Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 6 oktober 2002
Locatie: België - Belgique - Belgien - Belgium
Berichten: 21.353
|
Ik citeer hiervoor Unitas, het blad van onze gelijknamige studiedienst.
Citaat:
[size=7]Unitarisme: De elitaire consensus doorbreken[/size]
Waarheen wilt de leidinggevende politieke klasse met ons land? Is het einddoel de splitsing van België in twee of meer delen, of zal men zich tevreden stellen met een voor “eenieder-gunstige-status-quo”? Wat kan hieraan gedaan worden?
De vraag naar de finaliteit van de Belgische staatshervormingen is een zeer complexe vraag om te beantwoorden. We leggen uit waarom. Allereerst veronderstelt de vraagstelling dat er sedert 1970 achter de staatshervormingen een “ultima ratio” schuilgaat, dit betekent een van te voren voorbereid, goed opgezet plan dat als oogmerk had de unitaire Staat te vervangen door een federatie van deelstaten. Volgens Grondwetsspecialist R. Senelle zijn de toenmalige onderhandelaars erin geslaagd ‘water met vuur te verzoenen’. Dit betekent: de voornamelijk Franstalige eis om economische autonomie te koppelen aan de in hoofdzake Vlaams(-nationale) verzuchting tot het oprichten van cultuurgemeenschappen. Dit alles resulteerde in de oprichting enerzijds van gewesten en van gemeenschappen anderzijds. Het ging hier om een politiek compromis, niet om een historisch gegroeid federalisme, zoals bijvoorbeeld in Duitsland en Zwitserland.
Geen deelstaten
Een blik op de Belgische instellingen de territoriale onderverdeling bevestigt dit.
Velen spreken over “deelstaten”. Dit is een manifeste onwaarheid. En wel omwille van twee redenen. Allereerst bestaan de deelgebieden maar bij gratie van de Belgische Staat en worden zij slechts door de Belgische GW erkend. Zij hebben geen ‘staatskwaliteit’ en beschikken niet over de soevereiniteit om zelf hun bevoegdheden te bepalen. Een tweede reden waarom deze bewering op een erratum stoelt is het feit dat in België het territorialiteitsbeginsel de jure wel het territorialiteitsbeginsel erkent (art. 4 van de Grondwet, de afbakening der taalgebieden) maar dat dit de facto niet altijd het geval is. Zo bepaalt dat zelfde art. 4, tweede lid, dat “elke gemeente van het Rijk deel uitmaakt van één van deze 4 taalgebieden” (te weten: het Nederlandse, het Franse, het Duitse en Brussel- Hoofdstad). De faciliteitengemeenten echter zijn bijvoorbeeld maken wel deel uit van deze taalgebieden (territoriaal), maar niet linguïstisch. Inderdaad vindt men in elk van deze gebieden- Brussel uitgezonderd- gemeenten die wettelijk tweetalig zijn. Ook het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is unitair. Om tot de kern van de zaak te komen: België is niet samengesteld uit deelstaten, maar wel uit deelgebieden die bovendien territoriaal niet alleen a-homogeen zijn, maar ook niet met elkaar samenvallen. Zo omvat de Franse Gemeenschap het Franstalig taalgebied overeenkomend met het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Vlaamse Gemeenschap omvat het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest “Wallonië” (maar niet Brussel), het Vlaams Gewest “Vlaanderen” (maar niet Brussel). Het Duitse taalgebied tenslotte maakt deel uit van het Waalse Gewest en heeft een eigen Gemeenschap. Dit alles toont voldoende aan dat er in geen geval kan gesproken worden van een “federatie van deelstaten”, hoezeer ook sommige politici dit doen. Deze onvoorstelbare complexiteit is voor de gewone Belg amper bevattelijk. Quid dan met de gewone Fransman of Duitser. Men vervangt de woorden ‘Vlaams, Waals, Duits’ enz. door willekeurige substantieven om een beeld te krijgen van de ongehoorde ingewikkeldheid die dit alles wel niet voor een buitenlander hebben moet.
