. Een vraag als “Laat het land besturen door experts en specialisten, niet door politici” (35,6% pro, 37,6% contra) is bijvoorbeeld dubbelzinnig. Mensen die het begrip ‘politicus’ opvatten als ‘verkozene’, zullen aan die vraag een andere inhoud geven als mensen die een ‘politicus’ in eerste instantie zien als een ‘vertegenwoordiger van de particratie’.
(wordt vervolgd in volgende posting)
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 02:20   #42
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

(vervolg: bespreking Elchardus & Smits)

Vertrouwen en ontkerkelijking

Er valt dus zeker kritiek te leveren op Elchardus en Smits, in de zin dat zij te weinig moeite doen om de objectieve gronden voor onbehagen na te gaan, en te snel steun voor ‘de politiek’ gelijkstellen met democratische gezindheid. Maar dat betekent niet dat hun observaties geen belangrijke, ja essentiële informatie bevatten. Met name levert hun onderzoek heel wat aanwijzingen op betreffende de relevantie van het mensbeeld voor het maatschappelijk vertrouwen.

Zoals gezegd correleert de christelijke levensbeschouwing zeer sterk met maatschappelijk vertrouwen: “Het vertrouwen is het grootst bij de praktiserende katholieken en christenen, gevolgd door de vrijzinnigen en de ongelovigen. Het vertrouwen is het laagst bij de onverschilligen en de aanhangers van een individuele religie. Levensbeschouwelijk engagement draagt dus sterk bij tot vertrouwen. De grote kloof bevindt zich tussen de katholieken en christenen enerzijds, en de andere groepen anderzijds (...) De ontkerkelijking, de achteruitgang van het geloof, de toename van de levensbeschouwelijke onverschilligheid en van de individuele religies, moeten we beschouwen als belangrijke oorzaken van het toenemend maatschappelijk wantrouwen” (p.60-61).

Het is mogelijk dat het grotere vertrouwen van christelijke gelovigen voortspruit uit een gemakkelijkere aanvaarding van ongelegitimeerd gezag. In dat geval zou kerkelijkheid gewoon selecteren op gezagsvriendelijkheid: mensen die gemakkelijker een machthebber vertrouwen, hebben in die hypothese gewoon een grotere kans om kerkelijk te worden of te blijven. Maar het is goed mogelijk dat de verklaring, minstens ten dele, schuilt in het feit dat kerkelijke of gelovige mensen een spiritueel mensbeeld hanteren, dat meer basis biedt voor het verlenen van vertrouwen. Een min of meer vergelijkbare overweging geldt voor de impact van de media. Populaire media (in Vlaanderen is VTM daarvan het prototype) correleren met wantrouwen: “Wie de populaire media verkiest, stelt zich a priori niet wantrouwig op (er is geen rechtstreeks effect van mediavoorkeur op wantrouwen). Mensen met die mediavoorkeur voelen zich wel behoorlijk onbehaaglijk en/of breken met democratische opvattingen en dat vertaalt zich in wantrouwen. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de opkomst van de massamedia, en vooral de commercialisering van de televisie, een belangrijke oorzaak is geweest van de daling van het maatschappelijk vertrouwen in de westerse landen” (p.68). “Een groot deel van de bezorgd-heid over de effecten van de media, vooral in de Amerikaanse literatuur, heeft niet zozeer te maken met de hoeveelheid tijd die men aan tv-kijken besteedt, maar met de (cynische) inhoud van het politieke nieuws en met de beelden en opvattingen die in het nieuws, het infotainment en andere programma’s aan bod komen. Gevoelens van onbehagen en wantrouwen worden dan toegeschreven aan de specifieke kijk op de wereld die in bepaalde media toonaangevend is (...) en aan de tendens om complexe vragen te herleiden tot zwart-wittegenstellingen”.
(p.66)

De kern van de problematiek is vermoedelijk de impact van het materialistische mensbeeld op het maatschappelijk wantrouwen. De maatschappelijke elite hanteert een ‘wetenschappelijk’ mensbeeld waarin de mens wordt gezien als een intelligent dier, een toevallig product van de evolutie, behept met sociale maar vooral ook anti-sociale instincten, en daarom intrinsiek gevaarlijk. Het onderscheid tussen goed en kwaad is in zo’n mensbeeld ten gronde illusoir: als ‘goed’ geldt gewoon wat de meerderheid of de machtigen als memetische normen weten op te leggen. De populaire media verspreiden grotendeels zo’n materialistisch mens- en maatschappijbeeld. Het democratisch ideaal impliceert daarentegen (zoals alle maatschappelijke idealen) dat er een objectief onderscheid is tussen goed en kwaad, en dat het moreel bewustzijn van de individuele mens de plaats is waar dit onderscheid zich kan manifesteren. Wie consequent een materialistisch mensbeeld hanteert, kan geen idealen koesteren. Het menselijk bewustzijn is immers reflexief, en het individuele menselijk denken is één: je kan niet tegelijk een moreel of maatschappelijk ideaal koesteren en tevens de opvatting huldigen, dat alle idealen illusies zijn, en dat ieder moreel streven alleen maar het gevolg is van een meme, die zich succesvol in je hoofd heeft genesteld. Media die materialisme (en het daarbij aansluitend hedonisme) propageren geven de mensen minder aangrijpingspunten om tot goede en sociaal produktieve burgers uit te groeien.

