![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Over koetjes en kalfjes... Op verzoek van de gebruikers van dit forum: een hoekje waarin je over vanalles en nog wat kan praten... De boog moet namelijk niet altijd gespannen staan hé. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#181 |
Minister
|
![]() De uitspraak is eenvoudige schuldigverklaring van alle betrokkenen,ik wacht op het vonnis want wil de argumentatie lezen waarom het wel ontva´kelijk is en niet verjaard.
Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#182 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 24 februari 2009
Locatie: Grenoble, Frankrijk
Berichten: 113.590
|
![]() Citaat:
Als dusdanig is een sofisme een overtuigingsmiddel om tot een niet logisch afleidbare uitspraak te komen alsof ze wel logisch volgt uit de premissen. Het is een bewuste misleiding om een zekere uitspraak als logisch doen te aanvaarden terwijl het dat niet is. Als men een sofisme gebruikt, wil dat zeggen dat men een ANDERE (echte) reden heeft om die (foutieve) uitspraak doen te aanvaarden. Dat kan enkel maar een reden van eigen voordeel zijn, he. Als ik de wet daadwerkelijk heb overtreden en dus "schuldig" ben, dan moet ik een sofisme naar voor schuiven om tot de uitspraak "onschuldig" te komen, ook al weet ik heel goed dat dat fout is. Kortom, een sofisme is een nep-argument dat dient om een leugen als "logisch" kunnen voor te stellen. Als rechters sofismen gebruiken, is dat omdat hun uitspraken hen voordeel opleveren, maar er geen materiele gronden zijn in de wetgeving en de feiten om tot die uitspraak te komen. Als de argumentatie voor een veroordeling een sofisme is, dan is dat omdat de rechter op een of andere manier voordeel had in die uitspraak en die uitspraak niet gegrond is in logica, feiten en wet. Het gebruik van sofismen is des te gemakkelijker naarmate het publiek idioter is natuurlijk. Je kan dus ook stellen dat zij die voordelen hebben in het gemakkelijk kunnen aanwenden van sofismen, ernaar zullen streven dat het volk zo idioot mogelijk is. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#183 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 24 februari 2009
Locatie: Grenoble, Frankrijk
Berichten: 113.590
|
![]() Citaat:
Ik drink koffie = > het water in de zee is zout is logisch juist, (omdat het water in de oceaan zout is) maar er is geen causale invloed van mijn koffie drinken op de saliniteit van het zeewater. Als de juridische vraag dus is "hebt gij er wel alles aan gedaan om het zeewater zout te maken" dan volstaat het niet dat ik koffie heb gedronken. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#184 | |
Minister
|
![]() Citaat:
Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#185 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 29 augustus 2013
Berichten: 14.196
|
![]() Paul,
Ben even 'weg' geweest om medische redenen. Ik zie dat ik heel wat te lezen heb, ik kom er wat later op terug. Bedankt alvast Johan p.s.: Het boek is een 'verslag' van wat we met de fiscus hebben moeten meemaken. Dat 'verslag' van een resem fouten binnen de fiscus is door overheid steeds als fantasie en niet berustend op de waarheid omschreven. Kan het mee worden gestuurd met de dagvaarding of is dat zinloos? Boek + strafonderzoek maakt alles wel heeeeeel duidelijk. https://www.lannoo.be/nl/de-belastingaanslag
__________________
Creating more with less is a hallmark of a good engineer. |
![]() |
![]() |
![]() |
#186 | |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 29 augustus 2013
Berichten: 14.196
|
![]() Citaat:
de foute aanslag en vandaag. Ik neem nog aan dat onbekwaamheid (begin 2009) de reden is voor de foute aanslag. Je kan het een fout noemen.. Wat te denken over de goed doordachte handelingen die binnen de fiscus zijn uitgevoerd om de zaak voor justitie 'klaar te stomen (*) ' i.p.v. gewoon de (einde 2009) vastgestelde vergissing te corrigeren? (zie opdracht BBI naar parket - lijst verdachten.. ) Deze handelingen noemen ze binnen mijn aangestelde advocaten kantoren, strafrechtelijk vervolgbare feiten. (*) - schriftvervalsing - aanpassen van PV met verzonnen getuigenis - afwijzen bezwaar met drogredenen - manipuleren van dossier (weghalen van voor de fiscus negatieve documenten en toevoegen datum gerelateerde onbestaande documenten)
__________________
Creating more with less is a hallmark of a good engineer. Laatst gewijzigd door Johan Daelemans : 30 juni 2025 om 10:23. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#187 |
Minister
|
![]() Kan als bijlage worden gestuurd met dagvaardi´g
Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#188 |
Minister
|
![]() Maar je moet deze bijlage niet beweren maar bewijzen via de mathematische logica en category theory
Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#189 |
Minister
|
![]() Waarom wiskunde en recht goed samengaan
Inleiding Hoewel het recht wordt beschouwd als een normatieve wetenschap en de wiskunde als een exacte discipline, blijken beide vakgebieden op fundamenteel niveau opmerkelijk veel overeenkomsten te vertonen. Dit verklaart niet alleen waarom juristen met een wiskundige achtergrond vaak uitblinken in argumentatie en analyse, maar ook waarom formele logica in toenemende mate haar plaats vindt binnen de rechtsdogmatiek, rechtsinformatica en rechtsfilosofie. In wat volgt, worden acht structurele verwantschappen tussen wiskunde en recht uiteengezet, met juridische voorbeelden en verwijzingen naar doctrine en filosofie. --- 1. Logische structuur van het redeneren Zowel in het recht als in de wiskunde speelt deductief redeneren een centrale rol. In beide domeinen vertrekt men van vastgelegde gegevens — zij het axioma’s of rechtsnormen — en past men logische regels toe om tot geldige conclusies te komen. > Voorbeeld: In het Belgisch strafrecht luidt art. 461 Sw.: “Hij die opzettelijk een zaak die geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegneemt, is schuldig aan diefstal.” Dit laat zich logischerwijze voorstellen als: Als (opzettelijk wegnemen van andermans zaak), dan (diefstal). is waar (feitelijke vaststelling). Dus is waar (juridische conclusie). Deze geldige vorm is klassiek modus ponens. De correcte toepassing van zulke vormen vereist, net als in de wiskunde, scherpte in het onderscheiden van noodzakelijke versus voldoende voorwaarden — een onderscheiding die regelmatig fout loopt in juridische argumentatie. Zoals De Vos terecht opmerkt: “De logica van het juridisch syllogisme is fragiel, maar onontbeerlijk.”