Tweeledige verstrengeling in de geesten
Gegeven het bovenstaande is het op het eerste gezicht verwonderlijk dat politici het hebben over “transfers van Vlaanderen naar Wallonië” of “Vlaams geld in Vlaamse handen”. Hier gaat het echter om een bewust verdonkermanen van de Belgische realiteit. Niet alleen wordt er op geen enkel moment in de Grondwet gesproken over ‘Vlaanderen”/”Wallonië”, zij vormen tevens op geen enkele manier deelstaten zoals we aantoonden. Als men met de transfers van Vlaanderen naar Wallonië bedoelt: het geld dat van het Vlaams Gewest naar het Waalse stroomt, waarom heeft men het dan zelden of nooit over Brussel? We vermoeden dat men het heeft over de geldstroom van het “Vlaamse” volk naar het “Waalse”. Dan zouden de gemeenschappen daarvan de emanatie moeten zijn. Waarom heeft men het dan nooit over het geld dat stroomt van Vlaanderen naar Wallonië? Bovendien is dit betoog niet correct, omdat de “transfers” niet intergemeenschappelijk berekend worden, maar wel tussengewestelijk. Wij gaven hier het voorbeeld van de transfers, maar dit alles is eveneens toepasbaar op de politieke verhoudingen, de instellingen, de mentaliteiten etc. Een bepaalde politieke elite wil bewust het beeld opwekken dat België tweeledig is samengesteld. Dit gegeven wordt constant herhaald, in de kranten, op de radio en televisie, terwijl “Brussel” of “de Duitstalige” voortdurend weggelaten worden. Over de provincies of steden spreekt men in dit kader (uiteraard) al helemaal niet. Kortom: Als we de media moeten geloven bestaat België uit Vlaanderen en Wallonië, waarin Vlaanderen bestuurd wordt door een Vlaams Parlement (dit laatste gaat wel gedeeltelijk op gezien Vlaamse Gemeenschap en Gewest grotendeels zijn samengevoegd). Nochtans bepaalt Art. 115 van de GW: “§ 1. Er is een Raad van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Raad genoemd.” Opmerkelijk bovendien is dat men wil doen overkomen dat deze entiteiten natuurlijk of organisch ontstaan zijn of, erger nog, er altijd al geweest zijn. Dat het integendeel om politieke constructies gaat die niet beantwoorden aan de feitelijke sociologische realiteit wordt verzwegen. Wanneer het dan gaat om iets dat geconstrueerd wordt door politici is het ook belangrijk om te weten w�*�*rom zij dit gebruiken en w�*t zij hiermee bedoelen. Zo kan men in een journaal zeggen: “In Vlaanderen daalt de werkloosheid”. Dit lijkt een neutrale commentaar. Niets is minder waar. Men bedoelt: “In het Vlaams Gewest is de werkloosheid gedaald [en over het Waals en Brussels Gewest zwijgen we omdat dat buiten de Vlaamse “(sub)natie” valt en we de geesten moeten klaarmaken voor een scheiding. Onbekend is immers onbemind]. Het is vrij algemeen bekend dat “het politiek ware” maar waarheid wordt wanneer het politiek bestaat en uitgesproken wordt. Wanneer politici of opiniemakers hameren op “Vlaanderen” en op de “verschillen met Wallonië” komt “Wallonië” enkel nog maar voor in een negatief daglicht, als het sowieso al voorkomt. De leugen kan als waarheid doorgaan of er althans een schijn van hebben, wanneer ze maar voldoende, en graag te pas en te onpas, herhaald wordt. Daarom is de ogenschijnlijk onbelangrijke verandering van Brt naar Vrt uiterst belangrijk geweest. Deze maatregel was politiek gedicteerd, maar voor de generatie die is opgegroeid na 1990 klinkt ‘Brt’ wellicht al als ‘NIR’ voor de huidige. En toch is de naamsverandering pas sedert 1998 in voege. Het lijkt alweer een eeuwigheid. Het is duidelijk dat de heersende politici besloten hebben om ‘Vlaanderen’ en ‘Wallonië’ er bij de burger in te slaan. Het gaat hier niet om ideologisch neutrale begrippen en al helemaal niet om folklore. De vervlaamsing of verwaalsing van de media is een bewuste propagandapolitiek die door de overheid gesubsidieerd wordt. De bedoeling is in de geesten de scheiding van het land voor te bereiden of, minimalistisch, de “twee aparte werkelijkheden” tot hun “recht” te laten komen. Deze strijd om de geesten is minstens even belangrijk dan de institutionele, ook al omdat ze deze laatste rechtvaardigt.
