Banneling
Geregistreerd: 18 februari 2003
Berichten: 26.968
|
Deze tekst van Johan Braekman is ook wel relevant lijkt me :
Citaat:
Moraliteit kan best zonder religie
door Jan Roos
'Is het alles welbeschouwd niet buitengewoon bizar te denken dat godsdienst noodzakelijk is voor moraal?', vraagt Johan Braeckman . 'Wat noodzakelijk is, is een sociale omgeving die de morele vermogens van mensen tot ontwikkeling brengt en positief kanaliseert.'
In zijn recent verschenen tweede encycliek, Spe Salvi - 'door de hoop zijn we gered' - argumenteert paus Benedictus XVI dat er zonder godsgeloof geen hoop is op vooruitgang, rechtvaardigheid en verlossing. 'De mens heeft God nodig', schrijft de paus, 'anders blijft hij zonder hoop.'
Hoop en geloof zijn vrijwel inwisselbaar en complementair aan de rede: 'De rede heeft het geloof nodig wil ze volkomen zichzelf zijn; de rede en het geloof hebben elkaar nodig om hun ware natuur en missie te vervullen.' De paus verwijst vaak naar de middeleeuwse kerkvader Augustinus en betreurt het dat Augstinus' opvatting over de hoop op het Koninkrijk Gods in de moderne tijd, door de moderne wetenschap, stilaan vervangen is door de hoop op een 'Koninkrijk van de mens'. Dat, aldus de paus, kan nooit goed aflopen.
Zonder godsgeloof kan er geen vooruitgang zijn die moreel aanvaardbaar en wenselijk is, en 'enkel God kan rechtvaardigheid scheppen'. Wat de paus op ingewikkelde wijze uiteenzet in zijn encycliek, is een stelling die tal van gelovigen als evident en onbetwijfelbaar beschouwen, namelijk dat er een noodzakelijke koppeling bestaat tussen moraliteit en religieus geloof.
Wie niet gelovig is, kan geen authentieke moraal ontwikkelen, luidt het.
Dostojevski, naar wie de paus ook verwijst, bracht in zijn roman De gebroeders Karamazov de bekende stelling 'Als God niet bestaat, dan is alles toegelaten' naar voren. In de christelijke en islamitische culturen is dit vandaag de dag zo goed als vanzelfsprekend.
Als het woord 'ethiek' ter sprake komt, denken velen spontaan ook aan religie. In diverse ethische commissies worden vaak ook vertegenwoordigers van godsdiensten opgenomen, en het is de normaalste zaak van de wereld dat wie in zijn persoonlijk leven een moreel dilemma ervaart, advies vraagt aan bijvoorbeeld een priester of imam.
Meerdere groepen, sommige bestaande uit enkele honderdduizenden, anderen uit honderden miljoenen mensen, zijn ervan overtuigd een of meerdere boeken of teksten te kennen die door God geïnspireerd zijn en die antwoorden bevatten op de meest complexe morele problemen van onze tijd, ook al zijn de teksten waar ze bij zweren niet bepaald in onze tijd geschreven.
Het is een oude en eenvoudige, maar nog steeds relevante vaststelling dat al die groepen - joden, christenen, moslims, mormonen, getuigen van Jehovah, scientologen, hindoes, bahá'�*s, enzovoort - er elk voor zich van overtuigd zijn dat hun boek in meerdere opzichten superieur is aan alle andere, zonder daar evenwel overtuigende argumenten voor te hebben.
Wie deze teksten onbevangen leest, kan verrast zijn door de vele vormen van soms extreme immoraliteit die men er in aantreft.
Het Oude Testament, bijvoorbeeld, bevat talrijke beschrijvingen van door God gewilde genocides en spoort mensen aan tot kindermoord, steniging, vrouwenhaat, slavernij en dergelijke meer.
