Oorspronkelijk geplaatst door De Knut
Er was eens een klein meisje, Roodkapje, die woonde aan de rand van een woud vol bedreigde uilen en zeldzame planten. Ze woonde daar met haar verzorger die ze soms ook "moeder" noemde; maar ze wil daarmee uiteraard niet denigrerend doen over andere niet-traditionele huishoudvormen.
Op een mooie dag vroeg haar moeder haar om een mand met organisch geteelde groenten en een fles mineraalwater naar haar oma te brengen.
"Maar moeder, steel ik zo niet het werk van de vakbondsmensen die jarenlang hebben gevochten voor het recht om de pakjesdienst in het woud te mogen bezorgen?"
Moeder verzekerde haar echter dat ze van de vakbond uitzonderlijk een gunstmaatregel had kunnen afkopen.
"Maar moeder, onderdruk je me niet door me op te dragen om een mand weg te brengen?"
Moeder wees er haar op dat vrouwen niemand kunnen onderdrukken omdat alle vrouwen zelf evenveel onderdrukt worden totdat ze ooit allemaal vrij zullen zijn.
"Maar moeder, beledig ik grootmoeder niet door te impliceren dat ze ziek en hulpbehoevend zou zijn en dat anderen haar in haar onderhoud moeten helpen?"
Moeder vertelde haar echter dat oma niet echt ziek of hulpbehoevend of gehandicapt was, waarmee ze zeker en vast niet zou durven beweren dat zulks in welk opzicht dan ook minderwaardig zou zijn aan een situatie die door sommigen "gezond" wordt genoemd.
Gerustgesteld vertrok Roodkapje dus met haar mandje door het grote woud naar grootmoeder.
Veel mensen dachten dat het woud een gevaarlijke plek was om in rond te dwalen, maar Roodkapje wist dat dit slechts een subjectief gevoel van onveiligheid betrof, gebaseerd op irrationele culturele paradigma's die ons worden opgedrongen door een patriarchale samenleving die de natuurlijke wereld bekijkt als een plaats waar de roofdieren onduldbare tegenspelers zijn. Anderen vermijden dan weer het woud omdat er rovers en dieven zouden schuilen, maar Roodkapje wist eveneens dat in een klasseloze maatschappij deze mensen zouden geaccepteerd worden als toonvoorbeelden van alternatieve levenswijzen.
Plots stond ze voor een grote grommende wolf die haar vroeg wat ze in haar mandje had. Alhoewel haar leraar haar steeds had opgedragen niet met vreemden te praten vond ze dat een zeer onverdraagzaam standpunt en antwoordde: "Ik breng mijn oma een paar gezonde snacks als teken van solidariteit".
De wolf zei: "Weet je, het is niet veilig voor een klein meisje als jij om hier alleen rond te dwalen." Roodkapje antwoordde: "Ik vind jouw opmerkingen zeer sexistisch en denigrerend, maar ik zal ze negeren wat ik besef dat jij als wolf uitgestoten wordt door de maatschappij, en dat de stress die hiermee samengaat er voor heeft gezorgd dat je een alternatieve kijk op de wereld hebt die ik volledig dien te respecteren."
Roodkapje vervolgde haar weg, maar omdat de wolf door zijn status van sociale verschoppeling eindelijk bevrijd was van het lineaire westerse denken wist hij een kortere weg naar het huisje van de grootmoeder. Hij viel het huis binnen, vrat oma op – zijn rol van roofdier getrouw – en trok, niet gehinderd door eng rolpatroondenken, oma's kleren aan en ging onder de lakens liggen.
Toen Roodkapje binnenkwam met haar mandje en zei: "Grootmoeder, ik breng je wat snacks van niet-genetisch gemanipuleerde gewassen om je rol van wijze matriarch te eren." kirde de wolf met zachte stem: "Kom dichterbij kindje, zodat ik je goed kan zien."
Roodkapje kwam dichter en zei geschokt: "Maar oma, wat heb je grote ogen!"
"Je vergeet dat ik optisch uitgedaagd ben" zei de wolf.
"Maar oma, wat heb je ook een enorme neus!"
"Tja, ik kon daar wel iets aan laten doen om mijn acteercarrière vooruit te helpen, maar ik weiger toe te geven aan de sociale druk, mijn kindje."
"En wat heb je grote tanden!!"
Op dat moment sperde de wolf zijn kaken wijd open en greep Roodkapje vast. "Vergeet je niks?" brulde Roodkapje luid. "Je moet mijn uitdrukkelijke toestemming vragen vooraleer je een volgend niveau van intimiteit met mij kunt bereiken." Zei Roodkapje, en schopte de wolf hard tegen de schenen.
Op dat moment stormde Michel Vandenbossche het huisje binnen en riep: "Handen af, smeerlap!".
Roodkapje werd razend kwaad en schreeuwde: "Wie denk je wel dat je bent? Als je me nu helpt is dat slecht voor mijn zelfvertrouwen en dus mijn toekomst!"
Michel stormde echter dichterbij en riep: "Ik heb het tegen jou! Handen af van dat bedreigde dier!!", en hij smakte Roodkapje met geweld tegen de muur zodat ze bewusteloos neerzeeg.
"Je komt net op tijd", zei de wolf. Die kleine trut en haar grootmoeder hadden me hier binnengelokt. Ik dacht dat ik eraan was."
"Ach, ik had ze al een tijdje in het oog", zei Vandenbossche. "Al van sinds ze in het bos bedreigde bloemen aan het plukken was. En nu bezorgt ze me nog een trauma ook. Heb je me geen aspirientje?"
"Tuurlijk" zei de Wolf, hij boerde eens even en vroeg: "Heb jij mij geen maalox?"
Knut Noordland
(Met dank aan de Funny Pages voor de inspiratie)
|