![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Binnenland Onderwerpen omtrent de binnenlandse politiek kunnen hier terecht. Let er wel op dat dit subforum enkel over dergelijk algemene zaken gaat die niet thuishoren in de themafora. |
![]() |
|
Discussietools |
![]() |
#21 |
Banneling
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
|
![]() Hier mijn memorie met verantwoording, gisteren verzonden:
Origineel/Afschrift MEMORIE MET VERANTWOORDING ROLNUMMER: 5477 In zake: het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bijzondere wet van 19 juli 2012 tot aanvulling van artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel betreft, ingesteld door Boyke, uit eigen naam en namens de gemeente Rotselaar Aan het Grondwettelijk Hof, Beperkte Kamer, Geachte Heer Voorzitter, Geachte Heren Rechters-verslaggevers, Gelet op de conclusies van de rechters-verslaggevers, Overwegende dat het Grondwettelijk Hof, Beperkte Kamer, alleen dan een beroep tot vernietiging mag afwijzen als klaarblijkelijk onontvankelijk wanneer deze onontvankelijkheid steun vindt in de bepalingen van de bijzondere wet of in de gevestigde rechtspraak van het Hof; Overwegende dat het “principe” (“appreciatie” en “gevoelens”) waarop de rechters-verslaggevers zich steunen om verzoeker zijn belang in twijfel te trekken zich niet heeft ontwikkeld tot een “refrein”, waaruit blijkt dat het niet écht tot de gevestigde rechtspraak van het Hof behoort en dat het in niet meer dan zes arresten van het Hof wordt gebezigd en dan alleen in ethische kwesties, als obiter dictum of als formule om ellenlange argumenten betreffende het moreel belang in beknopte bewoordingen van tafel te vegen; Overwegende dat het Hof, dat in arrest nr. 90/2010 van 29 juli 2010 godsdienstige motieven aanvaard heeft als grond voor een voldoende belang, nu niet de politieke motieven van verzoeker kan verwerpen, zonder zich te bezondigen aan discriminatie; Overwegende dat de conclusies van de rechters-verslaggevers, met betrekking tot het belang van de gemeente Rotselaar, niet gemotiveerd zijn en dus niet tot een arrest van de Beperkte Kamer kunnen leiden; Geeft ondergetekende verzoeker te kennen: 0. INLEIDING De bijzondere wetgever is bevoegd om het door de bestreden wet opgerichte overlegorgaan in het leven te roepen, inzonderheid krachtens artikel 143, § 3, van de Grondwet. Dat hij de gemeenten van de vroegere provincie Brabant bij dat overleg betrekt behoort wellicht tot zijn soevereine appreciatiebevoegdheid. Hij mag dit nieuwe orgaan echter niet de naam “gemeenschap” geven, omdat artikel 2 van de Grondwet de naam “gemeenschap” heeft voorbehouden aan de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Hij mag de inwoners van de vroegere provincie Brabant – en inzonderheid de inwoners van Vlaams-Brabant en de gemeenten die tot deze provincie behoren – niet dwingen deel uit te maken van een “gemeenschap” die “van Brussel” is, en dit bij toepassing van de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Grondwet. De kritiek die verzoeker heeft op de bestreden bepalingen vloeit niet alleen voort uit het feit dat hij “een wet afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze wet bij hem oproept”. Deze kritiek is in hoofdzaak gesteund op de klaarblijkelijke ongrondwettelijkheid van de bestreden bepalingen. En dat is meer dan een louter subjectieve, gevoelsmatige appreciatie. De regel dat hij die “een wet afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze wet bij hem oproept” geen belang heeft, werd in het verleden door het Hof gebruikt in ethische kwesties en als obiter dictum. In een aantal gevallen kan men zeggen dat het genoemde “principe” eigenlijk vervangbaar was en de afwijzing van het belang overduidelijk anders had kunnen uitgedrukt worden. Deze regel, dat “principe”, werd door het Hof opgegeven bij arrest nr. 90/2010 van 29 juli 2010. De conclusies van de rechters-verslaggevers ( hierna : de conclusies ) in verband met het belang van de gemeente Rotselaar zijn niet met redenen omkleed. Op dit punt mag het Hof, Beperkte Kamer, er dus geen rekenning mee houden. En dit op grond van het contradictoir karakter van de voorafgaande rechtspleging, voortvloeiende o.a. uit het feit dat de verzoeker een memorie met verantwoording mag indienen. Het Hof, Beperkte Kamer, moet dus toepassing geven aan artikel 71, laatste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. I. WAT HET BELANG VAN VERZOEKER PERSOONLIJK BETREFT A. ARGUMENTEN VAN DE RECHTERS-VERSLAGGEVERS De rechters-verslaggevers beschouwen het beroep dat door verzoeker uit eigen naam werd ingesteld als klaarblijkelijk onontvankelijk wegens ontstentenis van het vereiste belang in de volgende summiere bewoordingen: “Het komt de rechters-verslaggevers voor dat het feit dat een verzoeker een wet afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze wet bij hem oproept, niet kan worden aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang.” B. WEERLEGGING VAN DEZE ARGUMENTEN 1. Het “principe” De rechters-verslaggevers steunen hun conclusies op de volgende door hen gestelde regel: het feit dat een verzoeker een wet afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze wet bij hem oproept, kan niet worden aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang. Deze regel wordt hierna “het principe” genoemd. Het principe wordt vermeld in de volgende zes arresten van het Hof: nr. 32/90, nr. 39/91, nr. 45/96, nr. 110/99, nr. 133/99 en nr. 23/2000. Het wordt echter impliciet opgegeven in arrest nr. 90/2010. Het principe kan dus door de rechters-verslaggevers niet aangewend worden om het verzoek van verzoeker klaarblijkelijk onontvankelijk te verklaren. 2. Draagwijdte van het principe in het verleden a. Verzoeker vecht een ongrondwettelijkheid aan Iedere verzoeker die een wet, een decreet of een ordonnantie voor het Hof aanvecht keurt die norm bovendien af op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze wet bij hem oproept. Die bijkomende afkeuring volstaat echter niet om zijn verzoek klaarblijkelijk ongegrond te verklaren. Die afkeuring kon, volgens het intussen verdwenen principe, alleen tot de onontvankelijkheid van het beroep leiden, wanneer deze afkeuring de enige reden was om de norm aan te vechten. Verzoeker keurt de door hem bestreden bepaling niet alleen af op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens deze bepaling bij hem oproept. Hij “keurt ze af” omdat zij ongrondwettelijk is, en met name omdat zij strijdig is met artikel 2 van de Grondwet, deze bepaling gelezen in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Er werd terecht geschreven: “Weliswaar moet een onderscheid worden gemaakt tussen een “louter moreel belang” en waarden die als fundamentele rechten en vrijheden of als erkend algemeen rechtsbeginsel zijn gewaarborgd en die als subjectief recht steeds in rechte afdwingbaar zijn, zoals het recht op vrije schoolkeuze.” ( A. Alen (ed.), 20 jaar Arbitragehof, Mechelen, Kluwer, 2005, p. 154). Ten overvloede moet nog worden opgemerkt dat verzoeker zich beroept op een schending, in de eerste plaats, van artikel 2 van de Grondwet. Deze bepaling gelezen in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Door te bepalen dat niemand kan worden gedwongen deel uit te maken van een gemeenschap die niet door de Grondwet is ingesteld, verlenen de artikelen 2, 10 en 11 van de Grondwet een waarborg die niet aan sommigen kan worden ontnomen. Mocht blijken dat een categorie van personen het recht wordt ontzegd om geen deel uit te maken van een gemeenschap die niet door de Grondwet is ingesteld, dan zou dat verschil in behandeling niet kunnen worden verantwoord, aangezien het op de voormelde artikelen 2, 10 en 11 zou stuiten. Het zou de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dan ook schenden (zie en vergelijk bijvoorbeeld met arrest nr. 26/2002 van 30 januari 2002 van het Hof, B.4). Er moet vastgesteld worden dat het Hof zeer veel belang hecht aan de bepalingen van titel I van de Grondwet. In arrest nr. 26/98 van van 10 maart 1998 overwoog het Hof in B.4.1: “Zulks