Ook in het Nieuwe Testament staan meerdere voorschriften en morele richtlijnen waarvan we moeten hopen dat niemand ze vandaag de dag nog ernstig neemt. (Bijvoorbeeld Hebreeën, 10: 'Voor wie de wet van Mozes naast zich neerlegt is er geen pardon; wanneer er ten minste twee getuigen een verklaring tegen hem afleggen, moet hij sterven. () Huiveringwekkend is het te vallen in de handen van de levende God!')
Natuurlijk zijn vele hedendaagse gelovigen van mening dat men de sacrale teksten niet overal even letterlijk moet nemen en dat hun interpretatie van generatie tot generatie kan variëren. Dat alleen al holt de stelling uit dat moraal niet zonder godsdienst kan bestaan. Als men de keuze van de inspirerende passages, net zoals de interpretatie ervan, laat afhangen van de tijdgeest, waarop kan men zich dan steunen om deze teksten een bijzondere status toe te kennen?
Uiteraard zijn ook de interpretaties op zich in hetzelfde bedje ziek. Zo vond de al vermelde Augustinus dat men ketters moest martelen, en de latere kerkvader Thomas van Aquino was van mening dat men ze moest doden.
Is het juist dat moraliteit niet kan bestaan zonder religie? Kunnen mensen geen ethiek ontwikkelen, geen morele wezens zijn, zonder in een godsdienst te geloven; zonder hun morele overtuigingen te grondvesten op religieuze veronderstellingen?
Er is niets dat daarop wijst, ook al lijkt de opvatting wijd verspreid te zijn vandaag de dag. Onafgezien van de vaststelling dat oorspronkelijk meerdere godsdienstige tradities, zeker in de eerste eeuwen van de ontwikkeling ervan, duidelijk zelf niet van mening waren dat er een verband is tussen godsgeloof en moraliteit, kan men met recht en rede Dostojevski's stelling omkeren: 'Als god bestaat, is alles toegelaten'.
Meerdere van de grootste misdaden aller tijden zijn gerechtvaardigd door de overtuiging dat Gods wil werd uitgevoerd, of dat God in elk geval aan de kant stond van de daders. Zo hadden de soldaten van de Duitse Wehrmacht tijdens WO II de spreuk Gott mit uns op hun koppelriemen, was Hitler een heftig tegenstander van atheïsten en vrijdenkers en werd het nazisme niet bepaald tegengewerkt door de katholieke kerk en paus Pius XII. Of om een ander, meer recent voorbeeld aan te halen: de daders van de aanslagen op de Twin Towers in New York waren er rotsvast van overtuigd dat Allah hun vliegkunsten positief beoordeelde en aanmoedigde.
Is het alles welbeschouwd niet buitengewoon bizar te denken dat godsdienst noodzakelijk is voor moraal? Alsof wie niet in een of andere God gelooft zich niet ontplooien kan tot een ethisch denkende en handelende mens, die zich laat leiden door weloverwogen waarden en morele overtuigingen.
Er is niets dat dit empirisch ondersteunt, noch zijn er aanwijzingen dat er een logisch verband bestaat tussen religie en moraal, wel integendeel. Vrijwel alle mensen worden geboren met het vermogen om empathie te ontwikkelen; om zich altruïstisch te gedragen; om medelijden te ervaren met het lijden en de pijn van anderen en zich rekenschap te geven van de wensen, gevoelens en het geluk van anderen.
Religie kan die vermogens activeren, maar ze kan ze, net zoals bepaalde ideologieën en politieke opvattingen dat kunnen, ook afstompen of perverteren.
Wat noodzakelijk is, is een sociale omgeving die de morele vermogens van mensen tot ontwikkeling brengt en positief kanaliseert. Religie kan daarin een rol spelen, maar ze is er zeker niet noodzakelijk voor en heeft aantoonbaar vaak een negatief effect.
|
Laatst gewijzigd door parcifal : 25 april 2008 om 16:49.
|