Het federalisme dat “onaf” en “onecht” is
De staatshervormingen hebben als bekend gegeven dat ze steeds minder België overlieten. Tegelijkertijd was elke bevoegdheidsoverdracht (1980,1988,1993,2001) van de nationale (desgevallend) federale overheid onaf, hetgeen telkens opnieuw de communautaire eisentrommel beroerde. Soms ad absurdum. Zo is de preventieve gezondheidszorg (1% van het totaal) gesplitst, waarop sommige scherpslijpers reeds de eis koppelen van een overdracht naar de gemeenschappen van de curatieve gezondheidszorg (de overige 99%). L. Dierickx heeft dit terecht opgemerkt. De splitsing van bijvoorbeeld het departement Onderwijs is een treffend voorbeeld van hoe één splitsing een andere uitlokt. Omstreeks 2000 zat het Franstalig onderwijs in geldnood. De eis van de Vlaamse regeringspartijen was toen o.a. de splitsing van buitenlandse handel en landbouw. De Franstalige partijen- ook een oppositiepartij zoals de toenmalige PSC (van onderwijs immers wil iedereen zeggen dat hij er het beste mee voorheeft)- heeft deze splitsing goedgekeurd in ruil voor meer geld voor het Franstalig onderwijs.
Bovendien heeft de Wetgever vooralsnog (?) Art. 35 van de GW niet ingevuld, met name: “De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen”. De exclusieve bevoegdheden van de federale overheid zijn niet opgesomd, wat uiteraard toelaat om de bevoegdheden die de federale overheid heeft steeds verder uit te hollen. Waar staan wij dan vandaag? Staatkundig gezien is België een federale Staat, samengesteld uit Gemeenschappen en Gewesten. Misschien is dit wel het enige ‘federale’ dat er aanwezig is in België. Het federaal Parlement immers is eerder confederaal samengesteld. Hoewel confederalisme (statenbond) wettelijk en praktisch in de Belgische instellingen van vandaag onmogelijk is, behalve dan door het feit dat de gemeenschappen onafhankelijk internationale verdragen kunnen afsluiten in de materies waarover zij bevoegd zijn en door het feit dat bv. dat regionale (bv. van het Waals Gewest) wetten equivalent zijn aan federale is deze structuur reeds op andere vlakken aanwezig. Ongetwijfeld is het belangrijkste hiervan de partijen. In Kamer en Senaat zetelen slechts Vlaamse en Waalse partijen. Zij kunnen niet (tenzij in het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde) door alle Belgische burgers worden verkozen, maar komen slechts per Gemeenschap op. Dat zij derhalve niet alle Belgische burgers vertegenwoordigen, maar per taalgroep- de Duitstalige uitgezonderd- niét spreken voor 60 of 40% van de Belgische bevolking is een ernstig deficit. In de regel zullen immers politici die tot deze “taalpartijen” behoren slechts de belangen van de betreffende taalgroep verdedigen. Men kan inderdaad stellen dat de democratisch verkozen vertegenwoordigers van de ene groep onderhandelen met de democratisch verkozen vertegenwoordigers van de andere groep, maar dit is eerder een triomf van de diplomatieke verhoudingen over de volkssoevereiniteit. Toch wordt ditzelfde Parlement geacht de belangen van alle Belgen te vertegenwoordigen. Bovendien moet men samen beslissen over unitaire aangelegenheden als defensie, buitenlandse zaken, stemrecht enz. Maar er zal voortdurend beweerd worden dat het federalisme “onaf” is en dat er meer ‘homogene bevoegdheden’ nodig zijn (we verwijzen wederom naar het voorbeeld van de gezondheidszorgen) teneinde bevoegdheidsconflicten tussen Federale Staat en Regio’s te “vermijden”. Dat deze bevoegdheids- en belangenconflicten net door het Belgisch compromisfederalisme veroorzaakt worden wordt er niet bij verteld. Wat we evenmin horen is dat ons “uniek” model van federalisme in wezen niets te maken heeft met federalisme, maar wel met machtsvergaring en nationalisme.
Wie regeert er?