Particratie en democratie

In ‘De dramademocratie’ (DD) stelt Elchardus dan toch dat wij niet leven in een vertegenwoordigende democratie: “Het is in feite niet langer juist om ons regime te omschrijven als een ‘vertegenwoordigende democratie’. Het is een politiek systeem waarin grote macht uitgaat van een door de media gedragen voorstelling en waar legitimiteit wordt ontleend aan de wijze waarop personen, groepen en organisaties in die mediavoorstelling verschijnen. In de vertegenwoordigende democratie vertegenwoordigt het parlement het volk. Nagenoeg iedereen is het erover eens dat het parlement vandaag nog slechts een geringe politieke rol speelt” (DD, p.70). Volgens hem heeft zo’n vertegenwoordigende democratie dus ooit wel bestaan. In werkelijkheid is de ‘vertegenwoordigende democratie’ zoals wij die nu kennen, een uitvinding van de maatschappelijke elite waarmee een reeds ontloken democratisch streven op een zijspoor werd gezet. In België werd het huidige systeem gelanceerd na de eerste wereldoorlog, door koning Albert I en enkele toppolitici (‘coup van Loppem’). Het parlementaire systeem met enkelvoudig stemrecht maakte deel uit van een pakket ‘toegevingen’ aan de arbeidersbeweging (zoals de 48-urendag en de erkenning van het stakingsrecht), gedaan met het oog op de revolutionaire toestand in Midden- en Oost-Europa. Maar de socialistische leiding betaalde ook een essentieel entrée-geld voor haar toetrede tot het Belgische bovenbazensysteem: zij gaven definitief het democratisch ideaal op, dat bij hun stichting in artikel 1 van hun statuten was opgenomen: de invoering van de democratie, dit wil zeggen algemeen enkelvoudig stemrecht plùs het referendum op volksinitiatief. Voortaan zouden de socialisten hun achterban voorhouden dat het Belgisch systeem van afgedwongen nepmandaten een ‘democratie’ was, en in die houding hebben ze tot op heden volhard.

Elchardus doet spijtig genoeg mee aan die maskerade. Hij gaat zelfs zover om de propaganda-terminologie van de politieke partijen over te nemen, die zichzelf ‘democratische partijen’ noemen (bij wijze van kontrast met het als ‘ondemocratisch’ beschouwde Vlaams Blok - p.128). De kiezers van het Vlaams Blok plaatsen zichzelf volgens hem ‘buiten de democratische basiswaarden’ (p.129) en, wat de opvattingen betreft, maakt zelfs een kwart van de bevolking zich daaraan schuldig. Zoals gezegd komt Elchardus tot die conclusie, door onvoldoende onderscheid te maken tussen de begrippen ‘politiek’ en ‘democratie’. Maar Elchardus verdient lof, omdat hij tenminste de moed heeft om een voorzichtig pleidooi te houden pro referendum, omdat hij vindt dat de volksoevereiniteit ernstig is ondermijnd en dat directe democratie tot het herstel van die soevereiniteit kan bijdragen. Hij legt aan de invoering van de directe democratie evenwel een aantal beperkingen op.

Elchardus bepleit vooreerst een financiële controle: “Eén manier om de volksoevereiniteit in de symbolische samenleving wat kansen te geven, is het controleren van de financiële middelen die worden ingezet voor de propaganda rond de pro- en contrastandpunten van een referendum. Eigenlijk dient hier voor het referendum te worden gezocht naar het equiva-lent van de wet op de partijfinanciering” (DD, p.133). Daarnaast blijft nog altijd het probleem bestaan van de media-aandacht: “De grote invloed van de media realiseert zich immers niet via de expliciete propaganda, maar via de mate waarin zij via nieuws, infotainment en ontspanning een toon en een stemming zetten. De bijdrage die het referendum kan leveren tot het herstel van de volkssoevereiniteit blijft daarom afhankelijk van de mate waarin de media-aandacht voor de pro- en contraposities evenwichtig kan worden gemaakt. Het middel om dat te doen - de controle over de media - is echter niet aanwezig” (p.133). De rol van de media op de afloop van het referendum is reëel, maar dient anderzijds ook niet te worden verabsoluteerd. Vooral bij pogingen om een volksvoorstel te kelderen kan propaganda en toonzetting belangrijk zijn. Een fundamentele maatregel, voorgesteld door Garrett en Gerber, zou reeds de bekendmaking zijn van de financieringsbronnen voor iedere pro- en contracampagne. Op termijn dient men in een rijpe democratie te evolueren naar een situatie, waarbij het maatschappelijk debat zich in wezen afspeelt op een publiek forum, waar men de microfoon krijgt op basis van het bewezen maatschappelijke draagvlak van een voorstel. Wie bijvoorbeeld handtekeningen verzameld heeft voor een voorstel, kan op dit forum podiumtijd verkrijgen. Dat maatschappelijk forum dient te worden beschouwd als een uitbreiding van het parlement, een plaats waarop iedereen op een volstrekt vrije manier alles mag zeggen, hoe ‘schokkend’ of ‘beledigend’ dit ook door anderen kan worden gevonden.


Opkomstplicht?