¹ --- 2. Abstractie en generalisatie Wiskunde vertrekt van concrete gegevens om te komen tot abstracte structuren (bijv. groepen, vectoren). Evenzo gebruikt het recht abstracte begrippen als "schuld", "rechtsbekwaamheid" of "oneigenlijke daad", die worden toegepast op uiteenlopende concrete gevallen. Zowel juristen als wiskundigen dienen dus te denken in termen van modelleerbaarheid, categorisatie en abstractie. > Een onrechtmatige daad (art. 1382 BW) geldt in duizenden verschillende omstandigheden, maar de structuur blijft dezelfde: fout + schade + causaal verband ? aansprakelijkheid. De classificatie van gedragingen volgens abstracte juridische modellen is analoog aan het indelen van objecten onder een wiskundige definitie. --- 3. Consistentie en coherentie Zowel in wiskunde als in recht is inwendige samenhang cruciaal. Een tegenstrijdigheid in een formeel systeem ondermijnt de geloofwaardigheid ervan. In het recht leidt incoherentie tot rechtsongelijkheid en onvoorspelbaarheid. Het grondwettelijk beginsel van de gelijkheid vereist immers dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, wat neerkomt op een vorm van logische consistentie binnen het normenstelsel.² Het Gerechtshof van Luxemburg stelt bijvoorbeeld dat inconsistent gebruik van rechtsbegrippen door belastingautoriteiten een schending van het gelijkheidsbeginsel kan uitmaken (zie HvJ EU, C-279/93, Schumacker). --- 4. Bewijstechniek en strategie Wiskundige bewijsmethoden — zoals reductio ad absurdum, contrapositie of inductie — vinden ook hun pendant in juridische betooglijnen. > Reductio ad absurdum in rechtspraak: “Indien men zou aannemen dat het louter niet melden van een rekening aanleiding geeft tot fiscale boetes zonder enig bewijs van fraude, dan zou ook het overlijden van de titularis of een foutieve boeking leiden tot aansprakelijkheid — wat absurd is.” Het Hof van Cassatie aanvaardt impliciet dergelijke redeneringen bij het afwijzen van interpretaties die tot “onredelijke of onrechtvaardige uitkomsten” leiden.³ --- 5. Precisie in taal en definitie Wiskundige symboliek biedt maximale precisie. Hoewel recht noodgedwongen met natuurlijke taal werkt, streven juridische teksten en arresten naar een zo precies mogelijke formulering. Ook hier geldt dat definities, interpretatieregels en contextuele afweging essentieel zijn. De logische grammatica van juridische taal kan via formele logica beter begrepen en zelfs geformaliseerd worden.? --- 6. Formaliseerbaarheid en automatisering De ontwikkeling van expertensystemen, beslisbomen en juridische algoritmes toont aan dat veel juridische structuren zich lenen tot wiskundige modellering. In fiscaal recht, sociaal recht en bij vergunningenbesluiten worden steeds vaker besliskundige modellen toegepast.? Dit impliceert een structurele gelijkenis met wiskundige logica, waarbij gegevens in een formeel systeem worden ingevoerd en leiden tot bepaalde, reproduceerbare uitkomsten. --- 7. Scepticisme tegenover evidentie Zowel wiskundigen als juristen zijn getraind in twijfel. Wat "voor de hand ligt" is niet noodzakelijk correct. In beide disciplines geldt: bewijzen gaat boven beweren. Zowel juridische als wiskundige stellingen moeten terug te brengen zijn tot eerste beginselen of precedent, anders blijven ze retoriek of dogma. > Zoals Karl Popper stelde: "In de wetenschap geldt niet wie het luidst roept, maar wie het toetsbaar maakt." Deze houding is in juridisch bewijsrecht minstens even essentieel. --- 8. Filosofische verwantschap De fundamenten van de wiskunde (axiomatiek, bewijs, waarheid) en die van het recht (norm, interpretatie, rechtszekerheid) raken aan filosofische kernvragen. Denk aan de rol van axioma’s bij Hilbert, de onvolledigheidsstellingen van Gödel, en aan de rechtspositivistische versus naturalistische debatten in de rechtsfilosofie.? Beide domeinen delen dus een gemeenschappelijke epistemologische spanning tussen formele juistheid en inhoudelijke rechtvaardigheid. --- Conclusie Wiskunde en recht zijn beide normatieve systemen die via logische structuren, abstractie en consistente redenering trachten om orde te scheppen in complexe werkelijkheden. Juristen die zich deze wiskundige denktrant eigen maken, zijn beter gewapend tegen drogredenen, tegenstrijdige interpretaties en bewijsfouten. In een tijdperk van juridificering én digitalisering is hun rol belangrijker dan ooit. --- Noten 1. De Vos, M., Juridisch redeneren: van syllogisme tot contradictie, Antwerpen, Intersentia, 2021, p. 45. 2. Van Hoecke, M., Rechtsbegrip en rechtsfilosofie, Brugge, Die Keure, 2018, p. 123. 3. Cass. 14 jan. 2000, Arr.Cass. 2000, 52. 4. Sartor, G., Legal Reasoning: A Cognitive Approach to the Law, Springer, 2005. 5. Vermeulen, B., “Besliskunde in het sociaal recht”, RW 2021-22, nr. 16, p. 642-651. 6. Hart, H.L.A., The Concept of Law, Oxford University Press, 1961. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#190 |
Minister
|
![]() Hieronder geef ik een voorstel voor een doordacht wiskundig leerplan dat een rechtenstudent helpt om preciezer, consistenter en krachtiger te redeneren — met filosofische, logische én juridische meerwaarde.