Democratie is één van de meest misbruikte woorden uit de moderne tijd. Elke politicus beweert de “democratie” te dienen. Waarover gaat politiek in feite? Politiek (Gr. “polis” stad, stadsstaat) is de kunst van de machtsverwerving en machtsuitoefening binnen een staat. In de voorgaande paragraaf zagen wij reeds dat in het Parlement de taalpartijen aan de macht waren. Deze hebben in essentie hun machtsverwerving dus te danken aan een gedeelte van de Natie en voeren toch macht uit over de hele Natie. Bovendien is de partijtucht in ons land zeer groot. Heeft deze particratie (regering der partijen) iets te maken met democratie? Niet alleen kan daar ontkennend op worden geantwoord, meer nog: de particratie is de tegenpool van de democratie. Zij zorgt ervoor dat de volksvertegenwoordigers niet het volk, zelfs niet zichzelf vertegenwoordigen, maar wel de mening van de partijen. Laten we op dat gegeven verder ingaan. In hoeverre zijn het Parlement en de regionale raden onafhankelijk? In hoeverre zijn zij geen onderafdelingen van de partijhoofdkwartieren die iedere dag een x aantal tijd spenderen aan hun mandatarissen in de gewestelijke (gemeenschaps-)raden, in de Kamer, in de Senaat enz. Wat heeft de bevolking in dit alles te zeggen? Het weze duidelijk dat de combinatie van particratie en nationalisme België wurgen. Men kan het één overigens ook niet los zien van het andere. De vele splitsingen (defederaliseringen) hebben tot gevolg gehad dat er, paradoxaal, een elitaire consensus is gegroeid over de taalgrenzen heen. De partijen tolereren elkaar binnen hun elleboogruimte en laten hun vertegenwoordigers zich Belgisch opstellen als ze in Federale Assemblees zitten en Vlaams of Waals wanneer ze in regionale Raden zitten. Im- of expliciet worden ze hierin gesteund door een doorgaans bijzonder weinig kritische pers. Een mooi voorbeeld hiervan was de verslaggeving in het ‘kwaliteitsblad’ De Standaard over nieuwbakken Vlaams minister Byttebier. Zij had in mei 2003 het manifest van Bplus dat een stop vroeg aan de defederaliseringen en een lans brak voor de eenheid van – het federale- België mede ondertekend. ‘Nieuwe Vlaams minister supporterde voor België’ vond De Standaard. Waarmee nogmaals onderstreept werd dat voor vele mensen in de leidinggevende klasse van dit land “Vlaanderen” en “België” antagonisten zijn die niet naast elkaar, laat staan met elkaar, kunnen bestaan en waarvan de oudste entiteit, België moet verdwijnen. In al deze discussies (feitelijk zijn het meer monologen) wordt constant ontweken wat de gewone Belgische burger ervan denkt. Het is twijfelachtig dat deze de staatsinrichting van zijn land begrijpt. Dat hij de ontbinding er niet van wenst tonen alle onderzoeken aan. Maar net door van de instellingen te vervreemden, vervreemdt hij ook meer en meer van de politiek met al haar spitstechnologische staatshervormingen en onbegrijpelijke institutionele patstellingen. Dit draagt dan weer bij tot de versterking van extreemrechtse Vlaams Blok dat... het einde van België wenst.
Besluitend kunnen we zeggen dat de opeenvolgende staatshervormingen geen federale Staat hebben gecreëerd maar een wirwar aan deelgebieden, vaak overlappend waarin de heersende politieke elite een afzetmarkt vindt voor haar partijkaders. De politieke “families” bestaande uit de zonen en dochters van- (Bert Anciaux, Freya Vandenbossche, Tom Dehaene, de Van Rompuys, Charles Michel enz.) versterken deze buitensporige almacht. De staatshervormingen hebben dus niet geleid tot een coherente federale Staat, noch tot het uiteenvallen van België. De uiteindelijke rede achter de staatshervormingen zijn de staatshervormingen zelf. Het is weinig waarschijnlijk dat één van de beiden trouwens ooit werkelijkheid zou worden. Men zou in een cynische opwelling kunnen zeggen dat sommigen België zelfs graag laten bestaan om ervan te kunnen profiteren. Dat de bevolking in dit hele proces niets te zeggen heeft, bewust foutief ingelicht wordt (zoals we zagen), maar des te meer met een nationalistisch discours wordt overladen is een democratie onwaardig. Bestaat er een uitweg uit dit alles?
Uitweg uit de impasse
Aangezien het Belgisch federalisme niets met federalisme te maken heeft, dienen daaruit de conclusies getrokken te worden. De Belgische unitaire Staat moet op termijn hersteld worden, zoals de B.U.B. dit voorstelt.