impliceert dat de taal die er (in de randgemeenten) in bestuurszaken moet worden gebruikt in beginsel het Nederlands is en dat bepalingen die het gebruik van een andere taal toestaan niet tot gevolg mogen hebben dat afbreuk wordt gedaan aan de door artikel 4 van de Grondwet gewaarborgde voorrang van het Nederlands”. b. Het principe gold alleen in ethische kwesties en als obiter dictum en in een aantal gevallen was het vervangbaar (i) Het principe gold alleen in ethische kwesties In de arresten nrs. 32/90, 39/91 en 23/2000 wordt het principe gebruikt in zaken betreffende ethische kwesties. De arresten waarin het principe gebezigd wordt in ethische kwesties zijn niet dienstig om het principe te dezen toe te passen. Te dezen betreft het geen ethische kwestie, maar een kwestie van ongrondwettelijkheid waarbij de subjectieve appreciatie en de gevoelens van verzoeker niet terzake dienstig zijn. (ii) Het principe werd voor het overige gebruikt als obiter dictum In de arresten met nrs. 45/96, 110/99 en 133/99 wordt het principe gebruikt als obiter dictum, als een overtollig motief. En dat heeft verregaande gevolgen. In het Engelse recht hebben obiter dicta, daar eenvoudigweg dicta genoemd, geen precedentswaarde (C. CAUFFMAN, De verbindende eenzijdige belofte, Intersentia, Antwerpen-Oxford, 2005, blz. 270). Hetzelfde geldt in het Belgische recht en ook met betrekking tot de arresten van het Hof. Een obiter dictum in een arrest van het Grondwettelijk Hof heeft geen gezag van gewijsde (S. LUST, “Het vernietigingscontentieux voor het Arbitragehof. Een inleiding, in Proces versus proces, Vlaamse Conferentie der Balie van Gent, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2005, blz. 249, nr. 101; R. MOERENHOUT, Artikel 9-10 Bijzondere Wet op het Arbitragehof, in Publiek procesrecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., bijwerking 1 juli 1999, 11-12; J. VELAERS, Van Arbitragehof tot Grondwettelijk Hof, Antwerpen, Maklu, 1990, 327). Met de uitdrukking “gezag van gewijsde” wordt de bindende kracht van een vonnis of arrest aangeduid. Deze houdt in dat de beslissing voor partijen bindend is en dat met name in latere processen tussen dezelfde partijen onbetwistbaar vastligt wat de rechter omtrent de rechtsbetrekking tussen deze partijen heeft beslist. Het gezag van het gewijsde strekt zich ook uit tot het overwegend gedeelte van het vonnis of het arrest dat de noodzakelijke grondslag is van het dispositief (zie bv. Cass., 15 januari 1987, Arr. Cass., 1986-1987, nr. 285; Cass., 9 januari 2002, JT 2002, 366; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, nr. 2213, blz. 1043; “Sociaalrechtelijke aspecten omtrent de adagia “le criminel tient le civil en état” en “le criminel emporte le civil”, rede uitgesproken door advocaat-generaal Raymond NELISSEN op de plechtige openingszitting van het Arbeidshof te Antwerpen op 1 september 2004, IV, B, 2). Een obiter dictum heeft echter geen gezag van gewijsde. Aan overtollige redenen in een rechterlijke uitspraak is geen gezag van gewijsde verbonden (Cass., 3 november 1986, Arr. Cass., 1986-1987, nr. 137, blz. 306, Pas., 1987, 284; F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht & strafprocesrecht voor bachelors, deel II, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 3de uitgave, nr. 1882; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, nr. 2211, blz. 1043; “Sociaalrechtelijke aspecten omtrent de adagia “le criminel tient le civil en état” en “le criminel emporte le civil”, rede uitgesproken door advocaat-generaal Raymond NELISSEN op de plechtige openingszitting van het Arbeidshof te Antwerpen op 1 september 2004, IV, B, 2). Een obiter dictum in een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie of van het Gerecht van eerste aanleg heeft eveneens geen gezag van gewijsde (HvJ, Grote Kamer, 29 maart 2011, ThyssenKrupp Nirosta GmbH/Commissie, C-352/09 P, § 132 “Hieruit volgt dat, aangezien de rechtmatigheid van de overname van aansprakelijkheid door middel van de verklaring van 23 juli 1997 niet aan het Gerecht ter beoordeling was voorgelegd, de vaststelling in punt 62 van het reeds aangehaalde arrest Krupp Thyssen Stainless en Acciai speciali Terni/Commissie een obiter dictum is dat de grenzen van het aan het Gerecht voorgelegde geschil overschrijdt, en dus niet daadwerkelijk of noodzakelijkerwijs een rechtspunt heeft beslecht. Deze vaststelling kan dus geen gezag van gewijsde hebben.”). Een overweging gegeven als obiter dictum in een rechterlijke uitspraak heeft geen (volledige) precedentswaarde (zie bijvoorbeeld conclusie van advocaat-generaal W. Van Gerven van 29 juni 1993 in zaak C-137/92 P, voor het Hof van Justitie, inzonderheid nr. 52, en volgende) De arresten van het Hof waarin het principe als obiter dictum wordt vermeld hebben dus geen (volledige) precedentswaarde. Zij zijn niet geschikt om er een arrest van de Beperkte Kamer op te steunen. (iii) Enkele keren was het principe vervangbaar Hiervoor wordt verwezen naar de commentaren bij de arresten nr. 32/90, nr. 39/91 en nr. 23/2000 (zie verder). Verzoeker merkt dus op dat het principe in die arresten vervangbaar is. In de arresten betreffende de zwangerschapsafbreking (nr. 32/90 en nr. 39/91) wordt het zelfs kennelijk door het Hof gebruikt om in enkele woorden te antwoorden op een hele reeks argumenten omtrent het belang die kennelijk niet ter zake doende zijn. Dat is volgens verzoeker een slechte methode die niet aangemoedigd kan worden. In een zodanig delicate zaak als deze betreffende de zwangerschapsonderbreking had het Hof de argumenten één voor één moeten overlopen, zoals verzoeker doet bij de commentaar onder arrest 32/90. Dat was het aan de verzoekers verplicht. Op de vervangbaarheid van het principe gaat verzoeker niet verder in. In het kader van de voorafgaande rechtspleging kan het niet de bedoeling zijn dat de Beperkte Kamer het door de rechters-verslaggevers aangevoerde principe door een ander argument zou vervangen. Dat zou stijdig zijn met het contradictoir karakter van de voorafgaande rechtspleging. In arrest nr. 51/97 van 14 juli 1997 schreef het Hof over de mededeling van de conclusies van de rechters-verslaggevers: “Die mededeling beoogt het recht op een behoorlijke rechtspleging van verzoeker te waarborgen door hem de mogelijkheid te bieden zich ten aanzien van het opgeworpen probleem te verantwoorden” (overweging 3). De Beperkte Kamer mag dus niet verder gaan dan de rechters-verslaggevers; zij mag haar eigen argumenten niet in de plaats stellen van deze vervat in de conclusies. Door anders te beslissen zou er immers afbreuk gedaan worden aan het contradictoir karakter van de voorafgaande rechtspleging. En het recht van verdediging is een algemeen rechtsbeginsel dat ook moet gelden wanneer artikel 6 van het EVRM niet van toepassing is (zie bijvoorbeeld mutatis mutandis arrest van het Hof nr. 67/98 van 10 juni 1998, B.2.2). 