--- ???? Voorstel: Wiskundige basisvorming voor juristen (in de geest van de artes liberales) ???? Doelstellingen: Nauwkeurig leren denken (logica) Vaardig worden in het hanteren van structuren (structurering van bewijsvoering) Ontwikkelen van abstractievermogen (essentieel bij juridische interpretatie) Begrip van formele systemen en consistentie Inzicht in analogie, implicatie, contradictie, noodzakelijkheid --- 1. Formele logica en propositielogica Toepassing: juridische bewijsvoering, rechtsdogmatiek, syllogismen, implicatiestructuren Proposities, conjunctie, disjunctie, negatie, implicatie, biconditioneel Tautologieën, contradicties, contingenties Waarheidstabellen Deductieve systemen: natuurlijke deductie, sequentcalculi Direct en indirect bewijs Valsheidsreductie (reductio ad absurdum) ???? Dit is de kern: het leert juristen omgaan met structuur in argumentatie. --- 2. Verzamelingenleer en predicatenlogica Toepassing: juridisch categoriseren, belastingrecht, sociaal recht, logische reeksen van normatieve bepalingen Verzamelingen, doorsnede, unie, complement Relaties en functies Kwalificatie en classificatie Universum van discussie (de ‘geldingsruimte’ van een wet) ? (alle) en ? (er bestaat): universele en existentiële uitspraken ???? Bijvoorbeeld: "Elke belastingplichtige moet X doen" = ?x ? B: X(x) --- 3. Elementaire combinatoriek en kansrekening Toepassing: bewijswaardering, redeneringen rond waarschijnlijkheid, AI en recht, statistisch bewijs Boomdiagrammen, permutaties, combinaties Kansruimte, kanswet, onafhankelijke gebeurtenissen Bayesiaanse redenering (bijv. bij bewijswaarde van DNA) Verhouding tussen kans en overtuigingskracht (rechtspraak!) ???? Zeker nuttig bij bewijsrecht en bij het analyseren van juridische risico’s. --- 4. Elementaire getaltheorie en moduloredenaties Toepassing: fiscaal recht, fraudeconstructies, cryptografie, blockchainrecht Deelbaarheid, priemgetallen, congruentie Modulo-rekenregels Rekensystemen (binaire, hexadecimale) RSA-principe en asymmetrische sleutelparen ???? Voor juristen die zich bezighouden met cybercrime, fraude of privacyrecht. --- 5. Structuurbegrippen uit de algebra (enkel elementair) Toepassing: formele modellen, rechtenstructuren, semantische consistentie Groepen, ringen, lichamen: abstractie van operaties Algebraïsche structuren als modellen van juridische relaties (vb. eigendomsstructuren) ???? Niet de berekeningen, wel het structurele denken is nuttig. --- 6. Argumentatieleer en bewijstheorie (logica als metawetenschap) Toepassing: rechtsfilosofie, juridische coherentie, systeemdenken Formele bewijzen versus plausibele redeneringen Modale logica: noodzaak, mogelijkheid, plicht (juridische normativiteit!) Juridische syllogismen versus inductieve argumentatie Recursieve bewijstechnieken ???? Helpt bij het kritisch ontleden van motieven in arresten of wetten. --- ???? Niet nodig (voor juristen): Tak van wiskunde Waarom niet essentieel voor juristen Differentiaal- en integraalrekening Gericht op fysische grootheden, beweging, optimalisatie – nauwelijks relevant in juridische context Analytische meetkunde Te technisch, tenzij men zich specialiseert in bouwrecht of grensgeschillen Topologie Te abstract, toepassingen vooral in fysica en pure wiskunde Lineaire algebra Alleen nuttig in AI en juridische informatica Complexe getallen en functietheorie Geen relevantie buiten cryptografie of technische expertises --- ???? Curriculumvoorbeeld (1 jaar voorbereiding voor rechtenstudent) Semester Inhoud Semester 1 Formele logica, verzamelingenleer, propositielogica, predicatenlogica Semester 2 Kansrekening, elementaire algebra, bewijsstructuren, argumentatietheorie Met geïntegreerde juridische toepassingen per hoofdstuk: Syllogismen in het strafrecht Kansrekening bij bewijswaardering Verzamelingenleer bij doelgroepbepaling van wetgeving Modale logica bij plichtenleer --- Slotopmerking Zouden we — zoals vroeger — opnieuw eerst wiskunde moeten leren om recht te begrijpen? Niet alle wiskunde, maar zeker de structurele, logische, en probabilistische onderdelen. Een jurist zonder logica is als een chirurg zonder anatomie. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#191 |
Minister
|
![]() Bijlage IX – De herontdekking van de wiskunde als fundament voor het recht
Epiloog bij de verhandeling: "Beweren is niet bewijzen" --- 1. Inleiding: van wijsbegeerte tot rechtsvinding In de premoderne universiteit werd de graad van doctor in de wijsbegeerte niet enkel verleend aan filosofen in enge zin, maar aan wie blijk gaf van meesterschap in het formele en abstracte denken. Deze wijsbegeerte was een synthetisch veld waarin disciplines als logica, wiskunde, natuurfilosofie en ethiek elkaar kruisten. Zo kon ook een genie als Carl Friedrich Gauss, die zijn eerste successen boekte in de getaltheorie, de titel van doctor in de wijsbegeerte dragen. Het juridische denken, dat in onze tijd sterk pragmatisch en casuïstisch is geworden, is zijn formele wortels in dat bredere wijsgerige geheel grotendeels kwijtgeraakt. Nochtans is er vandaag een groeiende nood aan herwaardering van formele structuren, zeker nu normatieve systemen steeds complexer worden en artificiële intelligentie juridisch redeneren begint te modelleren. Deze bijlage is een pleidooi voor een herwaardering van de wiskunde als intellectueel fundament van het recht. Ze beschrijft welk soort wiskunde relevant is, hoe ze toegepast kan worden en stelt een concreet lesplan voor dat dienst kan doen als brug tussen formeel denken en juridische praktijk. --- 2. Niet alle wiskunde is nuttig voor juristen Het is evident dat niet elke tak van de wiskunde bruikbaar is voor de jurist. Ingenieurswiskunde — zoals differentiaalvergelijkingen, vectoranalyse, complexe getallen, topologie en meetkunde in ?