Een uitweg uit het Belgisch drama is trouwens enkel mogelijk wanneer er een minimum aan politieke moed wordt opgebracht. Het is duidelijk dat we niet onmiddellijk terug kunnen naar de unitaire Staat van weleer, hoe wenselijk dit ook zou zijn . Anderzijds spreekt het voor zich dat het (de)federaliseringproces moet worden stopgezet. Hoe nu kunnen we deze beiden verzoenen, met het beste voor alle partijen in het achterhoofd?
§1 Rationalisering van het staatsbestuur
Allereerst is het zeer noodzakelijk dat er geen enkele ronde staatshervormingen meer plaatsvindt. De eisen (op persoonsgebonden materies?) zouden wel eens zo ver kunnen gaan dat ze het overleven van de federale unie zelf op korte termijn hypothekeren. De bevoegdheden die zich nu nog op het federale niveau bevinden dienen daar te blijven. Een Vlaamse (of Waalse) Grondwet dient resoluut afgewezen te worden. Een hervorming van de Senaat in paritaire zin eveneens. Het weze duidelijk dat een paritaire Senaat resoluut moet worden afgewezen. Door de frontvorming (50% Nederlandstaligen-50% Franstalige) zo ostentatief te maken riskeert men de instelling zelf te dynamiteren. Zo’n Senaat zou trouwens niets met federalisme te maken hebben: er zijn geen 1/3 Brusselse Senatoren of 1/3 Duitstalige. Voorts dienen er, wat de federale verkiezingen betreft, federale partijen, en zo dat niet mogelijk is dan toch federale kartels te komen, naar voorbeeld van de Europese. Bij de regionale verkiezingen kunnen de regionale partijen dan opkomen. Deze hervorming is de meest noodzakelijke, omdat de splitsing van de universalistische partijen het Belgisch samenlevingsmodel ten gronde ondermijnd hebben. Het feit dat Nederlandstalige 40% van de parlementariërs niet kan controleren en Franstalige 60% is inderdaad een verminking voor de democratie, dit stelden we reeds eerder. De kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde tenslotte mag onder geen beding gesplitst worden, een heel-Brabantse kieskring dient haar te vervangen.
Deze maatregelen, zoals besproken in de eerste paragraaf zijn betrekkelijk eenvoudig te realiseren. Ook de hieronder gestelde oplossingen voor het Belgisch probleem zijn gestoeld op een meer rationele invulling van de Staat. Er dient gewerkt te worden volgens een dubbel principe: zaken die de Belgische belangen internationaal behartigen moeten federaal zijn, zaken die intern-Belgisch zijn, blijven op Gewestelijk, desgevallend op Gemeenschapsniveau. Zodus blijven de regio’s bevoegd voor ruimtelijke ordening, energie, verkeer, landbescherming, waterbeleid, energie, openbare werken, media, vervoer (uitgezonderd NMBS en luchtverkeer), onderwijs en jeugd. Milieu, sport, toerisme, landbouw, ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse handel, provincies en gemeenten en verdragsrecht dienen opnieuw naar het federale niveau overgebracht te worden. Zoals gezegd dienen de bevoegdheden die momenteel federaal zijn op dat niveau te blijven. Aan de federale overheid komen voorts nog toe: binnenlandse en buitenlandse zaken, justitie (met inbegrip van het jeugdsanctierecht), begroting, overheidsbedrijven, ambtenarenzaken, volksgezondheid, mobiliteit, landsverdediging, middenstand, economie (met inbegrip van het tewerkstellingsbeleid), wetenschapsbeleid, arbeid en pensioenen. Zelfs deze maatregel is niet erg ingrijpend, daar enkel sport en toerisme van de opgesomde te herfederaliseren bevoegdheden vandaag exclusief regionaal zijn. Een toepassing van deze “dubbele regel” die grondwettelijk dient verankerd te worden, garandeert de Belgische eenheid. Ter compensatie dienen de ministers, zowel de regionale als de federale enkel hun eigen bevoegdheden te beheren. Er kan dus bijvoorbeeld niet én een federale minister zijn voor een materie en een regionale. In het geval van conflicterende bevoegdheden is slechts het federale ministerie bevoegd.