3. Rechtspraak van het Hof die het principe leek toe te passen Het principe wordt vermeld in de volgende zes arresten van het Hof: nr. 32/90, nr. 39/91, nr. 45/96, nr. 110/99, nr. 133/99 en nr. 23/2000. Deze arresten zijn te dezen echter niet relevant. Zij kunnen niet aangewend worden ter ondersteuning van de conclusies. a. Arrest nr. 32/90 van 24 oktober 1990 (ethische kwestie en vervangbaarheid) (i) Inhoud van het arrest Dit arrest betrof de vordering tot schorsing van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking. In dit arrest nr. 32/90 van 24 oktober 1990 gebruikte het Hof voor het eerst de woorden “ethische appreciatie van de bestreden wet en de gevoelens die deze wet bij hen oproept”. Het Hof overwoog in verband met de individuele verzoekers in 2.B.3.3: “Alle door de verzoekende partijen ontwikkelde overwegingen, die door hen gebracht worden onder de algemene noemer “moreel belang”, verwijzen in essentie naar hun ethische appreciatie van de bestreden wet en de gevoelens die deze wet bij hen oproept. Het feit dat rechtsonderhorigen een wet afkeuren die aanleiding kan geven tot een ethisch debat, kan niet worden aangehouden als verantwoording van een voldoende belang” (2.B.3.3). Dat moreel belang omschreven deze verzoekers, luidens 2.A.3, als volgt: “Zij beroepen zich allen op een moreel belang omdat zij in hun persoonlijke gewetensplicht en –vrijheid en filosofische overtuiging worden aangetast doordat zij verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de bestreden strafwet ingevolge hun verplichte bijdragen tot de Z.I.V. De derde en vierde verzoekers achten zich aangetast in hun waardigheid aangezien de bestreden wet onderscheid maakt tussen burgers met en zonder handicap, waarbij deze laatsten over een betere bescherming van hun recht op leven beschikken. De vijfde verzoekers vrezen dat – hoewel het wettelijk ook toelaatbaar blijft een gehandicapt kind niet te aborteren – de maatschappelijke druk die door deze wet ontstaat om zulk kind toch te aborteren zo groot wordt dat het zeer moeilijk wordt om zich hiertegen te blijven verzetten. De eerste en de tweede verzoeker hebben professioneel belang omdat ze zich realiseren dat het vooral zwaar en matig gehandicapten zijn die door de technologische vooruitgang in de biogenetica voor de geboorte zullen opgespoord worden en wettelijk kunnen geaborteerd worden. De eerste en de vijfde verzoeker achten zich ook in hun belang als echtgenoot geschaad. Tenslotte voeren alle verzoekers aan dat zij als oprichters en medewerkers van het actiecomité ANGST belang hebben bij de vernietiging van de bestreden bepalingen, nu zij gedurende een jaar hebben gepoogd de parlementsleden te bewegen ze niet aan te nemen.” (ii) Het arrest is te dezen niet relevant ● Het arrest betrof een ethische kwestie. Te dezen betreft het geen ethische kwestie, maar een zaak van grondwettelijkheid. Te dezen staat men niet voor een ethisch debat maar voor een grondwettelijk debat, een debat over de grondwettelijkheid van een norm. ● Het lijkt dat het principe in dit arrest vervangbaar is. Dat blijkt wanneer men de in 2.A.3 uiteengezette morele redenen op een rij zet en zoekt naar voor de hand liggende alternatieven. α) verzoekers zouden verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de bestreden strafwet ingevolge hun verplichte bijdragen tot de Z.I.V In dit verband kon een ander argument gegeven worden. Het Hof heeft dat gedaan in het volgende arrest. Het Hof overwoog daar in dit verband: “De bestreden wet houdt evenwel, in strijd met wat de verzoekers beweren, voor niemand de verplichting in om tegen zijn wil medewerking te verlenen aan zwangerschapsafbrekingen. Het verband dat de verzoekers zien tussen hun verplichte bijdragen tot de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en zwangerschapsafbrekingen is zodanig los dat het niet in aanmerking kan worden genomen ter verantwoording van het door de Grondwet en de bijzondere wet vereiste belang.” Verzoeker verwijst hiervoor naar de commentaar bij het volgende arrest. β) aangetast in hun waardigheid aangezien de bestreden wet onderscheid maakt tussen burgers met en zonder handicap, waarbij deze laatsten over een betere bescherming van hun recht op leven beschikken Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt (vaste rechtspraak van het Hof, zij bijvoorbeeld arrest nr. 51/97 van 14 juli 1997, overweging 5). Dit argument is naast de kwestie. De verzoekers zouden alleen dan rechtstreeks en ongunstig geraakt kunnen worden indien zij ongeboren kinderen met een handicap zouden zijn. Alleen dan zouden zij gevaar lopen geaborteerd te worden. γ) vrezen dat – hoewel het wettelijk ook toelaatbaar blijft een gehandicapt kind niet te aborteren – de maatschappelijke druk die door deze wet ontstaat om zulk kind toch te aborteren zo groot wordt dat het zeer moeilijk wordt om zich hiertegen te blijven verzetten De verzoekers, die geen ongeboren kinderen zijn met een handicap, lopen niet het gevaar geaborteerd te worden onder maatschappelijke druk. Zij worden dus niet rechtstreeks en ongunstig geraakt door de bestreden wet. δ) hebben professioneel belang omdat ze zich realiseren dat het vooral zwaar en matig gehandicapten zijn die door de technologische vooruitgang in de biogenetica voor de geboorte zullen opgespoord worden en wettelijk kunnen geaborteerd worden Dit betreft de eerste en de tweede verzoeker in de zaak met rolnummer 237, Wouters Herman en Cortens Marc. In arrest nr. 39/91 wordt hun beroep vermeld: Wouters Herman was orthopedagoog en Cortens Marc huisarts. Beide verzoekers die artsen waren konden door de bestreden norm niet rechtstreeks en ongunstig geraakt worden. De bestreden norm hield voor hen geen verplichting in abortussen te plegen. Dat blijkt duidelijk uit artikel 350, tweede lid, 6°, van het Strafwetboek, gewijzigd door de in het besproken arrest bestreden norm: “Geen geneesheer, geen verpleger of verpleegster, geen lid van het paramedisch personeel kan gedwongen worden medewerking te verlenen aan een zwangerschapsafbreking.” ε) achten zich ook in hun belang als echtgenoot geschaad Als echtgenoot – zonder meer – kunnen de verzoekers niet rechtstreeks en ongunstig geraakt worden. Dat zou alleen kunnen als toekomstige vaders van een nog ongeboren kind, hetgeen niet werd beweerd. De verzoekers moeten aantonen dat zij in een rechtssituatie verkeren waarin zij door de bestreden norm rechtstreeks zouden kunnen worden geraakt. Dat een dergelijke rechtssituatie zich in de toekomst zou kunnen voordoen is niet voldoende om te doen blijken van het vereiste belang (zie arrest van het Hof nr. 51/97 van 14 juli 1997, overweging 7.1). ζ) dat zij als oprichters en medewerkers van het actiecomité ANGST belang hebben bij de vernietiging van de bestreden bepalingen, nu zij gedurende een jaar hebben gepoogd de parlementsleden te bewegen ze niet aan te nemen Het feit dat de verzoekers parlementsleden ertoe hebben pogen te bewegen de bestreden norm niet aan te nemen volstaat niet om te doen blijken van het vereiste belang. Men kan immers ook opkomen tegen een norm waardoor men niet rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt. b. Arrest nr. 39/91 van 19 december 1991 (ethische kwestie en vervangbaarheid) (i) Inhoud van het arrest Dit arrest betrof de vordering tot vernietiging van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking. Het Hof oordeelde in dit arrest in 4.B.3 over het belang van Villeneuve Jacques, kunstschilder, Van Eycken Martine, zonder beroep, en Van Geel Elise, beroep niet vermeld in het arrest maar optredende samen met haar echtgenoot in eigen naam en qq. ouders en wettelijke voogden van hun minderjarig kind (zaken met rolnummer 237). Deze verzoekers waren oprichters en medewerkers van de werkgroep ANGST (Actiecomité namens gehandicapten solidair tegen het wetsvoorstel Herman-Michielsen). In dit arrest nr. 39/91 overwoog het Hof in 4.B.3 over hun belang, in verband met een eerste argument over het belang: “De bestreden wet houdt evenwel, in strijd met wat de verzoekers beweren, voor niemand de verplichting in om tegen zijn wil medewerking te verlenen aan zwangerschapsafbrekingen. Het verband dat de verzoekers zien tussen hun verplichte bijdragen tot de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en zwangerschapsafbrekingen is zodanig los dat het niet in aanmerking kan worden genomen ter verantwoording van het door de Grondwet en de bijzondere wet vereiste belang.” In dit arrest overwoog het Hof in 4.B.3 in verband met hun belang verder, over het tweede en het derde argument ter ondersteuning van hun belang: “De andere door die verzoekende partijen ontwikkelde overwegingen verwijzen in essentie naar hun ethische appreciatie van de bestreden wet en de gevoelens die deze wet bij hen oproept. Het feit dat rechtsonderhorigen een wet afkeuren die aanleiding kan geven tot een ethisch debat, kan niet worden aangehouden ter verantwoording van het rechtens vereiste belang.” Die andere overwegingen worden door het Hof weergegeven in 4.A.3. De verzoekers, voelden zich aangetast in hun waardigheid omdat de bestreden wet een onderscheid maakt tussen burgers met en zonder handicap en aangetast in hun belang als echtgenoot. (ii) Het arrest is te dezen niet relevant