^n — speelt nauwelijks een rol in het rechtsdenken. Deze domeinen zijn gericht op de continue wereld van natuurkunde en technologie, terwijl het recht veeleer discretief, normatief en taalgebonden is. Wat wél nuttig is, zijn de takken van de wiskunde die zich bezighouden met: Logica (klassieke propositielogica, predicatenlogica, modale logica); Verzamelingenleer (inclusie, exclusie, deelverzamelingen); Relaties en functies (equivalentierelaties, partities); Combinatoriek (hoeveel mogelijke scenario’s); Kansrekening en statistiek (voor bewijswaardering); Algebraische structuren (voor het classificeren van rechtsbegrippen). Deze gebieden van de wiskunde laten toe om het recht niet louter narratief of retorisch te beschouwen, maar ook structureel, consistentieel en differentieel. Ubi ratio, ibi lex. --- 3. Waarom het recht nood heeft aan formele training Recht spreekt in natuurlijke taal, maar redeneert in een formele structuur. Zonder adequate vorming in deductieve, modale en kanslogica blijft de juridische besluitvorming vatbaar voor: Cirkelredeneringen (petitio principii); Post hoc ergo propter hoc-fouten; Foute generalisaties (non sequitur); Miskenning van tegenvoorbeelden; Incorrect gebruik Deze bijlage sluit de verhandeling af zoals ze begonnen is: met een pleidooi voor een herwaardering van het bewijs in zijn meest zuivere vorm. Zoals Gauss zich als jong student reeds in de wijsbegeerte bewoog om de getallen te begrijpen, zo moet de jurist zich in het formalisme begeven om de norm te doorgronden. De wiskunde die hier wordt bepleit is niet de technische wiskunde van het ingenieursexamen, maar de structurele wiskunde van het inzicht, de abstractie en de grensbewaking van het redelijke. Fiat veritas, ruat caelum. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven Laatst gewijzigd door bedrijven docter : 3 juli 2025 om 01:33. |
![]() |
![]() |
![]() |
#192 |
Minister
|
![]() Bijlage 5: Verklarende woordenlijst
Deze verklarende woordenlijst bevat 50 kernbegrippen, logische connectieven, wiskundige eigenschappen en juridische toepassingen zoals gebruikt in de verhandeling *Beweren is niet bewijzen*. Ze dient als naslagwerk bij het samenstellen van premissen en het correct toepassen van deductieve redenering. Door haar technische complexiteit is deze stap in de praktijk haast onuitvoerbaar zonder gebruik van een AI-systeem zoals ChatGPT, dat snel en accuraat logische relaties kan modelleren. Kernbegrippen en methoden Beweren: Het uitspreken van een juridische of feitelijke stelling zonder bewijs of logische onderbouwing. Bewijzen: Het aantonen van de geldigheid van een bewering op basis van geldige redeneringsregels. Onderstelde: De ruwe feiten of aannames waaruit men vertrekt; deze worden vaak nog niet logisch herwerkt tot premissen. Premisse: Een bewering die als uitgangspunt dient voor deductie. In deze verhandeling worden ze systematisch afgeleid uit het onderstelde. Natural deductie: Een redeneringsvorm waarbij men met inferentieregels stap voor stap tot een conclusie komt. Reverse redeneren: Een techniek waarbij men vanuit de gewenste conclusie terugredeneert naar mogelijke premissen. Tussenpremisse: Een noodzakelijke tussenstap in een redenering die zelf ook bewezen of afgeleid kan worden. Impassebewijs: Een bewijsstrategie voor situaties waarin directe deductie niet mogelijk is; vraagt creativiteit of reverse deductie. Juridisch lemma: Een stelling of tussenresultaat dat in een juridische bewijsvoering een bouwsteen vormt voor de hoofdstelling. Deductief schaakmodel: Metafoor voor het juridisch bewijsproces met stappen zoals de openingszet (bewering), middenspel (premisseconstructie), en eindspel (Q.E.D.). Logische connectieven Conjunctie (?): EN-verbinding: beide stellingen moeten waar zijn. Disjunctie (?): OF-verbinding: minstens één stelling is waar. Implicatie (?): ALS-DAN-verbinding: als het eerste waar is, dan ook het tweede. Biconditioneel (?): Equivalentie: P geldt dan en slechts dan als Q. Negatie (¬): Ontkenning van een bewering of propositie. Exclusieve disjunctie (?): OF maar niet én. In juridische taal vaak misbegrepen. Contrapositie: Als P ? Q, dan ook ¬Q ? ¬P. Essentieel in omkering van bewijzen. Tautologie: Een altijd ware uitspraak. Contradictie: Een altijd onware uitspraak. Trivialiteit: Een stelling die waar is maar geen informatieve waarde heeft. Wiskundige eigenschappen van logica Commutativiteit: Volgorde maakt niet uit (bij ? en ?): P ? Q = Q ? P. Associativiteit: Groepering maakt niet uit: (P ? Q) ? R = P ? (Q ? R). Distributiviteit: Verdelen over connectieven: P ? (Q ? R) = (P ? Q) ? (P ? R). Neutraliteit: Bestaan van een neutraal element (waarheid voor ?, onwaarheid voor ?). Idempotentie: P ? P = P en P ? P = P. Herhaling verandert niets. Absorptie: P ? (P ? Q) = P en P ? (P ? Q) = P. Bekende vereenvoudiging. Dominantie: P ? False = False; P ? True = True. Dubbele negatie: ¬(¬P) = P. Geldig in klassieke logica, maar retorisch vaak problematisch. De Morgan’s wetten: ¬(P ? Q) = ¬P ? ¬Q; ¬(P ? Q) = ¬P ? ¬Q. Transitiviteit: Als P ? Q en Q ? R, dan P ? R. Fundamenteel voor ketenbewijzen. Symmetrie: Bij ?: als P ? Q, dan ook Q ? P. Reflexiviteit: Elke uitspraak impliceert zichzelf: P ? P. Antisymmetrie: Als P ? Q én Q ? P, dan zijn P en Q logisch gelijk (P ? Q). Monotonie: In klassieke logica: toevoegen van premissen maakt conclusie niet ongeldig. Niet geldig