Om het federalisme in ons land verder te rationaliseren dienen gewesten en gemeenschappen, naar “Vlaams” voorbeeld samengevoegd te worden. Brussel dient een eigen gemeenschap te krijgen, die evenwel, net zoals de Nederlandse en de Franse op dient te gaan in de Brusselse Raad. Een eerste, belangrijke, hervorming is dus de creatie van een Brusselse Gemeenschap die dient te versmelten met het Brussels Gewest. De VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie), de COCOF (Franse Gemeenschapscommissie) en de GGC (Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie) dienen dus te verdwijnen. Te weten: deze eerste omvat de 11 Nederlandstalige leden van de Brusselse Gewestraad, de tweede de 65 Franstalige leden, in de laatste zetelen de 75 leden van de Brusselse Gewestraad. Op deze manier is een confederalistisch scenario, waarin Vlaanderen en Wallonië soevereine staten zouden worden, die elk hun voogdij uitoefenen over Brussel- door de resp. gemeenschappen- onmogelijk geworden.
Voorts dient het federaal stelsel verder vereenvoudigd te worden door een samenvoeging van de Franse Gemeenschapsraad en de Gewestraad. Vandaag telt de Franse Gemeenschapsraad 96 leden (75 uit de Waalse Gewestraad en 19 Franstalige verkozenen uit de Raad van het Brussels Gewest). De Franse Gewestraad telt 75 leden. Deze dienen dus naar 75 te worden gebracht, gezien Brussel haar eigen Gemeenschap krijgt. In de Vlaamse Raad zetelen vandaag 124 leden. De 6 Brusselse dienen ervan dus te verdwijnen, en het aantal moet op een gelijk aantal gebracht worden met de “nieuwe” Waalse en met de Brusselse Raad: 75 (er moeten in het geval van Vlaanderen dus 49 leden verdwijnen). Voor de Duitstalige Gemeenschap geldt een status-quo ante.
Wat de provincies betreft dient de provincie Brabant herenigd te worden. Individuele twee- of meertaligheid moet hartelijk toegejuicht worden, maar kan geen volledige oplossing bieden voor alle problemen. Waar geen wil is om mekaar te verstaan, telt ook de taal niet. Wat wel van wezenlijk belang is, is de aandacht die voor het andere landsgedeelte besteed wordt in de media. De publieke omroep moet neutraal, gedepolitiseerd en a-nationalistisch zijn. Meertalige uitzendingen kunnen eventueel verzorgd worden door een gezamenlijke Brt-Rtb koepel. Over het belang en de kracht van beeldvorming hadden we het reeds eerder.
§2 Verfijning van het federalisme
Art. 33 van de Belgische GW bepaalt dat ‘alle machten uitgaan van de Natie’. In §1 hebben we door o.m. te wijzen op het belang van federale partijen (zoals de B.U.B.) en op nationale media hier een bijdrage toe geleverd. Minstens even belangrijk is echter de invoering van het bindend referendum op volksinitiatief (BROV). De burger dient in elke belangrijke materie het laatste woord te hebben. Zo kan geen staatshervorming worden goedgekeurd zonder toestemming van de inwoners van het land. In een meer logische federale structuur met vier gemeenschappen die- op de Duitstalige na- samenvallen met drie Gewesten dringen zich vervolgens nieuwe hervormingen op. Krachtens artikel 162 2° lid is “de bevoegdheid van de provincieraden en van de gemeenteraden voor alles wat van provinciaal en van gemeentelijk belang is, behoudens goedkeuring van hun handelingen in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald.” In die zin moeten de Gewesten/Gemeenschappen, en desgevallend de nationale Staat, hun bevoegdheden decentraliseren naar de provinciën (of gemeentes). Wat de federale Staat betreft dient zij te beschikken over het laatste woord in alle materies die haar aanbelangen (normenhiërarchie). De bevoegdheids- en belangenconflicten tussen federale Staat, regio’s en provincies kunnen worden beslecht door een Grondwettelijk Hof. De Regio’s met hun decreten (of ordonnanties) moeten wat dit betreft op gelijke hoogte komen te staan met de “verordeningen” die een Provincie uitvaardigt. Op die manier wordt vorm gegeven aan een staatsconstructie die klemtonen legt op bepaalde regionale accenten, op de stabiliteit van de Federale Staat, op het “subsidiariteitprincipe”, evenals op de provinciale en gemeentelijke eigenaardigheden. In deze zin dient het eerder aangehaalde Art. 35 van de GW opgevat te worden:
”De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.