Het arrest betrof eveneens een ethische kwestie. Te dezen betreft het geen ethische kwestie, maar een zaak van grondwettelijkheid. Te dezen staat men niet voor een ethisch debat maar voor een grondwettelijk debat, een debat over de grondwettelijkheid van een norm. Hetgeen omtrent het vorige arrest gezegd werd over de vervangbaarheid van het principe moet ook gelden in verband met dit arrest. Het principe is vervangbaar. Onder het vorige arrest schreef verzoeker: “β) aangetast in hun waardigheid aangezien de bestreden wet onderscheid maakt tussen burgers met en zonder handicap, waarbij deze laatsten over een betere bescherming van hun recht op leven beschikken Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt (vaste rechtspraak van het Hof, zij bijvoorbeeld arrest nr. 51/97 van 14 juli 1997, overweging 5). Dit argument is naast de kwestie. De verzoekers zouden alleen dan rechtstreeks en ongunstig geraakt kunnen worden indien zij ongeboren kinderen zouden zijn. Alleen dan zouden zij gevaar lopen geaborteerd te worden.” Verzoeker schreef eveneens: “ε) achten zich ook in hun belang als echtgenoot geschaad Als echtgenoot – zonder meer – kunnen de verzoekers niet rechtstreeks en ongunstig geraakt worden. Dat zou alleen kunnen als toekomstige vaders van een nog ongeboren kind, hetgeen niet werd beweerd. De verzoekers moeten aantonen dat zij in een rechtssituatie verkeren waarin zij door de bestreden norm rechtstreeks zouden kunnen worden geraakt. Dat een dergelijke rechtssituatie zich in de toekomst zou kunnen voordoen is niet voldoende om te doen blijken van het vereiste belang (zie arrest van het Hof nr. 51/97 van 14 juli 1997, overweging 7.1). “ Het principe was dus vervangbaar. Daaruit blijkt dat er aan het besproken arrest geen precedentswaarde kan toegekend worden. c. Arrest nr. 45/96 van 12 juli 1996 (obiter dictum) (i) Inhoud van het arrest Arrest nr. 45/96 betrof beroepen tot vernietiging van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd. De als tweede vermelde verzoeker vorderde de vernietiging van de woorden “tijdens de tweede wereldoorlog” en van artikel 1, tweede lid, dat voor de definitie van het begrip “genocide” verwijst naar het Genocideverdrag van 9 december 1948 (A.5.2 en A.5.3). In arrest nr. 45/96 overwoog het Hof in B.3.3 betreffende deze tweede verzoeker: “B.3.3. De verzoeker beweert niet dat hij het risico loopt op grond van de bestreden wet – die een bijzondere strafwet is – te worden veroordeeld of dat zijn recht op vrije meningsuiting dreigt in het gedrang te komen. Hij betoogt integendeel in de uiteenzetting van de middelen dat de bestreden wet zijns inziens niet ver genoeg gaat en dat de strafbaarstelling moet worden uitgebreid. Daarbij toont hij evenwel niet aan in welk opzicht hij persoonlijk door de beperking van de strafbaarstelling rechtsreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt. Het feit dat verzoeker een wet afkeurt op grond van een persoonlijke, subjectieve appreciatie of op grond van gevoelens die deze wet bij hem oproepen, kan niet worden aangehouden ter verantwoording van het rechtens vereiste belang.” (ii) Het arrest is te dezen niet relevant Naar luid van artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 is het vereist dat iedereen die de de vernietiging van een norm bij het Hof vordert “doet blijken” van een belang. Uit deze bepalingen vloeit voort dat eenieder die de vernietiging van een norm aanvraagt zijn belang moet aantonen in zijn verzoekschrift, m.a.w. dat hij aantoont dat hij door de norm rechtsreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt. Door vast te stellen dat de verzoeker in kwestie niet aantoont in welk opzicht hij persoonlijk door de beperking van de strafbaarstelling rechtsreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt, heeft het Hof in het besproken arrest op afdoende wijze vastgesteld dat deze verzoeker niet doet blijken van een belang. Het principe, opgenomen in het besproken arrest, is bijgevolg een obiter dictum of een overtollige reden. In de conclusies wordt het principe echter gebruikt als enig, determinerend motief. Het besproken arrest is te dezen dus niet dienstig. d. Arrest nr. 110/99 van 14 oktober 1999 (obiter dictum) (i) Inhoud van het arrest Dit arrest betrof de beroepen tot vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 23 juni 1998 houdende bijkomende bijstand aan personen die in een bestaansonzekere toestand verkeren ten gevolge van oorlogsomstandigheden, repressie en epuratie, ingesteld door de Ministerraad en anderen, waaronder de stad Dinant. In arrest nr.110/99 overwoog het Hof in B.3.1.4 in verband met het belang van de stad Dinant: “B.3.1.4. De stad Dinant wijst er voorts op dat zij “officieel is erkend als Martelaarsstad en als oorlogsslachtoffer” en rechtstreeks wordt getroffen door het bestreden decreet dat “door belediging van de geschiedenis is ingegeven”. Ter zake zij opgemerkt dat het bestreden decreet op generlei wijze afbreuk doet aan voormelde erkenning. Bovendien kan het feit dat een verzoeker een decreet afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die het bij hem oproept, niet worden aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang.” In verband met het beroep ingesteld door bepaalde natuurlijke personen overwoog het Hof in B.5.7: “B.5.7. Noch de morele afkeuring van een decreet, noch de gevoelens die het bij de verzoekende partijen oproept – en waarvan de ernst geenszins kan worden betwist – noch het belang dat erin bestaat dat de wettigheid in alle aangelegenheden wordt in acht genomen, is een voldoende belang in de zin van artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989. Weliswaar hebben bepaalde burgers zich meer dan anderen, meer bepaald door hun activiteiten en publicaties, ingezet voor de verdediging van bepaalde waarden. Maar terwijl een vereniging zich, door middel van haar maatschappelijk doel, kan vereenzelvigen met een zodanig doel, verschillen de verzoekende natuurlijke personen in dat opzicht slechts van elkaar door de mate van inzet voor een welbepaalde zaak. Het van geval tot geval verifiëren van de mate van inzet voor een dergelijke zaak is evenwel een ongeschikt middel om de actio popularis te voorkomen. De beroepen met rolnummers 1434 en 1436, en, in zoverre zij zijn ingesteld door natuurlijke personen, de beroepen met rolnummers 1487, 1488, 1591 en 1598, zijn bijgevolg niet-ontvankelijk bij gemis aan het vereiste belang.” (ii) Het arrest is te dezen niet relevant α ) Wat B.3.1.4. betreft In deze overweging stelt het Hof: “De stad Dinant wijst er voorts op dat zij “officieel is erkend als Martelaarsstad en als oorlogsslachtoffer” en rechtstreeks wordt getroffen door het bestreden decreet dat “door belediging van de geschiedenis is ingegeven”. Ter zake zij opgemerkt dat het bestreden decreet op generlei wijze afbreuk doet aan voormelde erkenning.” Het Hof stelt vast dat de stad Dinant als erkende Martelaarsstad niet ongunstig wordt geraakt door de door haar aangevallen bepaling. Dat is een voldoende overweging om te stellen dat zij geen belang heeft bij de vernietiging van de bestreden bepaling. Het principe wordt dus vermeld als obiter dictum, met alle reeds hoger beschreven gevolgen daaraan verbonden. β ) Wat B.5.7 betreft Hier overwoog het Hof: “Het van geval tot geval verifiëren van de mate van inzet voor een dergelijke zaak is evenwel een ongeschikt middel om de actio popularis te voorkomen.” Verzoeker begrijpt deze motivering niet. Het is een zinledige redenering. Het arrest kan op dit punt dus geen precedentswaarde hebben. Deze waarde komt niet toe aan zinledige overwegingen. e. Arrest nr. 133/99 van 22 december 1999 (obiter dictum) (i) Inhoud van het arrest Arrest nr. 133/99 betrof het beroep tot vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 28 april 1998 inzake het Vlaams beleid ten aanzien van ethnisch-culturele minderheden, thans het Decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid. De oorspronkelijke tekst van het decreet gebruikte het woord “allochtoon”, bijvoorbeeld door te bepalen: “Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder 1° allochtonen : personen die zich legaal in België bevinden, ongeacht of zij de Belgische nationaliteit hebben, en die tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen : (...) 