Het voorstel van Elchardus, om aan het bindend referendum een opkomstplicht te koppelen, is ondoordacht. Zijn argument luidt als volgt: “De niet-participerende burgers kunnen afwijken van een toevallige verzameling burgers, met het gevolg dat een welbepaald deel van de bevolking systematisch van de besluitvorming is uitgesloten. Als dat gebeurt, is het risico zeer groot dat de opinies, opvattingen en wensen van de burger sterk vertekend worden weergegeven. Op basis van een aantal simulaties die gebruik maken van de gegevens van het verkiezingsonderzoek van 1991, komt men voor Vlaanderen tot het besluit dat vooral de laaggeschoolden zouden uitgesloten worden van participatie. Het afschaffen van de opkomstplicht zou betekenen dat men hooggeschoolden haast twee keer meer een stem geeft dan laag-geschoolden. Het zijn dergelijke vaststellingen die de politicoloog Lijphart (‘Un-equal participation. Democracy’s unresol-ved dilemma’ American Politicial Science review 9(1), p.1-14; 1997) laten zeggen dat de afwezigheid of het afschaffen van de opkomstplicht een sluikse manier is om het meervoudig stemrecht weer in te voeren” (p.136-137).
Het is echter pervers, om vrijwillige abstinentie gelijk te stellen met ‘uitsluiting’. De Belgische wetgeving uit de periode 1893-1919, waarbij sommige mannen drie stemmen kregen en andere slechts één, was wettelijk opgelegd. Indien je arm en ongeschoold was, had je simpelweg slechts recht op één stem. In een systeem met gelijk stemrecht zonder opkomstplicht, wordt niemand uitgesloten, noch de iure noch de facto. Indien je thuisblijft, is dat jouw eigen keuze. Iedere democratie berust op het uitgangspunt, dat de burgers soevereine individuen zijn begiftigd met verstand, oordeelsvermogen en vrije wil. Wie zegt dat afwezigheid van opkomstplicht op ‘uitsluiting’ neerkomt, wijst eigenlijk dit uitgangspunt af. Het is natuurlijk redelijk om te eisen, dat de stemming moet plaatsvinden onder omstandigheden, die iedereen toelaten om deel te nemen. De eis om de stemming op zondag te laten plaatsvinden, is daar een voorbeeld van. Op dezelfde manier kan men eisen, dat personen die minder goed ter been zijn recht hebben op transport tussen woonplaats en stemlokaal. Maar de eis tot opkomstplicht heeft een fundamenteel ander karakter. Stemmen is een heel bijzonder soort activiteit. Via de stemming drukt de burger rechtstreeks een moreel oordeel uit. Dat kan alleen in vrijheid. Wie iemand wil dwingen tot moraliteit, snijdt daardoor juist de weg tot moreel handelen af: vrijheid is de bestaansvoorwaarde voor moraliteit. Bovendien ontzegt men aan de burger, door opkomstplicht aan het referendum te verbinden, het recht om te mandateren aan zijn stemmende medeburgers, terwijl zo’n mandatering in heel wat gevallen juist de beste morele keuze kan zijn (zie verder).

Volgens Elchardus levert een referendum zonder opkomstplicht geen representatief resultaat op. Ten bewijze haalt hij Zwitsers onderzoek aan, waaruit blijkt dat de uitslag van peilingen en van referenda gemiddeld negen procentpunten afwijkt: “Indien de peilingen correct zijn, betekent dit dat een meerderheid van 58% op het referendum eigenlijk een minderheidsopinie kan zijn of dat een minderheid van 42% eigenlijk een meerderheid kan zijn. De kans op vertekening is dus bij een lage opkomst wel bijzonder groot” (p.136). Men kan zich vooreerst afvragen, waarom Elchardus die peilingen dan zo onfeilbaar vindt. Bij de verkiezingen in 1994 voorspelden peilingen een monsterscore tegen de 30% voor de VLD. In Antwerpen hingen affiches waarop VLD-kandidaat Leo Delwaide, op basis van die peilingen, werd aangemeld als de toekomstige burgemeester van Ant-werpen. In werkelijkheid kwam de VLD uit op zowat driekwart van de voorspelde score. Het gebeurt vaak, dat peilingen resultaten opleveren die sterk afwijken van de resultaten van een geheime stemming. Peilingen kunnen dus zeker niet dienen als objectieve maatstaf, om daaraan de ‘representativiteit’ van een geheime stemming af te meten. Maar meer ten gronde dient men op te merken, dat het vertegenwoordigingsprincipe bij een volksreferendum net zo goed geldt als bij parlementaire besluitvorming. Elchardus zou, om consequent te zijn, ook de vraag moeten stellen naar de representativiteit bij parlementaire besluitvorming. Kunnen alle in het parlement goedgekeurde wetten rekenen op een meerderheid bij de bevolking? De vraag stellen is ze beantwoorden: nee dus. De meerderheid bij een gemandateerde groep kan afwijken van de meerderheid bij de globale bevolking. Ook bij direct-democratische besluitvorming is er sprake van mandatering. Bij een volksreferendum neemt de burger twee besluiten. Het eerste besluit betreft precies deze mandatering: door te gaan stemmen verkiest de burger zichzelf als mandataris in het ad hoc parlement, dat beslist over de vraag die ter stemming voorligt. Blijft de burger thuis, dan geeft hij daardoor een mandaat aan de burgers die wél gaan stemmen. Wie aan de stemming deelneemt, neemt dan door die stemming het tweede besluit, over het onderwerp zelf. Het verschil tussen vertegenwoordigende en directe besluitvorming is minder groot dan meestal wordt aangenomen. Bij de vertegenwoordigende besluitvorming zijn de verkiezing van de gemandateerde groep en het daarop volgend wetgevend werk door die groep in de tijd sterker gescheiden; maar fundamenteel is het onderscheid overigens niet. Het belangrijkste verschil is, dat bij direct-democratische besluitvorming de individuele burger zelf beslist of hij gemandateerd wordt of niet, terwijl bij representatieve besluitvorming de kandidaat-mandataris voor de verwerving van het mandaat ook afhankelijk is van de anderen. Representatieve besluitvorming omvat dus noodgedwongen een element van uitsluiting (er zijn nu eenmaal meer kandidaat-mandatarissen dan te begeven mandaten) dat niet optreedt bij directe besluitvorming, en dat is ook de reden waarom directe besluitvorming in democratisch opzicht superieur is aan indirecte besluitvorming.

Plaatselijke democratie

Elchardus houdt een sterk pleidooi voor lokale directe democratie, maar ook dit pleidooi is weer verbonden met een anti-democratische stellingname: namelijk dat op ‘hogere’ bestuursniveaus de directe democratie ‘niet meteen’ moet worden ingevoerd: “We moeten streven naar regels die de uitdrukking van de volkswil zo onafhankelijk mogelijk maakt van de invloed van de media. Dat kan door de directe democratie te betrekken op kleine eenheden, zoals de wijk en de buurt, waar burgers zich persoonlijk, zonder de tussenkomst van media, op basis van hun eigen ervaring, een oordeel kunnen vormen. Vandaar het pleidooi om wijkreferenda te houden en, veel verdergaand nog, de burgers effectieve controle te geven over en een budget voor een aantal aspecten van de inrichting en het gebruik van hun onmiddellijke woonomgeving. Vandaar ook het voorstel om het bindende referendum op volksinitiatief op federaal, gemeenschaps- of gewestniveau niet meteen in te voeren, maar ervaring op te doen met grondwettelijke referenda en referenda over de ratificatie van verdragen die de soevereiniteit beperken. Op die manier laat men de directe democratie gewichtige beslissingen nemen, met minder kans op demagogie” (DD, p.153). Elchardus vindt dat er dus wel een referendum zou mogen komen over de invoering van een door het parlement voorgestelde grondwetswijziging, maar dat het volk zelf geen initiatieven ter wijziging van de grondwet (of van een gewone wet) mag nemen. Nochtans geeft hij geen enkele reden, (1) waarom de media-impact in het eerste geval kleiner zou zijn dan in het tweede, en (2) waarom het volk, bij grotere media-impact, plots onmondig zou moeten gemaakt worden.