in niet-monotone logica. Niet-monotone logica: Redeneringssysteem waarin bijkomende informatie conclusies ongeldig kan maken. Juridisch essentieel. Toegepaste juridische bewijscontext Bewijslastverdeling: De regels die bepalen wie wat moet bewijzen in een procedure. Essentieel voor de start van iedere bewijsvoering. Feitenvaststelling: De juridische beslissing over welke feiten als bewezen worden aangenomen. Cruciaal in elke redenering. Rechtsvermoeden: Een door de wet of rechter aangenomen feit dat bewijswaarde heeft, tenzij tegenbewijs wordt geleverd (bijv. bezit geldt als eigendom). Indicium: Een indirect bewijsfeit dat in combinatie met andere elementen kan leiden tot bewijs van een hoofdfeit. Tegenbewijs: Bewijs dat het tegendeel aantoont van wat beweerd of vermoed wordt. Negatief bewijs: Poging om aan te tonen dat iets *niet* gebeurd is, vaak complex en controversieel. Bewijsmiddelen: De middelen (documenten, getuigen, vermoedens, deskundigenverslagen, enz.) waarmee bewijs geleverd wordt. Cumulatief bewijs: Meerdere elementen samen leiden tot conclusie. Alternatief bewijs: Eén van meerdere wegen leidt tot dezelfde conclusie. Afwezigheidsbewijs: De onmogelijkheid van een feit kan een bewijs zijn van een ander feit (¬P ? Q). Meta-logische en filosofische begrippen Q.E.D. (Quod Erat Demonstrandum): Wat bewezen moest worden; einde van een bewijs. Axiomatisch stelsel: Een set onbewijsbare uitgangspunten waaruit men vertrekt. Reductie tot absurditeit: Techniek waarbij men het tegendeel van een stelling veronderstelt en toont dat dit leidt tot een contradictie. Categorietheorie: Een abstracte wiskundige taal voor structuur en relaties, toegepast op juridische transformatie van wetgeving. Commutator matrix: Een structuur om relaties tussen juridische elementen wiskundig voor te stellen; ingezet bij het analyseren van bewijskracht.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#193 | |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 29 augustus 2013
Berichten: 14.196
|
![]() Citaat:
Het is een 53 pagina lange opsomming van fouten en bedrog dat binnen de fiscus is gehanteerd om hun stommiteiten te verbergen. Even meegeven, de rechter heeft zelfs niet de minste commentaar geleverd op die conclusies. Dat fenomeen ( bewijzen die de fiscus niet aanstaan richting vuilbak ) is al van 2010 aan de gang. Indien er nog mensen zijn die documenten uit ons eindeloos gevecht tegen corruptie willen zien, stuur maar een PM. Ik wil nog naar het nederlands vertalen indien nodig...
__________________
Creating more with less is a hallmark of a good engineer. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#194 |
Minister
|
![]() Bedankt
Je kan toch in cassatie want rechter moet antwoorden op (genummerde) argumenten. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#195 |
Minister
|
![]() Hierbij vonnis met mijn advies aan de klanten
. 3.1 Schending van het gelijkheidsbeginsel Standpunt van de verdediging Argument: Concluant wordt wél vervolgd, terwijl zijn klanten — de feitelijke opdrachtgevers van het frauduleus concert — niet worden vervolgd, wat een schending zou inhouden van het gelijkheidsbeginsel (art. 10-11 Gw., art. 14 EVRM). Hij beroept zich op een precedent (Raoul Stuyck) waarbij alle betrokkenen, inclusief klanten, werden vervolgd. Het vervolgingsbeleid zou willekeurig zijn: geen enkele motivering van het Openbaar Ministerie waarom de anderen niet vervolgd werden. Conclusie: Niet-ontvankelijkheid van de strafvordering wegens schending van het gelijkheidsbeginsel en de goede procesorde. Antwoord van de rechter De feitenrechter is gebonden door de saisine, d.w.z. de verwijzingsbeschikking van de raadkamer (art. 127 Sv.). Rechter kan geen oordeel vellen over niet-vervolgde derden, zelfs al lijkt de vervolgingsbeslissing willekeurig. Geen schending van het gelijkheidsbeginsel kan worden afgeleid uit het verschil in vervolging, zolang geen formele discriminatie in rechte is aangetoond. Analyse De rechter volgt hier de klassieke cassatierechtspraak: het opportuniteitsbeginsel (art. 28quinquies, §1 Sv.) verleent het Openbaar Ministerie de discretionaire bevoegdheid te beslissen wie wordt vervolgd. Cass. 11 april 2000 (P.99.1604.N): “Het staat het openbaar ministerie vrij om te vervolgen of niet te vervolgen.” Het gelijkheidsbeginsel wordt pas geschonden als *gelijke gevallen op systematische en rechtens niet te verantwoorden wijze ongelijk worden behandeld. Dat is hier niet aantoonbaar. In Stuyck ging het wellicht om een andere kwalificatie, andere feitelijke context of een gezamenlijke vervolgingsstrategie, die hier niet identiek wordt bewezen. Advies Als dit argument hernomen wordt in hoger beroep of cassatie: Onderbouw duidelijk dat de gelijke gevallen ook juridisch en feitelijk identiek zijn (bv.zelfde rol, gelijkaardig voordeel, gelijke omvang). Probeer aan te tonen dat de vervolging arbitrair is of getuigt van misbruik van het vervolgingsmonopolie (Cass. 25 juni 2013, P.13.0522.N). --- 3.2 Lex specialis en verkeerde dagvaarding Standpunt van de verdediging Het misdrijf “ernstige fiscale fraude” (Wet 17 juni 2013) is een complexe samenstelling van meerdere inbreuken. Het Openbaar Ministerie mag die niet los vervolgen, maar moet de dagvaarding richten op het onsplitsbare geheel. Lex specialis derogat legi generali: Gemeenrechtelijke strafbepalingen (valse stukken art. 193-197 Sw.) mogen niet worden toegepast als het bijzonder fiscaal strafrecht dit reeds omvat. Antwoord van de rechter Lex specialis sluit lex generalis niet automatisch uit. Het bestaan van fiscale valsheden sluit het