14 ° integratie : het proces dat leidt tot een volwaardige en evenredige participatie van allochtonen, vluchtelingen en woonwagenbewoners aan het maatschappelijk leven.” (artikel 2, 1° en 14°, van het decreet). De eerste verzoekende partij voerde aan dat zij als in België geboren Deense die naturalisatie had verkregen volwaardig Belg was, in een officiële overheidsakte als “allochtoon” werd aangemerkt hetgeen zij beschouwde als beledigend en strijdig met het gelijkheidsbeginsel (A.1.1). In arrest nr. 133/99 overwoog het Hof in B.4.3 in verband met het belang van de eerste verzoekende partij: “B.4.3. Het door de verzoekster aangevoerde morele nadeel, dat erin bestaat dat zij het “beledigend en strijdig met het gelijkheidsbeginsel [acht] dat zijzelf als volwaardig Belg in een officiële overheidsakte wordt aangemerkt als allochtoon”, verwijst in essentie naar haar persoonlijke appreciatie van het decreet en naar de gevoelens die dat decreet bij haar oproept. De bewering dat “de bestreden norm haar zal stigmatiseren als allochtoon” wordt door haar door geen enkel feit gestaafd en kan evenmin worden toegeschreven aan de bestreden norm, vermits deze een structureel kader bepaalt. In dit decreet wordt geen enkel recht toegekend aan wie dan ook. Men creëert enkel een specifiek instrumentarium om mensen die achtergesteld zijn, zich in een zwakke maatschappelijke positie bevinden en niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving, te laten bijbenen” (Hand. Vlaams Parlement, 1997-1998, nr. 36, 1 april 1998, p. 13). Het decreet legt de verzoekster geen enkele verplichting op. De term “allochtonen”, bedoeld in artikel 2, 1°, van het bestreden decreet is, net zoals de term “inwijkelingen”, bedoeld in artikel 5, § 1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, een algemeen en neutraal begrip en heeft in se geen stigmatiserend effect. Het Hof merkt bovendien op dat het nationaliteitscriterium evenmin in aanmerking werd genomen “aangezien een groeiend aantal leden van deze doelgroep de Belgische nationaliteit verwerft” (Parl. St., Vlaams Parlement, 1997-1998, nr. 868/1, p. 4).” (ii) Het arrest is te dezen niet relevant Het Hof werpt op dat “[d]e bewering dat “de bestreden norm [verzoekster] zal stigmatiseren als allochtoon” door [verzoekster] door geen enkel feit [wordt] gestaafd”. Dat komt erop neer dat de vereisten van artikel 142, derde lid, van de Grondwet en van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 niet werden nageleefd. Deze vaststelling volstaat om het gebrek aan bewezen belang aan te nemen. Het principe wordt dus duidelijk als obiter dictum gebruikt. Bovendien stelt het Hof vast dat de term “allochtoon” niet stigmatiserend is. Het Hof gaat dus eigenlijk in op de grond van de zaak. Het toont ook inhoudelijk aan dat verzoekster niet ongunstig kan worden geraakt door de door haar bestreden bepaling. Het principe wordt in het besproken arrest dus overduidelijk aangewend als obiter dictum in de tweede graad. Het besproken arrest ondersteunt de conclusies dus niet. f. Arrest nr. 23/2000 van 23 februari 2000 (ethische kwestie en vervangbaarheid) (i) Inhoud van het arrest Het betrof een beroep tot vernietiging ingesteld tegen de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning. Het Hof overwoog in B.2.4 over het belang van een niet-gehuwde verzoeker: “B.2.4. De niet-gehuwde verzoeker, die zich enkel beroept op zijn hoedanigheid van gelovige, lid van de rooms-katholieke kerk, doet evenmin blijken van het vereiste belang. Het feit dat een verzoeker, op grond van een eigen appreciatie, een wet afkeurt, kan niet worden aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang”. Deze overweging betreffende een niet-gehuwde moet worden gelezen in samenhang met de voorafgaande overwegingen, die gehuwde verzoekers betreffen. Ook het belang van de gehuwde verzoekers werd door het Hof niet erkend (B.2.3). (ii) Het arrest is te dezen niet relevant Indien gehuwden geen belang hebben bij de vernietiging van de bestreden wet, dan hebben niet-gehuwden er a fortiori geen belang bij. Verzoeker brengt deze vermelding van het principe onder bij de ethische kwesties. Hij geeft toe dat het Hof het principe niet absoluut nodig had om het belang van de niet-gehuwde verzoekers af te wijzen. Het arrest moet dus eigenlijk ondergebracht worden bij de categorie arresten waar het principe vervangbaar is. De rechters-verslaggevers hebben het principe echter hard nodig om te dezen een reden te vinden om verzoeker het belang te ontzeggen. Zij zouden het principe moeilijk door een andere argumentering kunnen vervangen, en zeker niet door een redenering a fortiori. 4. Rechtspraak van het Hof waarin het principe flagrant niet wordt toegepast en er zelfs aan wordt verzaakt a. Arrest nr. 90/2010 van 29 juli 2010 Verzoeker verwijst naar arrest nr. 90/2010 van 29 juli 2010. Een verzoeker vroeg de vernietiging van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, om reden dat zijn geloofsovertuiging zich verzette tegen het gebruik van biobrandstoffen. In A.3 in fine stelde het Hof vast: “De Ministerraad verwijst naar het arrest nr. 110/99 van 14 oktober 1999 en voert ten slotte aan dat de afkeuring van een wet om redenen die verband houden met de morele waarden of met gevoelens, niet volstaat om een belang aan te tonen bij het vorderen van de vernietiging van die wet”. In B.4.2 overwoog het Hof: “De verzoeker bezit een voertuig dat alleen zou functioneren met een brandstof die wordt beoogd door de wet van 22 juli 2009. Hij is van mening dat zijn – met name godsdienstige – overtuigingen zich verzetten tegen het gebruik van de in die wet beoogde biobrandstoffen. De bestreden bepaling, in samenhang gelezen met artikel 5 van de wet van 22 juli 2009, heeft evenwel tot gevolg dat de verzoeker niet de zekerheid zal kunnen hebben dat hij de brandstoftank van zijn voertuig niet vult met een product dat biobrandstoffen bevat. De bestreden bepaling kan zijn zijn situatie dus rechtstreeks en ongunstig raken”. De verzoeker had aangevoerd, in verband met zijn geloofsovertuiging, luidens A.2.1: “Hij voert aan dat zijn geloofsovertuiging hem ertoe verplicht zijn financiële middelen aan te wenden om de hongerigen te helpen, wier aantal toeneemt wegens de productie van biobrandstoffen.” Hij betoogde verder: “Hij preciseert dat de verplichting om agrobrandstoffen te vermengen met fossiele brandstoffen, zijn toegang tot “zuivere brandstoffen” belemmert en dus afbreuk doet aan zijn recht om voor brandstoffen een koopovereenkomst te sluiten die in overeenstemming is met zijn geloofsovertuiging.” Deze uiterst subjectieve motieven werden door het Hof aanvaard. b. Gevolgen van dit arrest Het argument van de Ministerraad, die zich op het principe beriep, wordt door het Hof verworpen. Uiterst subjectieve godsdienstige overwegingen worden in aanmerking genomen. Het arrest vermeld zelfs niet tot welke godsdienst de verzoeker behoorde. Het gaat dus blijkbaar om een zeer subjectieve interpretatie, door verzoeker, van bepaalde “godsdienstige” regels. Uit het arrest kan men afleiden dat het Hof het principe overboord heeft gegooid. Het Hof had het principe met gemak kunnen toepassen maar heeft dat niet gedaan. De Beperkte Kamer zou huidig verzoeker –handelend in beide hoedanigheden – dus discrimineren indien het zijn politieke bezwaren tegen de wet zou verwerpen. c. Besluit Het principe werd door het Hof dus vrij recent overboord gegooid. Het Hof, Beperkte Kamer, kan er zich dus niet op steunen als uitsluitend en determinerend motief om verzoeker zijn belang in twijfel te trekken. In de voorafgaande rechtspleging mag het Hof zich enkel steunen, om juridische maar zeker ook om morele en deontologische redenen, op duidelijke wetteksten en op vaste rechtspraak van het Hof. Een dergelijke regel treft men aan bijvoorbeeld in artikel 28, 1, b, van het