Nee, volksoevereiniteit is ondeelbaar, zoals zwangerschap. Ze is er, of ze is er niet. Indien je ‘voorlopig’ het volledig recht op een wetgevend volksreferendum inhoudt, ‘om ervaring op te doen’, dan betekent dat dat er een instantie boven het volk staat die nadien die ervaring moet evalueren. En wie zal die instantie zijn, tenzij het particratisch establishment? Wat we nodig hebben is een volwaardige democratie, geen opgetuigde particratie. En het is niet de particratie, maar het volk zelf dat ervaring moet kunnen opdoen, met een volwaardige democratie.

Ik heb dus heel wat kritiek. Maar toch is grote waardering voor Elchardus op zijn plaats. Vooreerst voert hij bijzonder interessant sociologisch materiaal aan. Maar het belangrijkste: hij gedraagt zich als een onafhankelijk denker, en uit zijn werk spreekt een reële bezorgdheid over het gebrek aan volkssoevereiniteit in ons politiek bestel. Hij is een academicus die de elite en de particratie niet naar de mond praat. En dat is in dit politiek-correcte tijdsgewricht een niet te onderschatten verdienste.
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 10:39   #43
Bece
Parlementsvoorzitter
 
Geregistreerd: 12 augustus 2002
Locatie: Limburg
Berichten: 2.261
Standaard

Ja Jos dat is ook een manier om oud op nieuw te vieren.

Eigenlijk hebben die studies voor mij, en ik denk voor het grootste gedeelte van de lezers, niets nieuws naar voor gebracht. Zij bevestigen eigenlijk alleen maar wat ieder weldenken mens al lang weet.
Lang heb ik gehoopt dat Vivant het antwoord op rechtstreekse democratie was maar uit alle uitspraken van Vivant liefhebbers, met Mr Duchatlet op kop, moet ik helaas zeggen dat het een lege ballon is, speelgoedje van iemand die te veel geld heeft en graag belangstelling wil kopen.
Het ergste is dat de kans ontzettend groot is, voor mij zelfs 100% zeker, dat het BROV bij de invoering van een Europese grondwet ,binnen enkele jaren, wettelijk niet meer mogelijk zal zijn.
Bece is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 13:37   #44
democratsteve
Minister-President
 
democratsteve's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 29 oktober 2002
Locatie: Turkije
Berichten: 4.785
Standaard

Neem maar aan Knuppel dat ook voor een kattenpis 200000 handtekeningen kunnen verzameld worden. Zeker als je geld genoeg hebt. Iemand als bvb Berlusconi in Italie. Geef die dergelijk systeem en je mag er zeker van zijn dat hij dat dan ook misbruikt.
Bij mij is ons systeem goed. Of het ook correct wordt uitgevoerd door de beleidsmensen is natuurlijk iets anders.
Maar misbruik maken van een bepaald systeem kan altijd en zal bijgevolg, mensen kennende, wel altijd blijven bestaan.
Stel je maar eens voor dat J-M Pfaff het één of ander onnozel voorstel heeft, wat dan ook, die heeft op een wip en een tik 200000 handtekeningen.
Er gaan er wel 1500000 in de zeikende regen staan om hem alleen maar te zien, zelfs als hij niets te vertellen heeft. De grote hoop van de Vlamingen zijn apolitiek en dat hoor je zie je elke dag. En dié individueel de koers van Belgie gaan laten bepalen? Wel sorry, maar daar heb ik ook niet veel vertrouwen in.
__________________
"It is dangerous to be right when the government is wrong" -voltaire-
democratsteve is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 16:14   #45
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door democratsteve
Neem maar aan Knuppel dat ook voor een kattenpis 200000 handtekeningen kunnen verzameld worden. Zeker als je geld genoeg hebt. Iemand als bvb Berlusconi in Italie. Geef die dergelijk systeem en je mag er zeker van zijn dat hij dat dan ook misbruikt.
Bij mij is ons systeem goed. Of het ook correct wordt uitgevoerd door de beleidsmensen is natuurlijk iets anders.
Maar misbruik maken van een bepaald systeem kan altijd en zal bijgevolg, mensen kennende, wel altijd blijven bestaan.
Stel je maar eens voor dat J-M Pfaff het één of ander onnozel voorstel heeft, wat dan ook, die heeft op een wip en een tik 200000 handtekeningen.
Er gaan er wel 1500000 in de zeikende regen staan om hem alleen maar te zien, zelfs als hij niets te vertellen heeft. De grote hoop van de Vlamingen zijn apolitiek en dat hoor je zie je elke dag. En dié individueel de koers van Belgie gaan laten bepalen? Wel sorry, maar daar heb ik ook niet veel vertrouwen in.
Uw Berlusconi-argument is niet origineel. Hier is mijn antwoord toen Huyse daarmee uitpakte:

http://user.online.be/debrug/deedee/huyse.htm

U zegt "neem maar aan..." maar waarom zou ik dat doen? U moet toch redenen hebben om "..maar" aan te nemen? Uw bewering is namelijk niet min: U verklaart de bevolking min of meer ontoerekeningsvatbaar. Dat is een drastische bewering, die strikt genomen iedere vorm van democratie illusoir maakt en dus ernstig moet gestaafd worden. In Zwitserland heb je met 100.000 handtekeningen een bindend referendum op volksinitiatief op federaal niveau (voor ongeveer 6 miljoen inwoners). Gelieve een kattepis-voorbeeld te geven uit de referenda van bv de laatste 20 jaar:

http://www.admin.ch/ch/d/pore/vi/vishort.html

Overigens, als ik zo eens de politieke transfers van de laatste tijden bekijk, denk ik dat BV's als Pfaff meer kans hebben om, via een uitnodiging door één of andere partijtop, in het parlement terecht te komen, dan om een referendum te lanceren.
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 20:05   #46
Bece
Parlementsvoorzitter
 