bestaan van gemeenrechtelijke valsheden niet uit (Cass. 24 april 2018, P.17.0860.N). Het OM mag een dagvaarding baseren op meerdere misdrijven, ook als die samen ernstige fiscale fraude vormen. Geen sprake van een ongeldige dagvaarding. Analyse Het beroep op lex specialis is relevant, maar de toepassing is niet absoluut: Enkel bij tegenstrijdigheid (inconsistentie) tussen de lex generalis en lex specialis geldt uitsluiting. Cass. 11 juni 2013, P.12.1386.N bevestigt dat beide wetsbepalingen kunnen naast elkaar bestaan zolang ze verschillende rechtsbelangen beschermen. Bovendien betreft het hier een cumulatie van strafbare feiten met één juridische kern, wat vervolgbaar blijft onder meerdere kwalificaties (art. 65 Sw.). Advies Als dit argument hernomen wordt, specificeer: Waarom de toepassing van de gemeenrechtelijke artikelen (bv. art. 197 Sw.) leidt tot rechtsgevolgen (bv. strafverzwaring, andere verjaringstermijn) die door de lex specialis net bedoeld waren te vermijden. Toon aan dat het Openbaar Ministerie via “knippen en plakken” van losse feiten de intentie van de wetgever miskent (cf. Parlementaire voorbereiding 2013: "de coherente fraudestructuur"). --- 3.3 Verjaring Standpunt van de verdediging Laatste strafbare feit (gebruik valse stukken): 8 april 2013 ? aanvang verjaring. Nieuwe Wet 9 april 2024 (inwerking 28 april 2024) voorziet onmiddellijke toepassing, maar enkel als de strafvordering nog niet verjaard is. Gezien 10 jaar verjaringstermijn (op basis van max. 5 jaar straf), en slechts beperkte schorsing (COVID), is de strafvordering verjaard vóór 28 april 2024. Antwoord van de rechter Artikel 21 V.T.Sv. bepaalt nieuwe verjaringstermijnen op basis van max. strafmaat. Nieuwe wet is onmiddellijk van toepassing op alle strafvorderingen die nog niet verjaard waren op 28 april 2024. Implicatie: als de strafvordering op die datum nog niet verjaard was, geldt nu een nieuwe verjaringstermijn (mogelijk langer). De rechtbank lijkt aan te nemen dat er nog geldige strafvordering bestond op 28 april 2024. Analyse Cruciaal knelpunt: Was de strafvordering verjaard vóór 28 april 2024? Indien ja: nieuwe wet niet van toepassing ? vordering verjaard. Indien nee: nieuwe wet verlengd de termijn ? vordering mogelijk niet verjaard. De verdediging moet zeer precies aantonen dat: De laatste daad van vervolging (bv. onderzoeksmaatregel of dagvaarding) dateert van vóór 8 april 2023. Enkel wettelijke schorsing (zoals COVID) mag in rekening worden gebracht, niet OM-initiatieven zonder gevolg. Advies Cijfermatig uitwerken in chronologische tabel: Datum laatste feit: 8 april 2013 Datum dagvaarding: X Schorsingen: COVID (hoe lang?) Andere stuitings- of schorsingsgronden? (Cass. 6 mei 2014, P.13.1904.N) Voeg bij voorkeur een tijdslijn toe aan het dossier met deze elementen. Verwijs naar Cass. 20 december 2016 (P.16.0382.N) en Cass. 19 april 2016 (P.14.1555.N) waarin wordt bevestigd dat bij verjaring de rechters slechts die feiten mogen in rekening brengen die betrekking hebben op de persoonlijk vervolgde beklaagde. --- Slotopmerking De argumenten van de verdediging zijn juridisch onderbouwd maar botsen op structurele beperkingen: 1. Het opportuniteitsbeginsel maakt dat ongelijke vervolging zelden leidt tot niet-ontvankelijkheid. 2. Lex specialis vergt tegenstrijdigheid, niet enkel parallelle toepasselijkheid. 3. Verjaring moet mathematisch onderbouwd worden en tijdig bewezen vóór inwerkingtreding nieuwe wet. Gezien iedereen veroordeeld werd tot eenvoudige schuldigverklaring heb ik voorgesteld te berusten in het vonnis. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#196 |
Minister
|
![]() Johan
Je advocaten waren niet aanwezig en lieten verstek daaro heb je geen vergoeding voor je geleden schade.De andere burgerlijke partijen werden wel vergoed. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#197 |
Minister
|
![]() Belangrijk voor Johan uit het strafdossier:
3.8. Inzake de beweerde valse facturatie aan Johan DAELEMANS (tenl. S) Onder de tenlastelegging S wordt V. vervolgd voor valsheid in handels- of bankgeschriften of in private geschriften en het gebruik ervan, door valselijk een factuur op te maken en/of te laten opmaken uitgaande van APM&ED gericht aan Johan DAELEMANS inzake de overname van gebruiksmateriaal en stock ter compensatie van het openstaande saldo op de rekening courant, terwijl in werkelijkheid deze overname louter fictief was en Johan DAELEMANS hiervan niet op de hoogte was om zo op onrechtmatige wijze de bestaande rekening-courant te kunnen vereffenen. Johan DAELEMANS En Monique MUYLDERMANS legden een strafklacht met burgerlijke partijstelling neer bij de onderzoeksrechter op 1 oktober 2015. In deze klacht werd er onder andere melding gemaakt van de betreffende factuur van APM&ED met factuurnummer 2006002 van 23 mei 2006 met als voorwerp de verkoop van materiaal van de vennootschap ter compensatie van de rekening-courant. Het zou gaan over een overname van onder andere een kampeerwagen Volvo, diverse motoren, twee maal een lichte vracht Volvo, een racewagen BMW en een wagen transporter. * V. betwist dat het gaat om een louter fictieve factuur. * De rechtbank stelt vast dat er in het strafdossier geen elementen vervat zijn, waaruit de rechtbank kan vaststellen dat de betreffende factuur vals is. De rechtbank oordeelt dan ook dat de tenlastelegging S in hoofde van V. niet bewezen is.
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#198 |
Minister
|
![]() Mogelijk beroep indien mijn klanten daarop aandringen maar ik adviseer negatief gezien de eenvoudige schuldigverklaring.
