Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Staatsinrichting Vlaanderen versus Wallonië? Een unitaire, federale, confederale staat of meteen Vlaanderen onafhankelijk. Dit is het forum bij uitstek voor discussies over de Belgische staatsinrichting. |
|
Discussietools |
18 december 2002, 00:18 | #1 |
Berichten: n/a
|
[size=6]Hoofdstuk IV : De persoonsgebonden aangelegenheden
Afdeling II Bijstand aan personen[/size] (de eigenlijke artikels staan in het vet. De schuingedrukte tekst is uitleg) 22. De Vlaamse overheid verzekert de maatschappelijke bijstand die nodig is om iedereen het recht te verzekeren een menswaardig leven te leiden, onverminderd de bijstand die wordt verzekerd op grond van federale regelingen. De Vlaamse overheid waarborgt tijdens elke levensfase voldoende ontwikkelingskansen en keuzemogelijkheden om op elk domein deel te nemen aan het maatschappelijk leven. De Vlaamse overheid verzekert voor iedereen de mogelijkheid om de zorg op te nemen voor het gezin en de eigen leefomgeving. Ze ziet erop toe dat er een toereikend, efficiënt, effectief en voor iedereen toegankelijk en kwaliteitsvol zorgaanbod beschikbaar is. Toelichting De grondslag van de bevoegdheid is artikel 5, § 1, II, 2 e van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Artikel 23 van de federale Grondwet waarborgt ieder het recht een menswaardig leven te leiden en geeft uitdrukkelijk aan de gemeenschappen en de gewesten de opdracht daartoe bij te dragen. In het kader van het beleid inzake maatschappelijk welzijn, verleent de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen de gemeenschappen de bevoegdheid om aanvullende of bijkomende rechten in dat verband te verlenen, boven en buiten het federaal geregelde minimum. De sociale grondrechten, zoals bepaald in artikel 23 van de Grondwet, worden gewaarborgd en dichterbij gebracht door personen voldoende kansen te geven om volwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk leven en de zorg op te nemen voor hun gezin en hun sociale leefomgeving. Daartoe is een zorgaanbod nodig dat aan een aantal voorwaarden voldoet. Het aanbod moet voldoende ruim zijn en beantwoorden aan kwaliteitsnormen. Het aanbod moet zo goed mogelijk afgestemd zijn op de vraag. Iedereen, ook de zwakkere groepen in de samenleving, moeten gelijke toegang tot het zorgaanbod hebben. 23. Het beleid van de Vlaamse overheid is gericht op de bestrijding van de armoede en de sociale uitsluiting Toelichting Vlaanderen is een welvarende regio. De stijgende welvaart en hiermee gepaard gaande hogere levenskwaliteit komt ten goede aan de meerderheid van de bevolking. Toch blijven vele mensen in een toestand van armoede of sociale uitsluiting terecht komen. Er zijn nog mensen in Vlaanderen die door hun armoede bijvoorbeeld honger hebben en analfabeet zijn. Een democratische samenleving kan en mag dit maatschappelijk deficit van armoede en uitsluiting niet tolereren. 24. Onverminderd het recht op eerbiediging van het gezinsleven, wordt een integrale jeugd- en gezinshulpverlening verzekerd. In alle domeinen van het beleid wordt bijzonder rekening gehouden met de rechten, de noden en de belangen van minderjarigen en wordt er op toegezien dat de minderjarige zijn/haar burgerschap kan beleven en, waar mogelijk, zijn/haar rechten zelfstandig kan uitoefenen. De Vlaamse overheid verzekert dat jongeren kunnen opgroeien tot verantwoordelijke medeburgers. Toelichting De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 5, § 1, II, 1° van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Het eerste lid is geformuleerd als een recht. De verplichtingen die er voor de Vlaamse overheid uit voortvloeien zijn evenwel onbepaald. Het voorbehoud van de eerbiediging van het gezinsleven volgt uit artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en van de Fundamentele Vrijheden. Artikel 22 van de federale Grondwet legt de gemeenschappen uitdrukkelijk de verplichting op de bescherming van het recht op eerbiediging van het gezinsleven te waarborgen. Dit betekent o.m. dat het gevoerde gezinsbeleid, hoe goed ook bedoeld, nooit een onevenredige beperking met zich mag brengen van de vrijheid van eenieder vorm te geven aan zijn of haar gezinsleven, volgens eigen inzichten, overtuiging, cultuur en traditie. Met de integrale jeugdhulp en gezinshulp streeft de Vlaamse overheid naar een samenhangende, globale aanpak van de problemen en hulpvragen van kinderen en ouders, met de nadruk op preventief ingrijpen. Naast het eerste hoofdstuk van dit handvest waarin de internationale rechten van het kind nadrukkelijk werden opgenomen wil de Vlaamse overheid met het tweede lid van deze bepaling in het algemeen het belang bevestigen dat de overheid hecht aan de zorg om de specifieke noden en belangen van minderjarigen en dit in alle domeinen van het beleid: zie