Geregistreerd: 12 augustus 2002
Locatie: Limburg
Berichten: 2.261
Standaard

Het spreekwoord zegt. "aan zichzelve kent men een ander"
Wat hebben mensen als democratsteve toch een lage dunk van zichzelf.
Bece is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 20:14   #47
chr.wouters
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 16 november 2002
Berichten: 784
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door democratsteve
. De grote hoop van de Vlamingen zijn apolitiek en dat hoor je zie je elke dag. En dié individueel de koers van Belgie gaan laten bepalen? Wel sorry, maar daar heb ik ook niet veel vertrouwen in.
De meeste Vlamingen hebben nog geen concept voorhanden om hun eigen gezin zonder al te veel rampen te besturen. Laat die per directe democratie over politieke en maatschappelijke kwesties beslissen en dan wint die partij die de belastingen wil afschaffen!(niet alleen in Vlaanderen hoor)
Dat vertrouwen in het oordeelsvermogen van de massa is totaal misplaatst.vb.:71% van de Nederlanders VOOR een oorlog tegen Irak.
chr.wouters is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 20:22   #48
chr.wouters
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 16 november 2002
Berichten: 784
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Bece
[
Citaat:
De geschiedenis leert ons dat de MEERDERHEID MEESTAL ONGELIJK HEEFT!!
Prachtig. En kan je mij daar 1 (één) bewijs / voorbeeld van geven? Toch niet te veel gevraagd hoop ik?
Bedoelt u een vb. uit de geschiedenis of uit de actualiteit? Ik kan er u van beiden honderden geven.
-Toen:Hitler kwam niet aan de macht door een putsch, maar door perfect legale verkiezingen.
-Nu:71% van de Nederlanders is pro een oorlog met Irak, iets wat op geen enkele wijze valt te verantwoorden.
Nog wat?
chr.wouters is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 21:40   #49
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters
-Toen:Hitler kwam niet aan de macht door een putsch, maar door perfect legale verkiezingen.
Het geval Hitler is een mooi voorbeeld van het feit, dat een parlement veel minder te betrouwen valt dan het volk in zijn geheel. Hitler heeft nooit een meerderheid gehaald bij de verkiezingen. Maar hij haalde wel een meerderheid in het parlement. Het is het parlement geweest, en niet het volk, dat het Ermächtigungsgesetz heeft goedgekeurd, waardoor de Duitse particratie zichzelf vernietigde.
Eén van de conservatieve parlementsleden die Hitler tot dictator stemde, was Theodor Heuss. Die werd na de oorlog de eerste Duitse bondspresident. Het is grotendeels aan de actieve inzet van deze Heuss te wijten, dat het referendum op volksinitiatief uit de grondwet van de nieuwe Bondsrepubliek werd gehouden. Tijdens de Weimarrepubliek bestond er wel een referendumwetgeving, helaas met onwerkbare modaliteiten. Hitlerstemmer Heuss vond zelfs dat al te veel: de ervaring had hem geleerd dat je maar best de macht uitsluitend aan parlementairen kunt toevertrouwen.
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 21:41   #50
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters
-Nu:71% van de Nederlanders is pro een oorlog met Irak, iets wat op geen enkele wijze valt te verantwoorden.
Nog wat?
Bedoelt U soms, dat de komende oorlog in de USA per referendum tot stand is gekomen? Of is die oorlog wel verantwoord, zolang hij maar niet door het volk is goedgekeurd?
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 21:54   #51
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters

De meeste Vlamingen hebben nog geen concept voorhanden om hun eigen gezin zonder al te veel rampen te besturen. Laat die per directe democratie over politieke en maatschappelijke kwesties beslissen en dan wint die partij die de belastingen wil afschaffen!(niet alleen in Vlaanderen hoor)
Dat vertrouwen in het oordeelsvermogen van de massa is totaal misplaatst.vb.:71% van de Nederlanders VOOR een oorlog tegen Irak.
In Zwitserland kunnen de burgers al meer dan eeuw de belastingen afschaffen, of de doodstraf invoeren, of de oorlog aan Irak verklaren. Ze hebben dat blijkbaar niet gedaan; ze hebben integendeel langs direct-democratische weg diverse belastingen goedgekeurd.
Ik neem dus aan dat het Zwitserse volk volgens u ten gronde verschilt van het Vlaamse gepeupel; want wat de Zwitsers klaarblijkelijk zonder moeite klaarspelen, namelijk op een verstandige manier met belastingen omgaan, kunnen de Vlaamse burgers volgens U dus niet. Kunt U uitleggen wat volgens U de oorzaak is van dit verschil? En waarom U überhaupt gelooft in het bestaan van zo'n grondig verschil in oordeelsvermogen tussen beide volkeren? En misschien kunt U in één beweging ook toelichten waarom de staatsschuld per hoofd in Zwitserland zoveel lager is dan in België?