De gemeenschappen of de gewesten zijn, ieder wat hem betreft, bevoegd voor de overige aangelegenheden onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door de wet.” De exclusieve bevoegdheden van de Federale Staat dienen dan wel grondwettelijk wel omlijnd te worden (zoals hier boven aangegeven). Deze zeer gematigde oplossing biedt een evenwichte oplossing, die vandaag in het federale België niet aanwezig is.
§3 De unitaire Staat
Alvorens een unitaire Staat in voege kan treden wordt best voldaan aan voorgaande stappen. Wanneer België uit vier regio’s (de samensmelting van gewest en gemeenschap wordt hier gemakshalve regio genoemd) bestaat, waarvan de vierde (de Duitstalige) slechts over gemeenschapsmateries bevoegdheid heeft dienen deze zoals gezegd hun bevoegdheden te decentraliseren naar de negen provincies. Bovenstaand is dus slechts een overgangsfase. De restbevoegdheden komen toe aan de Nationale Staat. Op dit punt dient een belangrijke vraag zich aan: moet er gekozen worden voor provinciaal federalisme of een provinciale unie? In de praktijk zou dit weinig verschillen. Het enige noemenswaardige verschil is dat de provincies in het eerste geval bepaalde exclusieve bevoegdheden zouden hebben (naar het voorbeeld van de Duitse Länder) en in het tweede geval niet. Argumenten voor het eerste zouden kunnen zijn dat een overdreven centralisering de verscheidenheid remt, argumenten voor het tweede houden rekening met de kleine oppervlakte van België en de mogelijke meerkost van (te) autonome provincies. Het heeft weinig zin het ene federalisme te vervangen door het andere en zo de oude problemen wederom te restaureren. Het heeft anderzijds eveneens weinig zin om het oude centralisme (zoals we dat vandaag n.b. ook in de gewesten terugvinden!) opnieuw in voege te doen treden. Vandaar dat het best is dat de provincies bepaalde taken van de nationale overheid uitvoeren, overigens samen met de steden en hierin beschikken over een zekere fiscale autonomie. Dit is dus een systeem van provinciaal unitarisme (provinciale decentralisatie) De provincies zijn overigens nog steeds sociologische gehelen (men kijkt maar naar de verscheidene dialecten of streekgebruiken), waarin intern wel economische verschillen zijn- die zijn er binnen het Vlaamse of Waalse Gewest ook- maar toch een relatief gelijkend patroon vertonen. Bovendien zijn zij op geen enkele manier “etnisch” ingekleurd en is de kans dat er separatistische bewegingen ontstaan quasi onbestaand. Sommigen zullen beargumenteren dat de provinciegrenzen volkomen willekeurig getrokken zijn. Dit klopt niet, zij gaan zonder uitzondering terug tot vroegmiddeleeuwse kernen. Uiteraard zijn zij doorheen de tijd veranderd, zo ook alle grenzen (onze huidige provincies gaan voornamelijk terug op de Napoleontische indelingen). Aan die tillen aan de “willekeurigheid” der provincies kan gezegd worden dat het feit dat provincies niet samenvallen met taal-, ras- of godsdienstgrenzen en dat dit een goede zaak is. De overheid moet zich tenslotte inzetten voor alle burgers en heeft niet de taak ze in territoriale of andere vakjes in te delen.
Uit dit betoog volgt vooral dat de gewesten geleidelijk moeten verdwijnen (“verdampen”) tussen de nationale staat en de provincies. Wat dan met de gemeenschappen? De taalwetten dienen overal behouden te worden, dat spreekt vanzelf. Zodus bestaat België uit vier taalgebieden. Enerzijds kan men beargumenteren dat deze taalgebieden elk hun eigen gemeenschap (met bevoegdheid over taal, cultuur, onderwijs en media en daartegenover een concurrerende, nationale overheid) kunnen krijgen. Dit brengt weliswaar een zekere meerkost met zich mee, maar doet geen afbreuk aan de Belgische verscheidenheid. Men zou zelfs nog verder kunnen gaan en ook de afgeslankte cultuurgemeenschappen kunnen afschaffen. Vraag is dan of men zijn doel niet voorbijschiet.
Het belangrijkste om voor ogen te houden is echter dat de huidige staatsstructuur van ons land een louter politieke creatie is, die zoals gezegd een zekere machtselite, per zwijgende consensus regerend, ten bate is, maar dat ze ook kan worden vervangen door een veel efficiëntere structuur die niet-nationalistisch is. Zonder daarbij afbreuk te doen aan de rijke culturele diversiteit van ons land.
|
|