Paul I. ONTVANKELIJKHEID VAN DE STRAFVORDERING 1. Schending van het Gelijkheidsbeginsel (artikel 10 en 11 Grondwet) Appellant voert aan dat het Openbaar Ministerie willekeurig en zonder motivering heeft nagelaten andere betrokkenen – met name de klanten die optraden als opdrachtgevers van de betwiste facturen – te vervolgen, terwijl in gelijkaardige dossiers (cf. “zaak Raoul Stuyck”, bijgenaamd “mister 10 procent”) wél systematisch vervolging werd ingesteld tegen zowel leverancier als opdrachtgever. Het gelijkheidsbeginsel vergt dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden, tenzij een objectieve en redelijke verantwoording bestaat voor het onderscheid. In casu ontbreekt iedere motivering voor de discrepantie in vervolgingsbeleid. Het Hof van Cassatie heeft nochtans geoordeeld dat "de beslissing tot vervolging niet arbitrair mag zijn en geen manifest schending van het gelijkheidsbeginsel mag inhouden" (Cass. 18 oktober 2011, P.11.1197.N). Bij gebrek aan enige motivering van het vervolgingsbeleid stelt appellant dat deze selectieve vervolging neerkomt op een miskenning van het gelijkheidsbeginsel, hetgeen de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering tot gevolg moet hebben wegens schending van fundamentele procesbeginselen. --- 2. Verkeerde dagvaarding – Schending van het beginsel Lex Specialis derogat legi generali Appellant werd vervolgd op basis van diverse afzonderlijke misdrijven (valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken, enz.), terwijl sinds de Wet van 17 juni 2013, in werking getreden op 8 juli 2013, het misdrijf “ernstige fiscale fraude” een onderscheiden en ondeelbare infraction complexe vormt met eigen omschrijving, strafmaat en verjaringstermijn. Dit werd bevestigd door de Wet van 16 mei 2024 tot aanpassing van het bijzonder fiscaal strafrecht aan het nieuw Strafwetboek. Door appellant aan te spreken op afzonderlijke misdrijven die integraal opgaan in het samenstel van de bijzondere strafbaarstelling “ernstige fiscale fraude”, heeft het Openbaar Ministerie de verkeerde kwalificatie toegepast en aldus het specialiteitsbeginsel geschonden. Dit wordt beklemtoond door de uitsluiting van het gemeen recht (zoals artikelen 193 e.v. Sw.) in fiscale context, conform de cassatierechtspraak waarin geoordeeld werd dat bij toepassing van een lex specialis de lex generalis buiten toepassing moet blijven wanneer beide dezelfde materie regelen (Cass. 4 maart 2014, P.13.1347.N). --- 3. Verjaring van de strafvordering Volgens de nieuwe verjaringsregeling (Wet van 9 april 2024, in werking sinds 28 april 2024), geldt dat de verjaringstermijn onmiddellijk van toepassing is op lopende strafvorderingen die op die datum nog niet verjaard waren (art. 21 V.T.Sv.). Voor het misdrijf “ernstige fiscale fraude” is de maximale gevangenisstraf 5 jaar, hetgeen een verjaringstermijn van 10 jaar met zich meebrengt. Laatste feitelijke handeling die aan appellant kan worden toegerekend (namelijk het vervalsen van facturen) dateert van 8 april 2013. De vervolging werd eerst ingesteld in het voorjaar van 2024. Zelfs met toepassing van een beperkte covid-schorsing en verwijzingsdata, kan de termijn van 10 jaar niet rechtsgeldig overschreden zijn. Verjaring is van openbare orde (Cass. 6 mei 2008, P.07.1414.F) en dient ambtshalve toegepast te worden door de rechter zodra de termijn verstreken is. Alle feiten dateren van vóór 8 april 2013, hetgeen leidt tot verval van de strafvordering in hoofde van appellant. --- II. TEN GRONDE: MISKENNING VAN DE SAMENHANG EN ONSPLITSBAARHEID VAN DE FISCALE FRAUDE Appellant benadrukt dat ernstige fiscale fraude niet herleid kan worden tot een louter optelsom van gemeenrechtelijke misdrijven. Door hem te vervolgen voor elementen die reeds geïncorporeerd zijn in de bijzondere strafbaarstelling, zonder toepassing van de bijzondere regels inzake vervolging, bewijslast, en strafmaat, heeft het Openbaar Ministerie niet alleen het specialiteitsbeginsel miskend, maar ook het recht van verdediging van appellant aangetast. Door bovendien slechts één partij te vervolgen in een samenhangend collectief misdrijf (concert frauduleux), wordt de zaak onnatuurlijk afgesneden van haar context en wordt een fundamenteel onevenwicht gecreëerd in de beoordeling van intentie, aandeel, en ernst. --- III. CONCLUSIE EN VORDERING Appellant verzoekt het Eerwaarde Hof: 1. Het hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; 2. De niet-ontvankelijkheid van de strafvordering uit te spreken wegens: schending van het gelijkheidsbeginsel; toepassing van de verkeerde strafbepalingen (lex generalis i.p.v. lex specialis); verjaring van de strafvordering; 3. Subsidiair, appellant vrij te spreken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs binnen het correcte juridische kader; 4. In elk geval, appellant te ontslaan van rechtsvervolging; 5. De kosten te laten ten laste vallen van de Staat. --- Bijlagen: Vonnis rechtbank van eerste aanleg [datum] Repliek OM van 6 februari 2024 Kopie van de Wet van 17 juni 2013 Wet van 16 mei 2024 tot wijziging fiscaal strafrecht Wetboek van Strafprocesrecht, art. 21 V.T.Sv. (nieuw) Uittreksels uit relevante cassatierechtspraak
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |
![]() |
#199 |
Minister
|
![]() Dat is een bijzonder rijk thema voor een filosofisch-juridisch hoofdstuk in Beweren is niet bewijzen. De conflictsituatie tussen het vervolgingsmonopolie (typisch in België: het Openbaar Ministerie beslist autonoom of vervolging wordt ingesteld) en het gelijkheidsbeginsel (zoals vervat in art. 10–11 Grondwet en art. 14 EVRM) biedt een perfecte insteek om diepere vragen te stellen over beslissingslogica, inconsistentie, selectiviteit, en zelfs de fundamentele bewijsstructuren achter justitieel handelen.