EVRM betreffende de bevoegdheid van de comités van het Europees Hof. II. WAT HET BELANG VAN DE GEMEENTE ROTSELAAR BETREFT A. ARGUMENTEN VAN DE RECHTERS-VERSLAGGEVERS De rechters-verslaggevers beschouwen het beroep dat door verzoeker namens de gemeente Rotselaar ingesteld als klaarblijkelijk niet ontvankelijk wegens ontstentenis van het vereiste belang van de gemeente in de volgende zeer summiere bewoordingen: “Afgezien van de vraag of te dezen de verzoeker namens de gemeente Rotselaar in rechte vermag te treden, lijkt het aangevoerde morele nadeel dat die gemeente zou lijden, indien het al zou bestaan, evenmin te volstaan om een belang bij de vernietiging van de bestreden wet te staven.” B. WEERLEGGING VAN DEZE ARGUMENTEN 1. Een gemeente heeft belang bij de vernietiging van een norm die haar bepaalde verplichtingen oplegt a. Arrest nr. 36/98 (i) Het arrest In arrest nr. 36/98 van 1 april 1998 overwoog het Hof in B.3.3 in verband met het belang van de gemeente Wemmel bij het bestrijden van artikel 1bis, § 4, eerste lid, en tweede lid, tweede volzin, van de wet van 14 augustus 1933 betreffende de bescherming van drinkwaters zoals ingevoegd bij artikel 34 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997: “De gemeente Wemmel kan eveneens rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door artikel 1bis, § 4, eerste lid, en tweede lid, tweede volzin, nu die bepalingen verplichtingen opleggen aan de gemeente zelf of aan de burgemeester, orgaan van de gemeente.” Bedoeld werd dus artikel 1bis, § 4, eerste lid, en tweede lid, tweede volzin, van de wet van 14 augustus 1933 betreffende de bescherming van drinkwaters zoals ingevoegd bij artikel 34 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997. In artikel 34, § 4, van genoemd decreet van 20 december 1996 luidden de door de gemeente Wemmel bestreden bepalingen als volgt (de bestreden gedeelten in het vet): “§ 4. De gemeenten de gemeentelijke regies, intercommunales en alle andere maatschappijen die instaan voor een openbare watervoorziening, voor de uitvoering van de in 3 voorziene gratis levering van leidingwater. Zij zullen aldus inzonderheid uiterlijk op 1 maart van het beschouwde jaar de gegevens verstrekken aangaande het aantal personen dat op 1 januari van het beschouwde jaar gedomicilieerd was op elk van de verschillende domicilies die zich op hun grondgebied bevinden. Met het oog op het verkrijgen van de in 3 bedoelde gratis levering, kunnen de huishoudelijke abonnees hetzij uit zichzelf, hetzij op eenvoudige vraag van de betrokken gemeentelijke regie, intercommunale of andere maatschappij die instaat voor een openbare watervoorziening, de nodige gegevens verstrekken aangaande het aantal personen dat op 1 januari van het beschouwde jaar gedomicilieerd was op het adres van de aansluiting op het openbare waterleidingnet. In voorkomend geval kan de betrokken gemeentelijke regie, intercommunale of andere maatschappij die instaat voor een openbare watervoorziening" eisen dat deze gegevens dienen geattesteerd door de burgemeester van de gemeente waarin de aansluiting op het openbare waterleidingnet is gelegen." (ii) Gevolgtrekkingen Een gemeente heeft belang bij de vernietiging van een wet, decreet of ordonnantie die haar verplichtingen oplegt. De te dezen betreden wet legt de gemeente Rotselaar verplichtingen op. Ten eerste is zij van rechtswege lid van de nieuwe “hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel”. Ten tweede moet zij zich houden aan “de nadere regels” van dit overleg die zullen worden vastgesteld in een samenwerkingsakkoord afgesloten door de gewesten. Deze nadere regels zullen de gemeente Rotselaar zwaardere verplichtingen kunnen opleggen dan deze aan de gemeenten opgelegd door de in het besproken arrest bestreden bepalingen. De gemeente Rotselaar heeft belang bij de vernietiging van de te dezen bestreden bijzondere wet. Hoe en in welke mate zij de bestreden bepalingen aanvecht behoort tot haar soevereine appreciatie als onafhankelijke macht (zie verder). b. Verzoeker heeft dit aspect van het belang van Rotselaar in zijn verzoekschrift vermeld Verzoeker schreef in zijn verzoekschrift: “Bovendien zal het lidmaatschap van de “gemeenschap” de gemeente Rotselaar verplichten tot het maken van kosten, hetzij bij het zenden van vertegenwoordigers naar de vergaderingen van de organen van de “gemeenschap”, hetzij als bijdrage waartoe zij zou kunnen verplicht worden als lid van de “gemeenschap”, in het kader van het samenwerkingsakkoord dat voorzien is in de bestreden wet.” Hij heeft dus in zijn verzoekschrift uitdrukkelijk ingeroepen dat de bestreden wet de gemeente Rotselaar verplichtingen oplegt of kan opleggen. 2. De conclusies zijn niet gemotiveerd De rechters-verslaggevers beperken zich ertoe te stellen dat de gemeente Rotselaar geen moreel belang heeft bij de vernietiging van de gedeeltelijk bestreden bepalingen. Zij zeggen niet waarom de gemeente Rotselaar geen moreel belang heeft bij de vernietiging. De rechters-verslaggevers steunen zich dus op onduidelijke motieven. Hun conclusies kunnen op dit punt dus zeker niet weerhouden worden. Het toelaten van dergelijke onduidelijke conclusies zou ertoe leiden dat het contradictoir karakter van de rechtspleging in het gedrang zou worden gebracht, nu verzoeker geen dienstig verweer kan voeren (zie en vergelijk bijvoorbeeld arrest nr. 11/2008 van 23 januari 2008, B.4). Het contradictoir karakter van de rechtspleging betreffende de voorafgaande rechtspleging is duidelijk gewild door de bijzondere wetgever, vermits hij de verzoeker toelaat een memorie met verantwoording in te dienen. 3. Het belang van Rotselaar vloeit voort uit haar onafhankelijke macht Rotselaar is een gemeente. De essentiële factoren van een gemeente zijn: een grondgebied, bewoners, eigen organen, eigen belangen. Een gemeente is een maatschap van burgers verenigd door lokale verhoudingen. Artikel [41] van de Grondwet belast de gemeenteraden met het regelen van de gemeentelijke belangen. Het beginsel van de gemeentelijke autonomie bevat de erkenning van de gemeentelijke macht als onafhankelijke macht (arrest nr. 13/91 van 28 mei 1991, 4.B.2). De bestreden bepalingen beperken de bevoegdheden van de gemeente Rotselaar. Zij bemoeilijken het gemeentelijk beleid inzake het Vlaams karakter van de gemeente Rotselaar of maken deze politiek onmogelijk. De gemeente Rotselaar kan niet meer zelfstandig bepalen dat zij een typisch Vlaamse gemeente is, vermits zij, krachtens een bijzondere wet die alleen nog maar kan worden gewijzigd met de meerderheid bedoeld in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet, lid is van een “gemeenschap” die “van Brussel” is. Zij behoort dus in zekere en onduldbare zin tot een ander gewest en zelfs tot een ander taalgebied. De gemeente Rotselaar zal bijvoorbeeld niet meer waarheidsgetrouw kunnen bepalen in het reglement van een gemeentelijke bibliotheek of van een andere instelling: “Deze (bibliotheek) is, als (bibliotheek) van een Vlaamse gemeente, ...”. De gemeenteraad van Rotselaar zal, om zijn burgers niet te moeten beliegen, in een dergelijk reglement moeten stellen: “Deze (bibliotheek) is, als (bibliotheek) van een Vlaamse gemeente die evenwel behoort tot de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel ...” Dat is een complete aantasting van de gemeentelijke macht als onafhankelijke macht van de gemeente Rotselaar. 