het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kinderrechtenrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind enerzijds en het decreet van dezelfde datum houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris. 25. Elke inwijkeling is verplicht een door de Vlaamse overheid aangeboden inburgeringstraject te volgen. Dit traject is gericht op het verwerven van de kennis van het Nederlands en het aanleren van vaardigheden die de integratie en de evenwaardige participatie aan de samenleving bevorderen. Toelichting Deze bepaling is geformuleerd als een plicht van elke inwijkeling tot het volgen van een zogenaamd inburgeringstraject dat door de Vlaamse overheid wordt aangeboden. Hierdoor is de plicht afhankelijk van het aanbod. De verplichting tot het volgen van een inburgeringstraject is immers zinledig indien de overheid niet in een voldoende aanbod voorziet. Met deze bepaling over de inburgeringsplicht geeft de Vlaamse overheid aan dat enerzijds van de inwijkeling verwacht wordt om door taallessen en het verwerven van vaardigheden inspanningen te doen om volwaardig aan de samenleving deel te nemen, en anderzijds dat de Vlaamse overheid zelf inspanningen wil doen, onder meer door het voorzien van voldoende taal en opleidingstrajecten, deze evenwaardige participatie mogelijk te maken. 26. De Vlaamse overheid bevordert de sociale integratie van personen met een handicap, in het bijzonder door beroepsopleiding, omscholing en herscholing. Zij bevordert hun zelfredzaamheid, hun aangepaste huisvesting en streeft hun volledige maatschappelijke integratie na. Toelichting De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 5, § 1, II, 4° van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Deze bepaling vindt steun in het Europees Sociaal Handvest dat het recht van lichamelijk of geestelijk mindervaliden op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving onrechtstreeks waarborgt door de bevoegde overheden te verplichten tot het nemen van passende maatregelen. Door te benadrukken dat de Vlaamse overheid de volledige maatschappelijke integratie van personen met een handicap nastreeft wil de overheid aangeven dat haar beleid gericht is op het vermijden van sociale uitsluiting, discriminatie en ontoegankelijkheid waarvan personen met een handicap het slachtoffer zijn. 27. De Vlaamse overheid bevordert de bijzondere bijstand aan ouderen met een verminderde zelfredzaamheid. Het behoud in de vertrouwde leefomgeving, op basis van vrijwilligheid, staat hierbij centraal. De Vlaamse overheid waakt over het aanbod, de veiligheid, de kwaliteit en de gebruikersrechten in ouderenvoorzieningen in omstandigheden die het privé- en gezinsleven eerbiedigen. Toelichting De grondslag van de bevoegdheid is artikel 5, § 1, II, 5° van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Deze bepalingen zijn beleidsverklaringen. Ze steunen niet op specifieke verplichtingen die in een internationaal verdrag zijn opgenomen. Ze bevestigen de initiatieven van de Vlaamse overheid inzake het bejaardenbeleid. 28. Minderjarigen die in een toestand van lichamelijk of geestelijk gevaar verkeren of die in hun ontwikkeling zijn bedreigd door een problematische opvoedingssituatie, hebben recht op bijzondere jeugdzorg. Gerechtelijke maatregelen van jeugdbescherming eerbiedigen het privé- en gezinsleven van alle betrokkenen. Toelichting De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 5, § 1, II, 6° van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Deze bepaling refereert naar de gehanteerde terminologie van de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake de bijzondere jeugdbijstand en de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming. Het tweede lid herinnert aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens die gedwongen maatregelen van jeugdbescherming strijdig acht met het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, die te langdurig zijn of een te intensieve verwijdering van minderjarigen uit hun gezinsmilieu tot gevolg hebben of die bij de uitvoering van die maatregelen niet of onvoldoende bedacht zijn op feitelijke en affectieve hereniging van de minderjarige met zijn gezin. 29. Iedereen die van zijn vrijheid is beroofd of die het voorwerp is van vrijheidsbeperkende maatregelen als gevolg van een strafrechtelijke veroordeling, heeft recht op begeleiding en hulpverlening met het oog op zijn sociale reïntegratie. Toelichting De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 5, § 1, II, 7° van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Deze bepaling steunt op het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten dat uitdrukkelijk herintegratie voorop stelt als een verplichte doelstelling voor het gevangenisstelsel. Middelen zijn psychologische hulpverlening en gezinsbegeleiding maar ook herscholing en beroepsopleiding. |