En wat de oorlog tegen Irak betreft: ik vermoed inderdaad ook dat dit een aanvalsoorlog is met petroleummotieven. Maar één ding weet ik zeker: het is een oorlog die ontketend wordt, niet met de toestemming van het volk, maar wel met de toestemming van het Amerikaanse Congres. Indien je de eventuele (want er is enkel een peiling, zonder maatschappelijk debat) goedkeuring van de Nederlanderse burgers een argument vindt tegen directe democratie, moet U a fortiori de goedkeuring door de Amerikaanse parlementairen als een argument tegen parlementaire besluitvorming opvatten (want die parlementairen hebben gedebateerd, en daadwerkelijk gestemd).
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 22:40   #52
chr.wouters
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 16 november 2002
Berichten: 784
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jos Verhulst
Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters
-Nu:71% van de Nederlanders is pro een oorlog met Irak, iets wat op geen enkele wijze valt te verantwoorden.
Nog wat?
Bedoelt U soms, dat de komende oorlog in de USA per referendum tot stand is gekomen? Of is die oorlog wel verantwoord, zolang hij maar niet door het volk is goedgekeurd?
99% van de Amerikanen staat achter een oorlog tegen Irak. Moest deze beslist worden per referendum zouden ze dus al begonnen zijn, met alle kwalijke gevolgen van dien.
chr.wouters is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 23:00   #53
chr.wouters
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 16 november 2002
Berichten: 784
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jos Verhulst
In Zwitserland kunnen de burgers al meer dan eeuw de belastingen afschaffen, of de doodstraf invoeren, of de oorlog aan Irak verklaren. Ze hebben dat blijkbaar niet gedaan; ze hebben integendeel langs direct-democratische weg diverse belastingen goedgekeurd.
Zwitserland is een uitzondering op alle vlakken. Ze maken zelfs geen deel uit van de Europese Unie.
Herinnert u zich die rel met LPFer Nawijn in Ned.over de doodstraf?
Op een SMS-poll de volgende dag bleek dat maar liefst 59% van de Nederlanders PRO was terwijl iedereen het beeld heeft dat de Nederlanders daar nog niet over zouden dénken.
Ik zou er dus maar niet al te gerust in zijn.
Volgens mij is het milieuprobleem HET probleem. Stel nu eens dat zou blijken dat elk gezin maar 1 auto zou mogen bezitten of dat er anders op korte termijn voor iedereen zware gezondheidsproblemen zouden komen.
De vraag wordt per referendum voorgelegd. Wat zal het resultaat zijn denkt u? Ik zeg u, dat voorstel wordt o.m.afgeschoten en de vervuiling gaat rustig door.
Ik verdedig de parlementaire democratie niet hoor. Ik denk dat we per d.d.ongeveer hetzelfde beleid zouden hebben.
chr.wouters is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 23:30   #54
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters
Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jos Verhulst
In Zwitserland kunnen de burgers al meer dan eeuw de belastingen afschaffen, of de doodstraf invoeren, of de oorlog aan Irak verklaren. Ze hebben dat blijkbaar niet gedaan; ze hebben integendeel langs direct-democratische weg diverse belastingen goedgekeurd.
Zwitserland is een uitzondering op alle vlakken. Ze maken zelfs geen deel uit van de Europese Unie.
En wat is dan de oorzaak van die 'uitzondering op alle vlakken'? Zijn de Zwitsers een ras apart? Of zou de oorzaak niet kunnen zijn, dat de Zwitserse burgers over een verregaande soevereiniteit beschikken? Zij zijn bijvoorbeeld geen lid van de EU omdat de Zwitserse burgers dat niet willen; had het van de politieke klasse en de economische elite afgehangen, dan was Zwitserland allang lid geweest. Democratie beïnvloedt de manier waarop mensen zich maatschappelijk opstellen, een inspanning doen om zich te informeren enz.

http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp025.pdf
http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp119.pdf
http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp129.pdf

Citaat:
Herinnert u zich die rel met LPFer Nawijn in Ned.over de doodstraf?
Op een SMS-poll de volgende dag bleek dat maar liefst 59% van de Nederlanders PRO was terwijl iedereen het beeld heeft dat de Nederlanders daar nog niet over zouden dénken.
Ik zou er dus maar niet al te gerust in zijn.
In elk geval is een poll totaal niet representatief. Het gebeurt zeer vaak dat meerderheden in minderheden veranderen in de loop van het maatschappelijk debat (illustratie: het recente Zwitserse referendum over een verstrenging van het asielbeleid - voortdurend een meerderheid in de polls maar uiteindelijk toch nipt afgewezen). Met een volksreferendum heb je nooit emotionele beslissingen op het moment zelf, al was het maar omdat de procedure zelf nooit minder dan een jaar duurt.
Maar meer ten gronde: uw hele redeneerwijze gaat ervan uit, dat U reeds beschikt over a priori Kennis van Goed & Kwaad (u blijkbaar ingefluisterd door een of andere transcendente instantie) waartegen dan de mogelijke foute beslissingen van uw medeburgers worden afgemeten. Hoe weet u zo zeker, dat een oorlog tegen Irak slecht is? Dat de doodstraf verderfelijk is? Ik ben tegen de oorlog in Irak en tegen de doodstraf, maar ik ben bereid om daarover in een democratisch debat te gaan met mijn medeburgers want ik kan me vergissen. En ik ben bereid om dat debat te laten uitmonden in een beslissende stemming.

Citaat:
Volgens mij is het milieuprobleem HET probleem. Stel nu eens dat zou blijken dat elk gezin maar 1 auto zou mogen bezitten of dat er anders op korte termijn voor iedereen zware gezondheidsproblemen zouden komen.
De vraag wordt per referendum voorgelegd. Wat zal het resultaat zijn denkt u? Ik zeg u, dat voorstel wordt o.m.afgeschoten en de vervuiling gaat rustig door.
Ik verdedig de parlementaire democratie niet hoor. Ik denk dat we per d.d.ongeveer hetzelfde beleid zouden hebben.
Zelfde opmerking als hierboven. U stelt uw eigen mening of vermoeden als norm, en wijst dan democratie af, omdat anderen het misschien niet eens zouden zijn met U. Ten gronde gaat uw redeneerwijze uit van de verzwegen premisse, dat uzelf (of uw club) over een superieur oordeelsvermogen beschikt. Uw probleem kan alleen maar ontstaan, wanneer U onderscheid maakt tussen uzelf (of uw club) - die het onderscheid kunt maken tussen Goed en Kwaad - en de Anderen, die dat niet of slechter kunnen. Om uw argumentatie te vervolledigen, zou u dus moeten aantonen waarom uzelf (of uw club) over een superieur oordeelsvermogen beschikt.