4. Er is ook een materieel-moreel belang In verband met het belang van de gemeente Rotselaar wierp verzoeker in zijn verzoekschrift ook een vermengd materieel-moreel belang op. Verzoeker schreef inderdaad: “Bovendien zal het lidmaatschap van de “gemeenschap” de gemeente Rotselaar verplichten tot het maken van kosten, hetzij bij het zenden van vertegenwoordigers naar de vergaderingen van de organen van de “gemeenschap”, hetzij als bijdrage waartoe zij zou kunnen verplicht worden als lid van de “gemeenschap”, in het kader van het samenwerkingsakkoord dat voorzien is in de bestreden wet. Deze kosten kunnen alleen maar verantwoord worden wanneer zij niet bijdragen tot de minstens gevoelsmatige territoriale aanspraak van “Brussel” op Vlaams-Brabant die de bestreden wet impliceert. De gemeente Rotselaar heeft er, als Vlaams gemeente, belang bij dat zij niet wordt opgenomen in een overlegorgaan dat “van Brussel” is.” Op dit argument antwoorden de rechters-verslaggevers niet. Dat bewijst eens te meer dat hun conclusies op dit punt niet gemotiveerd zijn en afbreuk doen aan het contradictoir karakter van de voorafgaande rechtspleging. Ten slotte stelt verzoeker, handelend in naam van de gemeente Rotselaar krachtens artikel 194 van het Gemeentedecreet, alleen reeds door de instelling van het beroep tot vernietiging, dat het van gemeentelijk belang is voor de gemeente Rotselaar een bepaling te bestrijden die haar bevoegdheden op enigelei wijze aantast op een wijze die, krachtens de artikelen 41, eerste lid, en 162, tweede lid, 2°, van de Grondwet, door het Hof niet in de plaats van de gemeente Rotselaar kan worden beoordeeld, vermits het Hof in tegenstelling tot verzoeker niet in de plaats van de gemeente Rotselaar kan treden. Het Hof was zeer mild omtrent het belang van de gemeente Lontzen in arrest nr. 114/2001 van 20 september 2001. Het Hof overwoog: “B.2.2. De door de verzoekende partij (de gemeente) bestreden bepaling somt op beperkende wijze de negen gemeenten op, op wier grondgebied een casino zal kunnen worden uitgebaat. De verzoekende partij is een gemeente die zich niet op een van de negen door de wet bepaalde grondgebieden bevindt. Zij heeft bijgevolg een voldoende belang om de bestreden bepaling aan te vechten.” Het Hof heeft hier niet gesteld, zoals te dezen de rechters-verslaggevers, dat het aangevoerde morele nadeel dat die gemeente zou lijden, indien het al zou bestaan, evenmin volstaat om een belang bij de vernietiging van de bestreden wet te staven. III. MEER ALGEMENE BESCHOUWINGEN EN BESLUIT 1. Meer algemene beschouwingen Verzoeker werkt hierna zijn verzoekschrift verder uit. Verzoeker, als Vlaming en als inwoner van Vlaams-Brabant alsook de Vlaams-Brabantse gemeente Rotselaar, hebben er belang bij dat er wordt opgetreden tegen de de jure of de facto uitbreiding van de grenzen van het Brussels Gewest. De bestreden norm breidt “Brussel” de iure en de facto uit tot de gehele vroegere provincie Brabant. De inwoners en de gemeenten van Vlaams-Brabant behoren door de bestreden norm tot een instelling die een “gemeenschap van Brussel” is. Men denke aan het volkenrechtelijk rechtsbeginsel “uti possidetis juris ita possideatis”. En aan het plan-B. De Vlaamse regering heeft in deze aangelegenheid stelling ingenomen. In de Octopusnota, opgenomen in het Vlaams regeerakkoord van 15 juli 2009 (Parl. St., Vlaams Parlement, B.Z. 2009, nr. 31/1, blz. 107 en volgende), verklaart de Vlaamse Minister-president dat hij respect wil voor het territorialiteitsbeginsel en het principe van de niet inmenging. “Binnen eenzelfde territorium is maar één overheid bevoegd met uitsluiting van elke andere overheid.” En verder: “De Vlaamse overheid verwerpt dan ook elk initiatief dat ingaat tegen onze vraag naar respect voor het Nederlandstalige karakter van de rand rond Brussel en de territoriale integriteit van Vlaanderen. Ik wil sterk benadrukken dat we geen enkel initiatief zullen dulden dat ertoe leidt dat het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt uitgebreid, of dat de Franse Gemeenschap brevoegdheden krijgt in Vlaanderen. Uiteraard kan er niet ontkend worden dat Brussel een belangrijk sociaaleconomisch hinterland heeft dat zich grotendeels situeert in Vlaanderen waardoor grensoverschrijdende vraagstukken ontstaan. Toch is er vanuit juridisch, sociaaleconomisch of planologisch oogpunt geen enkele reden om de grenzen van het Brussels gewest de iure of de facto uit te breiden” (Parl. St., Vlaams Parlement, B.Z. 2009, nr. 31/1, blz. 112). In het licht van deze politieke gegevens kan niet worden ontkend dat de oprichting van de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel in strijd is met de visie die Vlaanderen er op dat vlak op nahoudt. Verzoeker heeft er als inwoner van Vlaams-Brabant belang bij dat het Vlaams karakter van Vlaams-Brabant gevrijwaard wordt. Dat belang is ten minste even geldig als dat van de biobrandstoffenhater uit arrest nr. 90/2010 van 29 juli 2010. Indien godsdienstige en/of filisofische motieven een voldoende belang opleveren dan moeten zelfs politieke motieven eveneens aanvaard worden. Dat geldt in nog hogere mate voor de gemeente Rotselaar. Artikel 2, eerste lid, van het Gemeentedecreet bepaalt: “De gemeenten beogen om op het lokale niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied. Overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet zijn ze bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang voor de verwezenlijking waarvan ze alle initiatieven kunnen nemen.” Daaronder valt dus duidelijk de strijd voor het behoud van het Vlaams karakter van de gemeente Rotselaar. Die strijd belangt de inwoners van Vlaams-Brabant en van Rotselaar rechtstreeks aan. Hij moet er toe leiden dat het Frans in hun gemeente(n) niet zal worden ingevoerd als tweede taal. Vlaamse parlementsleden hebben er terecht op gewezen: “Met het oprichten van de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel wordt, zij het vooralsnog eerder embryonaal, voor het eerst vorm gegeven aan het uitsmeren van de “Brusselse olievlek” over heel de provincie Vlaams-Brabant en wordt op die wijze de (...) splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in zekere zin voor een stuk ongedaan gemaakt” (Parl. St., Vlaams Parlement, 2011-2012, nr. 1681/1, blz. 3). De gemeente Rotselaar zou er bovendien belang bij hebben de bestreden bijzondere wet in haar geheel te bestrijden. De gemeente Rotselaar, die van rechtswege lid is van de opgerichte “gemeenschap”, wordt inderdaad gediscrimineerd ten opzichte van o.a. de provincie Vlaams-Brabant, die vrij kan toetreden tot deze “gemeenschap”. Men ziet niet in hoe het redelijk kan worden verantwoord dat een een gemeente wel en een provincie niet van rechtswege lid moet zijn van de opgerichte gemeenschap. Overeenkomstig de interpretatieregel “wie het meerdere mag, mag het mindere” moet men aannnemen dat de gemeente Rotselaar belang heeft bij een minder verregaande vernietiging van de bestreden bepalingen. De gemeente Rotselaar, waarvan het Vlaamse karakter wordt uitgehold, heeft er belang bij de bestreden normen te bestrijden daar waar het Vlaamse karakter van de provincie Vlaams-Brabant in veel mindere mate wordt aangetast, vermits zij niet tot deze “gemeenschap” moet behoren. Dat is dus ook een vorm van discriminatie. De beschouwingen betreffende het belang van de gemeente Rotselaar worden ten overvloede gegeven. De conclusies zijn met betrekking tot het belang van de gemeente Rotselaar niet gemotiveerd. Zij moeten om die reden op dat punt verworpen worden. 2. Besluit De arresten van het Hof die het principe in ethische kwesties bezigen mogen te dezen niet ingeroepen worden. Hetzelfde geldt voor de arresten waarin het principe als obiter dictum voorkomt. De conclusies zijn met betrekking tot het belang van de gemeente Rotselaar niet gemotiveerd. Het Grondwettelijk Hof, Beperkte Kamer, moet dus toepassing geven aan artikel 71, laatste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. Om deze redenen, Behage het het Grondwettelijk Hof, Beperkte Kamer, Toepassing te geven aan artikel 71, laatste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof. Met de meeste eerbied, Rotselaar, 2 oktober 2012 Voor eensluidend verklaard afschrift: Boyke |
![]() |
![]() |
![]() |
#22 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 8 juni 2005
Locatie: Brussel
Berichten: 21.945
|
![]() Citaat:
Het is een lege doos, en het zal een lege doos blijven.
__________________
Met democratie maak je van een paard, een Romeinse consul. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#23 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 4 juli 2004
Berichten: 82.096
|
![]() Ik denk ook dat dat spullement een lege doos is, die enkel gediend heeft om iemand te sussen.