Hieronder geef ik een voorstel tot opbouw van een apart hoofdstuk, met verwerking van categorietheorie én bewijstheorie, in lijn met de stijl van de verhandeling. --- ???? Hoofdstuk X – Vervolging als keuze: tussen monopolie en gelijkheid I. Inleiding: het probleem van selectieve vervolging Schets van het vervolgingsmonopolie: enkel het Openbaar Ministerie beslist over het al dan niet instellen van een strafvordering. Juridisch spanningsveld: kan vervolgingskeuze ooit neutraal zijn als de justitiabele wél gelijk moet behandeld worden? De vraag: Is het bewijs van vervolgbaarheid voldoende om tot vervolging over te gaan, of is vervolging een eigen deductie? --- II. Logische structuur: bewijs ??* beslissing Een daad (misdrijf) kan formeel bewezen zijn, maar toch onbestraft blijven: bewijs is dus noodzakelijk maar niet voldoende voor vervolging. Categorisch uitgedrukt: Laat P = “er is bewijs voor feit F” Laat Q = “er wordt vervolgd” In een ideale logica: P ? Q In de praktijk: P bestaat, maar ¬Q volgt soms toch (sepot, beleidsprioriteit, substitutiebeleid). Het gevolg: logische inconsistentie of minstens niet-monotoniciteit van het vervolgingsbeleid. --- III. Bewijstheorie: van propositioneel bewijs naar institutionele gevolgtrekking In de klassieke logica: bewijs P leidt via deductie tot Q. In de rechtspraktijk: de overgang van P naar Q gebeurt via institutionele selectiemechanismen, niet via logische dwingendheid. Dit impliceert dat vervolging niet afhangt van bewijs alleen, maar van een selectief criterium: bewijzen worden dus gecontextualiseerd en geherwaardeerd. Daarmee stuiten we op de bewering zonder gevolgtrekking: het bewijs blijft ‘waar’ in abstracto, maar krijgt geen performatieve werking. --- IV. Categorietheorie: vervolgingslogica als niet-functoriële transformatie Stel Bewijscategorie B = verzameling van bewezen feiten met morfismen tussen ze (vb. causaal verband tussen elementen). Stel Vervolgingcategorie V = effectieve vervolgingsdaden (dagvaarding, opsporing, correctionalisering). Er is geen functor F: B ? V die de structuur van bewijslast bewaart. Want: eenzelfde bewijsmorfisme (bijvoorbeeld: witwassen ? valsheid in geschrifte) leidt niet altijd tot vervolging in beide domeinen. In categorietermen: het systeem is niet-faithful, niet-full, niet-essentieel surjectief. Conclusie: vervolging is geen categorische consequentie van bewijzen, maar een apart morfisme: van oordeel naar handelen via discretionaire macht. --- V. Rechtsvergelijking en doctrine Duitsland: mogelijkheid tot ‘klageerzwingung’ – slachtoffer kan vervolging afdwingen via rechter (in zekere mate herstel van het functoriële verband). Frankrijk: partie civile-statuut opent toegang tot vervolging via burgerlijke partijstelling. België: beperkte rechtstreekse dagvaarding en klacht met burgerlijke partijstelling – maar de facto weinig toegang voor burgers tot het vervolgingsinitiatief. Filosofisch: schending van het categorische imperatief? Gelijkheid vereist immers gelijke behandeling bij zelfde bewijsgronden. --- VI. Reflectie: vervolging als strategische zet in juridisch schaakspel Schaakmetafoor: het Openbaar Ministerie kiest of het de openingszet speelt; het slachtoffer heeft enkel beperkte omgekeerde toegang (burgerlijke partij = paardensprong). Beslissen om niet te vervolgen = zet weigeren in competitief spel. De vraag blijft: is een spel eerlijk als slechts één speler mag beginnen? In wiskundige termen: het systeem is asymmetrisch en niet reciprocitair. --- VII. Conclusie: normatief appel op logische symmetrie In een rechtssysteem dat beweren niet verwart met bewijzen, moet elke bewijsbare handeling minstens tot potentiële vervolging leiden. Gelijkheid vraagt om een logisch gesloten en consistente transformatie van feiten naar vervolging, tenzij uitzonderingen volledig verantwoord zijn. Categorietheoretisch: men zou moeten streven naar een adjunctie tussen bewijssysteem en vervolgingssysteem – een morfisme dat de asymmetrie minimaliseert en gelijke gevallen gelijk behandelt. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven Laatst gewijzigd door bedrijven docter : 8 juli 2025 om 00:57. |
![]() |
![]() |
![]() |
#200 |
Minister
|
![]() En nu in mensentaal:
?? 1. Gelijkheidsbeginsel versus vervolgingsmonopolie Het OM beschikt over een discretionaire bevoegdheid om te beslissen wie en wanneer vervolgd wordt: het vervolgingsmonopolie (art.?28quinquies Sv.). Het blijft echter niet onbeperkt: vervolging mag niet arbitrair of discriminatoir zijn. Het Hof van Cassatie verduidelijkt: het gelijkheidsbeginsel kan enkel ingeroepen worden wanneer er sprake is van in concreto vergelijkbare gevallen — dus gelijke feiten, gelijke omstandigheden, gelijke rol, zonder objectieve rechtvaardiging . > “belastingplichtige kan enkel schending gelijkheidsbeginsel inroepen als situatie in concreto vergelijkbaar is” Met andere woorden: onderzoek gestalte op concrete matrix van feiten, niet ???????tief over algemene ongelijkheid. --- ???? 2. Jurisprudentie – relevante arresten Cass. (Fisc. Act. 2021): Enkel de concrete gelijkenis telt. Het gelijkheidsbeginsel beschermt niet tegen elke ongelijkheid, maar wel tegen ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van identieke feiten binnen gelijke context . Cass. 17 februari 2015 (P.14.1509.N): Herhaalde dat “identiek” of “substantieel dezelfde feiten” beslissend zijn bij beoordeling van non bis in idem, en breder: gelijkheidstoets vereist scherp feitanalyse . --- ???? 3. Wanneer primeert vervolgingsmonopolie? Cassatie stelt een drieledige toets: 1. Zijn feiten daadwerkelijk gelijk of substantieel gelijk? 2. Is er een rechtsbetekenisvol onderscheid dat verschil in vervolging rechtvaardigt (bv. ernst, bewijs, opportuniteit)? 3. Is er sprake van arbitraire, willekeurige selectie door het OM? Indien 1 en 3 ja en 2 nee: er is schending ? mogelijk onontvankelijkheid. In alle andere gevallen blijft het OM primaat behouden: gelijke gevallen kunnen ongelijk behandeld worden als omstandigheden dat toelaat, en dit is geen schending. Paul
__________________
Ik werd nooit betaald om de dingen juist te schrijven, maar wel om de juiste dingen te schrijven |
![]() |
![]() |