'Parlementaire democratie' is een veelgehoorde, maar compleet onzinnige term. In een democratie is het volk de soeverein, en beslist het volk dus ook hoe het voor iedere aangelegenheid wenst te beslissen: direct of via de vertegenwoordiging. In een parlementaire particratie heeft het volk die mogelijkheid niet: het is gedwongen om het recht op besluitvorming over te geven aan een club parlementairen die onder controle staan, niet van de burgers, maar van de partijleidingen. Zonder de mogelijkheid tot bindend referendum op volksinitiatief, op alle niveau's en over alle onderwerpen, is van democratie en volkssoevereiniteit geen sprake.
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 1 januari 2003, 23:53   #55
chr.wouters
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 16 november 2002
Berichten: 784
Standaard

Bent u voor of tegen assisenprocessen met een volksjury?

Wat vindt u van mijn(helaas fictieve)milieu-referendum? De democratische manier tot het bekomen van de uitkomst primeert volgens u op de schadelijkheid ervan?
Voor een aantal prangende problemen zijn kordate ingrepen vereist. Die moeten opgelegd worden door instanties die het beter weten.
Nog een voorbeeldje: per referendum laten beslissen of de jaarlijkse auto-keuring moet worden afgeschaft. Dan rijden vnl. wrakken rond, met alle gevaren vandien.
Of, en ook nog in de milieusfeer: afschaffen van wegwerpverpakkingen, auto-rally's, vlieg-shows en allerhande ingewortelde gewoonten die gewoon in de volksaard zitten(niet raciaal bedoeld).
chr.wouters is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 januari 2003, 00:14   #56
Stefanie
Minister-President
 
Geregistreerd: 20 juli 2002
Berichten: 5.220
Standaard

1. Die Amerikanen hebben geen interesse voor wat er in het buitenland gebeurt. Bovendien informeert de pers hun slecht. Kijk ook eens naar de opkomst van de laatste verkiezingen.
2. Kijk eens naar de verkiezingen van '99. Jullie weten wat er toen gebeurd is, ik moet dat hier niet uitleggen. Maar zoals Kok (of wie was het?) vorig jaar na de moord op Pim zei: "Het gaat over een periode van vier jaar." Allez, die regering is nu wel gevallen, maar dat was aanvankelijk niet de bedoeling, hee?
3. De luchtvervuiling en de auto's. Hier is het belangrijk dat de mensen goede informatie krijgen. Denk jij nu echt dat onze ministers met de luchtvervuiling inzitten? Die van Agalev misschien wel, maar de anderen? Is dat dan beter dan dat referendum? Bovendien hebben die multinationals enorm veel macht. Trek uw ogen open. Mits een goede berichtgeving zou een bindend referendum op volksinitiatief véél beter zijn voor het milieu. Nu zijn het een handvol multinationals die het verhinderen en de bevolking is slecht geïnformeerd en trapt daarin. Lees eens "De stille overname". Ik heb die schrijfster bij Zinzen gezien. Haar analyse van de apolitiek is juist. Ik kan haar alleen maar gelijk geven.
Stefanie is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 januari 2003, 00:20   #57
chr.wouters
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 16 november 2002
Berichten: 784
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Stefanie
Mits een goede berichtgeving zou een bindend referendum op volksinitiatief véél beter zijn voor het milieu. Nu zijn het een handvol multinationals die het verhinderen en de bevolking is slecht geïnformeerd en trapt daarin. Lees eens "De stille overname". Ik heb die schrijfster bij Zinzen gezien. Haar analyse van de apolitiek is juist. Ik kan haar alleen maar gelijk geven.
De"bevolking"leest de Stille Overname niet maar P.Magazine e.d.
Als er berichtgeving komt die dezelfde"bevolking"niet bevalt zapt ze snel naar Big Brother.
chr.wouters is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 januari 2003, 00:25   #58
Stefanie
Minister-President
 
Geregistreerd: 20 juli 2002
Berichten: 5.220
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters
Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Stefanie
Mits een goede berichtgeving zou een bindend referendum op volksinitiatief véél beter zijn voor het milieu. Nu zijn het een handvol multinationals die het verhinderen en de bevolking is slecht geïnformeerd en trapt daarin. Lees eens "De stille overname". Ik heb die schrijfster bij Zinzen gezien. Haar analyse van de apolitiek is juist. Ik kan haar alleen maar gelijk geven.
De"bevolking"leest de Stille Overname niet maar P.Magazine e.d.
Als er berichtgeving komt die dezelfde"bevolking"niet bevalt zapt ze snel naar Big Brother.
Jammer genoeg...
Stefanie is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 januari 2003, 10:22   #59
Jos Verhulst
Staatssecretaris
 
Geregistreerd: 14 augustus 2002
Berichten: 2.701
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door chr.wouters
Bent u voor of tegen assisenprocessen met een volksjury?
Het volk zelf moet uitmaken in welke gevallen een assisenproces met volksjury is vereist. In bepaalde gevallen, zoals bv persmisdrijven, vind ik persoonlijk een volksjury aangewezen.
Ik sta positief tegenover het voorstel van Mark Elchardus, om het volksberoep in te voeren.
Ik moet wel opmerken dat rechtspraak niet tot het domein van de democratische besluitvorming behoort. Democratische besluitvorming betreft het maken van wetten; democratie betreft de wetgevende macht.