Met andere woorden: men heeft aan één gemeenschap uitgelegd dat dit 'iets is in hun voordeel', en aan de andere gemeenschap 'niet bang zijn, dit is een lege doos'. In het algemeen hou ik niet van dergelijke truken. Ik hou, in mijn persoonlijke èn in wij werkrelaties, van klare wijn. Absolute transparantie. Een gegeven woord is een gegeven woord. Goede rekeningen maken goede vrienden. Eén van de slechtste voorbeelden van eenzelfde begrip anders uit te leggen aan twee partijen, zijn de faciliteiten. Aan de ene gemeenschap: een eeuwigdurend recht dat kan uitmonden in de annexatie aan de andere gemeenschap/ander gewest. Aan de andere gemeenschap: een tijdelijke individuele gelegenheid om zich langzaam maar zeker te kunnen aanpassen ... Foei !! .
__________________
Vlaanderen is niet van iedereen. Vlaanderen is enkel van hen die een inspanning doen om ertoe te behoren. De grendel-grondwet moet wijken om eindelijk de broodnodige veranderingen te kunnen doorvoeren. Nadien kan de grondwet herstemd worden. Dat is nog gebeurd. Ik heb de partij gesticht op drie lijnen: Vlaams en Europees, vrij en verantwoordelijk, en sterk en sociaal. Vandaag is dat de grondstroom in Vlaanderen. Geert Bourgeois (N-VA) |
![]() |
![]() |
![]() |
#24 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 19 april 2006
Locatie: Zele
Berichten: 44.678
|
![]() Citaat:
__________________
multiculturele samenleving: de vrijheid van elk individu om zijn cultuur te beleven binnen de grenzen van de wetten van het land. We moeten blijven hopen, blijven geloven in het goede in de mens. Anders lopen we ons vast in een cynisch, zelfdestructief wereldbeeld waar een wit-zwart denken regeert. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#25 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 16 januari 2011
Berichten: 41.742
|
![]() @Boyke
Wie betaalt die juridische kosten die in naam van de Gemeente Rotselaer worden gemaakt in deze ? Uit welk budget wordt dat gepuurd ?
__________________
![]() Stemtip federaal: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Vlaams: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Europa: PVDA. Stop genocide ! Ooit was Bart De Wever de dikke steur vol eitjes voor N-VA; nu is hij de vis die de vijver levenloos maakt. Laatst gewijzigd door ViveLaBelgique : 4 oktober 2012 om 09:05. |
![]() |
![]() |
![]() |
#26 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 4 maart 2009
Locatie: De Verenigde Nederlanden
Berichten: 43.577
|
![]() Citaat:
__________________
Weet nu dan dat uw stem door niemand wordt aanhoord Zolang gij stamelend bidt of bedelt bij de poort. Laatst gewijzigd door quercus : 4 oktober 2012 om 09:03. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#27 |
Banneling
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
|
![]() @ViveLaBelgique
Ik betaal die kosten Vive, ik. Alhoewel, voor het Grondwettelijk Hof zijn er geen kosten, alleen de kosten van de aangetekende brieven. |
![]() |
![]() |
![]() |
#28 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 23 mei 2007
Berichten: 35.677
|
![]() Boyke, niet anders te doen ?
anders mag je van mij eens een brief schrijven voor de retributie die de overheid int bij de farmaceutische distributie van geneesmiddelen maar niet bij de ziekenhuizen, wat in se een discriminatie inhoudt. Bovendien wordt de ambulatoire zorg in rusthuizen op die manier onheus getaxeerd. Er moet daar toch wel ook een grondwettelijke lacune bestaan ? Hoe pak je dat aan ? |
![]() |
![]() |
![]() |
#29 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 16 januari 2011
Berichten: 41.742
|
![]() Heeft U een mandaat van de gemeente Rotselaer voor deze actie ?
__________________
![]() Stemtip federaal: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Vlaams: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Europa: PVDA. Stop genocide ! Ooit was Bart De Wever de dikke steur vol eitjes voor N-VA; nu is hij de vis die de vijver levenloos maakt. |
![]() |
![]() |
![]() |
#30 |
Banneling
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
|
![]() @ViveLaBelgique
Neen Vive, maar ik steun mij op artikel 194 van het Gemeentedecreet: “Als het college van burgemeester en schepenen of de gemeenteraad niet in rechte optreden, kunnen een of meer inwoners in rechte optreden namens de gemeente, mits zij onder zekerheidstelling aanbieden om persoonlijk de kosten van het geding te dragen en in te staan voor de veroordeling tot schadevergoeding of boete wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep die kan worden uitgesproken. Dit recht staat ook open voor de rechtspersonen waarvan de maatschappelijke zetel in de gemeente is gevestigd. De gemeente kan over het geding geen dading aangaan of er afstand van doen zonder instemming van degene die het geding in haar naam heeft gevoerd.” |
![]() |
![]() |
![]() |
#31 |
Banneling
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
|
![]() @brother paul
Laat mij weten welke wetten of besluiten die discriminatie in het leven roepen. Dan kunnen we meer zeggen. Maar daartegen zouden de rusthuizen bijvoorbeeld moeten optreden he paul. Maar laat het me weten! |
![]() |
![]() |
![]() |
#32 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 8 juni 2005
Locatie: Brussel
Berichten: 21.945
|
![]() Citaat:
(niet dat ik verwacht dat dit ook zou gebeuren, hé)
__________________
Met democratie maak je van een paard, een Romeinse consul. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#33 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 19 april 2006
Locatie: Zele
Berichten: 44.678
|
![]() Citaat:
In ieder geval, deze lege doos zal, net zoals het Brussels Gewest, geen lege doos blijven. Toch niet in een Belgisch bestel en met catastrofale gevolgen voor de Nederlandstaligen en het Nederlands in Vlaams-Brabant, net zoals wat er in Brussel is gebeurd. De Vlaamse traditionele partijen hebben al lang Brussel laten vallen en doen dat nu weer met Vlaams-Brabant. De Franstalige Brusselse rechters in HV zijn daar trouwens een onderdeel van.
__________________
multiculturele samenleving: de vrijheid van elk individu om zijn cultuur te beleven binnen de grenzen van de wetten van het land. We moeten blijven hopen, blijven geloven in het goede in de mens. Anders lopen we ons vast in een cynisch, zelfdestructief wereldbeeld waar een wit-zwart denken regeert. Laatst gewijzigd door vlijmscherp : 4 oktober 2012 om 13:12. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#34 | |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 16 januari 2011
Berichten: 41.742
|
![]() Citaat:
Je antwoordt "neen" op mijn vraag en je argumenteerde "ja". Ik hoop dat ze jou plunderen wegens tergend geding. De rechtbanken zijn nu al overbelast. Als je jouw rechten wil laten gelden moet je de rechtsgang volgen.
__________________
![]() Stemtip federaal: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Vlaams: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Europa: PVDA. Stop genocide ! Ooit was Bart De Wever de dikke steur vol eitjes voor N-VA; nu is hij de vis die de vijver levenloos maakt. Laatst gewijzigd door ViveLaBelgique : 4 oktober 2012 om 13:19. |
|
![]() |
![]() |
![]() |
#35 | |
Eur. Commissievoorzitter
Geregistreerd: 27 september 2010
Berichten: 8.654
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#36 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 19 april 2006
Locatie: Zele
Berichten: 44.678
|
![]() Ik dacht van wel, het is de garantie van de Franstaligen dat het er doorkomt.
__________________
multiculturele samenleving: de vrijheid van elk individu om zijn cultuur te beleven binnen de grenzen van de wetten van het land. We moeten blijven hopen, blijven geloven in het goede in de mens. Anders lopen we ons vast in een cynisch, zelfdestructief wereldbeeld waar een wit-zwart denken regeert. |
![]() |
![]() |
![]() |
#37 | |
Staatssecretaris
Geregistreerd: 14 februari 2011
Berichten: 2.565
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#38 | |
Banneling
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
|
![]() Citaat:
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
#39 |
Perm. Vertegenwoordiger VN
Geregistreerd: 11 juni 2010
Berichten: 15.948
|
![]() Mijn gemeenschap of het nu met een Vlaamse, Waalse of Duitstalige is, zal er niet onder lijden.
|
![]() |
![]() |
![]() |
#40 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 16 januari 2011
Berichten: 41.742
|
![]() Leer eens lezen. Je moet de rechtsgang volgen. Dit is eerst de zaak aanhangig maken bij het college van burgemeester en schepenen.
__________________
![]() Stemtip federaal: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Vlaams: PVDA. Stop genocide ! Stemtip Europa: PVDA. Stop genocide ! Ooit was Bart De Wever de dikke steur vol eitjes voor N-VA; nu is hij de vis die de vijver levenloos maakt. |
![]() |
![]() |