Citaat:
Wat vindt u van mijn(helaas fictieve)milieu-referendum? De democratische manier tot het bekomen van de uitkomst primeert volgens u op de schadelijkheid ervan?
Voor een aantal prangende problemen zijn kordate ingrepen vereist. Die moeten opgelegd worden door instanties die het beter weten.
Tegenstanders van de democratie gebruiken altijd dit soort fictieve voorbeelden, die echter alle bewijskracht missen, om twee redenen:

a) Men kan het 'argument' aanvoeren tegen gelijk welke wijze van besluitvorming. Om u te parafraseren: "Wat vindt u van mijn (helaas fictieve) milieu-parlementsbesluit?" of "Wat vindt u van mijn (helaas fictieve) milieu-dictatordecreet?" Het 'argument' mist elke betekenis omdat het uitgaat van wat nog moet bewezen worden, namelijk dat besluiten die langs direct-democratische weg zijn genomen, op één of andere manier inferieur zijn aan besluiten die langs autoritaire of vertegenwoordigende weg zijn genomen.

b) Het 'argument' gaat uit van de stilzwijgende aanname, dat er zoiets bestaat als een objectief onderscheid tussen goed en kwaad, dat slechts aan enkele verlichte geesten is bekend (waartoe dan meestal ook de spreker behoort) terwijl de heffe des volks in de duisternis rondtast. Die verzwegen premisse is totaal onbewezen. Politieke besluitvorming gaat in laatste instantie altijd over morele of ethische keuzes. Politieke keuzes kunnen niet afgeleid worden uit natuurkundige, chemische of biologische kennis. Je moet men zo'n kennis wel rekening houden, en zowel burgers als parlementsleden zullen zich op dat vlak - rechtstreeks of onrechtstreeks - moeten laten voorlichten door mensen die terzake over de nodige kennis beschikken. Maar hoe vervolgens de stand van zaken moreel moet worden ingeschat, daarover is geen feitelijke kennis beschikbaar maar gaan mensen moreel-scheppend te werk. Mensen zijn de (zeer onvolkomen) verschijningswijze van het morele in de wereld. Het beste wat wij kunnen doen, is op voet van gelijkheid onze wederzijdse onvolkomenheden corrigeren in een democratisch besluitvormingsproces. Neem het begrip 'schadelijkheid' dat u hanteert. Dat is geen natuurwetenschappelijk begrip, maar het drukt een moreel oordeel uit. Of iets 'schadelijk' moet gevonden worden, hangt af van de morele appreciatie door de mensen. Er is geen andere norm. Indien de meeste mensen een maatregel onschadelijk vinden, en een dictatotor zegt dat hij het beter weet en dat die maatregel schadelijk is, welk criterium heb je dan om de dictator gelijk te geven? De wenselijkheid van een autokeuring of van auto-rally is in laatste instantie, na kennisname van de feiten, een kwestie van morele appreciatie; en er is geen enkele reden om te geloven dat die morele appreciatie een hogere standaard bereikt wanneer slechts een minderheid beslist. Er is geen theoretische reden, maar ook geen empirische. Zie als voorbeeld de passage over de dierenbescherming in mijn recent hier gepost artikel:

http://www.politics.be/phpBB/viewtop...ghlight=#32577

Er bestaat wel heel wat empirisch onderzoek over de manier waarop mensen besluiten nemen bij een referendum. De meeste burgers hanteren daarbij zogenaamde short-cuts die op vertrouwens-relaties zijn gebaseerd: zij volgen het advies van instanties, verenigingen of personen die zij vertrouwen schenken voor wat het domein betreft waarop het referendum betrekking heeft (zie bv link hierobven). Het eigenlijke geheim van de democratische werkwijze is juist dit vertrouwen. Gemotiveerd en verdiend vertrouwen is de substantie en het bloed van de democratie. Lees maar eens in de recente boekjes van Elchardus hoe het met het vertrouwen in ons particratisch regime is gesteld: minder dan 10% van de mensen vertrouwt de politieke partijen.
__________________
WIJ LEVEN NIET IN EEN DEMOCRATIE,
WIJ LEVEN IN EEN PARTICRATIE
Jos Verhulst is offline   Met citaat antwoorden
Oud 2 januari 2003, 10:49   #60
luke dierick
Burger
 
Geregistreerd: 15 september 2002
Locatie: Coolbawn,Cy Tipperary North,RoI
Berichten: 164
Stuur een bericht via Instant Messenger naar luke dierick Stuur een bericht via MSN naar luke dierick Stuur een bericht via Yahoo naar luke dierick
Standaard

Ben ook wel van oordeel dat Zwitserland een goed voorbeeld is. Democratie op zichzelf is de enige uitweg, die ons toelaat te besturen zoals het hoort. Een mens een stem. Maar wat men er van maakt is m.i. niet democratisch meer. Een vraag heeft een kind recht op stemrecht? Moeten de ouders, desgevallend, dit uitoefenen totaan de meerderjarigheid? Moet particratie geduld worden ? Is de verantwoordelijkheid verschillend tussen bezittende klasse en de niet-bezitters? Vragen waarop er meerdere antwoorden gaan binnenkomen. Die verdeeldheid zou ons doen overhellen naar de dictatuur. Men zegde wel eens dat de dictatuur de beste bestuursvorm is , maar dat het moeilijk is een goede dictator te vinden . Ik voeg er aan toe: een die wil weggaan op tijd.. Bij de Romeinen is het voorbeeld gekend van Agricola, die na een jaar voortging met ploegen...(dat was natuurlijk uit de tijd van de Romeinse Republiek)
Volgends mij blijft de democratie het beste van de slechte systemen . Vooral omdat men de democratie omgevormd heeft tot een systeem dat niet meer beantwoordt aan de grondgegevens. Men zou daarom het referendum en de bindendheid daarvan in ere moeten houden. Referenda per internet uitdokteren. Het volk dus meer betrekken bij het bestuur.
Daar zijn evenwel bedenkingen bij.
De problemen dienen goed uitgelegd te worden , zodat een ja of een neen kunnen geantwoord worden.
Bovendien moet er een oplossing komen voor het absenteisme, het is godgeklaagd dat de stemgerechtigden bij een referendum wegblijven, waarom? zij brengen hun medezegging in gedrang. Mijn voorstel zou zijn de afwezigen in normale omstandigheden optellen bij de "ja"-stemmers.
Daar kan natuurlijk over gepraat worden , over de omstandigheden bvb.
Luke
luke dierick is offline   Met citaat antwoorden
Antwoord



Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 15:43.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be